Jasper Schaaf studeerde vanaf 1970 filosofie in Groningen. In de tijd dat je de faculteit rustig vol kon hangen met actiemateriaal en marxistische teksten. Maar er was toen ook veel serieuze studie naar de grotere filosofische thema’s. De filosofie van Jürgen Habermas versus Karl Popper bijvoorbeeld.
Schaaf studeerde af op de nu vrij onbekende filosoof Joseph Dietzgen (1828-1888), Hij was autodidact, handwerksman, leerlooier maar ook allereerste persoon die – afgezien van Friedrich Engels – een serieuze recensie schreef over Marx’ hoofdwerk ‘Das Kapital’. Op Dietzgens filosofie promoveerde Schaaf in 1993.
In de werken van Marx zul je geen kant-en-klaar idee aantreffen hoe een revolutie zich zal voltrekken of hoe een socialistische maatschappij of het communisme er precies uit zouden moeten zien. ‘Ik ben geen profeet’, zei hij soms. Ook een uitgewerkte staatstheorie schreef hij nooit. Het gaat hem om de maatschappelijke ontwikkeling beter te begrijpen. Om daarmee de macht te vergroten van de onderdrukten, met name de opkomende arbeidersklasse die vaak moest werken en wonen in erbarmelijke omstandigheden.
In Marx’ vroege werk lees je een enorme morele gedrevenheid. Hij verzet zich tegen het egoïsme dat de drijfveer is van het kapitalisme. En tegen de maatschappelijke vervreemding.
Ja, die vervreemding: als Marx nu zou leven zou hij kunnen wijzen op de vervreemding door de sociale media. Het zijn door mensen bedachte uitvindingen, die echter de mens zelf lijken te overheersen. Wel bedacht en in dank aanvaard, maar nu kan vrijwel niemand ermee stoppen. Voor je het weet worden mensen op sleeptouw genomen door eigen scheppingen, die ze niet meer los kunnen laten. Zelf bedacht, maar niet de baas erover. Of zie de arbeid: vaak keihard werken, maar waarom nog maar weer? Wie bewaakt nog de balans?
Marx spreekt ook over vrijheid. Hij analyseert de veranderende politieke verhoudingen met daarin de grote rol van de kapitalistische economie en de nieuwe vormen van techniek, die ongekende productiemogelijkheden scheppen. Hij legt daarmee nadruk op de objectieve, materiële kant van een veranderingsproces waar de vrijheidsmogelijkheden mee samen blijken te hangen. Met als grote adder onder het gras dat deze potentiële groei van vrijheid vooralsnog een groeiende tegenstelling inhoudt, namelijk tussen kapitaal en arbeid, tussen uitbuiter en uitgebuit worden. De productieve mogelijkheden groeien met de dag, maar de ongelijkheid tussen arm en rijk ook.
Is dit verouderd? Dat kun je niet volhouden bij de nog bestaande grote tegenstelling tussen arm en rijk. Denk aan de verdere gevolgen van de ongelijkheid, zoals de oorlogen die nog altijd gevoerd worden. Marx kiest hier voor een politieke richting, die hij in zijn theorie onderbouwt. Mensen die onder armoede en ongelijkheid lijden moeten zich verenigen, samen met ieder die solidair is. Maak de rijkdom de rijkdom van alle mensen. Dat noemt men dan waarschijnlijk socialistisch, communistisch, anarchistisch of nog wat anders. Het is dan humaan en solidair, waarbij verschillende maatschappijmodellen en uiteenlopende persoonlijke keuzes mogelijk zijn.
Zo’n openheid laat Karl Marx in zijn werk zeker toe. Tijdens ‘Commune van Parijs’, in 1871, stelt hij duidelijk dat het volk zijn eigen vormen van macht kan en moet kiezen. Je moet die niet vanuit een theorie of iets dergelijks, niet van bovenaf willen voorschrijven.
Zo wil Marx de wereld en de economische structuur veranderen. Dat klinkt heel groot en nieuw. Tegelijk sluit deze politieke visie in hoge mate aan bij ideeën die al bestonden. Woorden als socialisme, communisme, sociale democratie, utopie, arbeidersklasse en klassenstrijd vindt hij niet uit, maar krijgen een plek in zijn betoog.
Het ‘Communistische Manifest’ noemt de historische taak van de arbeidersklasse te strijden voor een klasseloze maatschappij, zonder onderdrukking en uitbuiting, maar dit boekje sluit ook aan bij politieke eisen die toen al door andere arbeidersleiders werden genoemd en vaak vandaag de dag nog actueel zijn.
Zo staan in dit ‘Manifest’ naast de doelen van structurele verandering eisen ten aanzien van burgerlijke vrijheden, verbod op kinderarbeid, recht op kosteloze opvoeding van alle kinderen, gezamenlijke grondeigendom, progressieve belastingen, centralisatie van het bankwezen, gemeenschappelijke fabrieken en andere herkenbare antikapitalistische punten.[1] Ook duiken bij Marx en Engels vragen op over goede huisvesting voor alle gezinnen. En niet te vergeten de kwestie van oorlog en vrede. Immers, de opgetrommelde soldaten waren jongens en mannen uit het gewone volk die gedwongen werden de belangen van de rijken te dienen.
Programma’s van tal van bewegingen in binnen- en buitenland laten vaak vergelijkbare strijdpunten zien. Al honderden jaren lang. Dat is niet zozeer omdat er weinig veranderd is op de wereld, maar omdat het de zaken zijn waar iedereen mee te maken heeft en de als onrecht ervaren verschillen pijnlijk gevoeld en altijd besproken worden.
De ongelijkheid in rijkdommen, kansen, rechten en vrijheden doemt steeds weer op. Marx duidt die ongelijkheid resoluut als uitvloeisel van de kapitalistische productiewijze. Hij wil de eeuwenlang durende strijd beslechten door een structurele verandering van de economie, als stap naar een maatschappijhervorming waar niet langer slechts enkelen de dienst uitmaken.
Praktische politiek, ‘Eendracht maakt macht’, slogan of meer …?
Marx gaat ervan uit dat bij maatschappijverandering in hoge mate rationele sociale sturing mogelijk is, mits de socialistische organisaties en groepen voldoende macht bundelen. Dat de praktijk weerbarstiger is, wist hij, maar bleef doorzoeken naar de mogelijkheden.
Daarbij kunnen de arbeidersorganisaties en actiegroepen verschillende vormen aannemen. Niet alles hoeft op dezelfde manier. Friedrich Engels zei een keer: ‘Het is onzin de beweging in alle landen op dezelfde manier vorm te willen geven.’[2]
Marx’ politieke visie berust bij tal van kwesties op twee invalshoeken. De eerste vormt de grondige analyse van het kapitaal met zijn vormende kracht én systeemzwakten. De tweede zijn de politieke krachtsverhoudingen, de tegenspraak tussen arbeid en kapitaal, vertaald in tal van concrete politieke gevechten, de sociale strijd overal ter wereld.
Een analyse van de maatschappelijke krachtsverhoudingen is nooit af, de wereld verandert waar je bij staat of liever waar je middenin zit. Dus moeten de generaties na Marx de analyse altijd opnieuw actualiseren. Blijven nadenken over de mogelijkheid van de afschaffing of eerst de tempering van ‘het loonsysteem’. Kwesties als de klimaatverandering en de grote ongelijkheid op veel terreinen wijzen op een grote urgentie, dus op de noodzakelijkheid hier verder mee te komen en meer te doen dan alleen een kritiek of visie te presenteren.
Er rest nog een principiële vraag. Kan het kapitalistische stelsel behalve aangepast, ooit opgeheven worden als leidend productiestelsel?
Maar stel zo’n vraag ook eens omgekeerd: is het voorstelbaar dat een stelsel onophefbaar is, ook als het steeds maar doorgaat zowel de natuur als grote groepen mensen aan zich te onderwerpen? Kan een systeem de eeuwigheid in pacht hebben? Dat zou dan duiden op een sterke vervreemding van de mens die dit stelsel zelf schept, maar het helemaal niet beheerst.
Is het bestaan van de kapitalistische maatschappij zo gewoon geworden dat het bestaan ervan helemaal vanzelfsprekend is? Inclusief de armoede, de vervuiling, de oorlogen en andere grote hardnekkige maatschappelijke tegenstellingen?
Marx meent hier tegenover: ga het vanzelfsprekende opheffen: maak het eerst niet zo vanzelfsprekend meer. Dat leidt tot ideeën over alternatieven, creatieve opvattingen die geen dogma mogen worden. De werkelijke strijd moet zich richten tegen de barrières die dan naar voren komen. Als de lange weg die te gaan is steeds activerend wordt benaderd, is er sprake van een ‘permanente revolutie’, een term die Marx en Engels al gebruiken.[3]
Organisaties zoals partijen, vakbonden, actiecomités én kritische personen kunnen structureel hechter en veelzijdiger samenwerken dan nu regel is. Centraal en lokaal.
Samenwerken, dan spreek je over praktijk én theorie. Er zijn een sterke democratische macht en solidariteit nodig van organisaties en mensen op veel terreinen. Misschien zou je moeten streven naar een soort gelaagd model van samenwerken, waarin linkse partijen en bewegingen afspreken langdurig te gaan samenwerken, maar wel hun zelfstandigheid en identiteit behouden. Werken aan sociale, democratische machtvorming.
In dat geval ontstaat een soort Links blok of Linkse Beweging, waarin verschillende partijen en organisaties samenwerken, die wel hun identiteit behouden. Samen acties, discussies, scholingen en samenwerken bij verkiezingen. Vooral ook het eigen gezicht bewaren en ontwikkelen: dat is er niet voor niets, het vertolkt vaak sterke tradities en belangen.
Maar ook niet te snel denken dat je niet verder kunt als je het niet met alles eens bent. Want dat laatste gebeurde veel te vaak in de geschiedenis van de arbeidersbeweging. Dat men bleef staan op het eigen gelijk en pas wilde samenwerken als de ander zou toegeven. Dat leidde keer op keer tot een heilloze verdeeldheid, ook onder volgelingen van Marx.
Dat kan veel slimmer. Maak werk van Marx’ inzicht dat sociale machtsvorming essentieel is: ‘Proletariërs van alle landen, verenig je!’
Marx, wat blijft …?
Als afsluiting verworvenheden van de denker Marx op een rij. Veel ervan is niet zo uniek, maar al deze punten in samenhang gezien zijn wel.
(Als eerste) 1 – Uitgaan van een onbevangen historische analyse van de machtsverhoudingen. Veel boeken van Marx met dergelijke analyses en politieke geschriften zijn vertaald in het Nederlands en bijvoorbeeld antiquarisch goed verkrijgbaar.
2 – Materiële, sociaaleconomische situaties bepalen in hoge mate het denken en zelfbewustzijn van de mens. Inclusief de neerslag ervan in onderwijs en cultuur.
3 – Het kapitalistische productiestelsel creëert veel vormen van uitbuiting en onderdrukking. Om de kansen op verandering moet je dat stelsel bestuderen, zijn kracht en zwakte onderzoeken.
4 – De drijvende sociaalethische drijfveer van Marx vanaf zijn vroege werk is de kritiek op de vervreemding en onmacht van de mensen. Wat dat betreft bouwt Marx voort op Kant en Hegel en blijft er altijd een lijntje bestaan met de ideeën van Feuerbach.
5 – Eenheid van actie en reflectie, praktijk en theorie. Door het praktisch handelen ontdek je ook meer theoretische mogelijkheden. Macht, handelen en kennis vormen een wisselwerking.
6 – Voor verandering en machtsvorming is gezamenlijkheid nodig. ‘Proletariërs aller landen verenig je!’ betekent meer dan een aardige actieleuze. Het gaat om de politiek die de wereld wil veranderen. Dat het kapitalistisch stelsel zwakten kent betekent nog niet dat het vanzelf instort, zoals men soms wel dacht. Maar dat eendracht meer macht maakt, is wel zeker.
7 – Marx biedt geen afgeronde staatsfilosofie, veeleer houdt hij vast aan wat hij noemt ‘de afschaffing van het loonsysteem’. Dat is de kapitalistische productiewijze. Niet de markt moet centraal staan, maar de werkelijke behoeften van de mens.
8 – Marx is politicus, maar zijn filosofische inzichten werken door in zijn hele werk. Hij blijft het doel van de opheffing van de vervreemding noemen, ook in ‘Das Kapital’.
Nu zullen er mensen zijn die zeggen ‘Is dat alles, deze theoretische brokstukken?’ Maar in een tijd als de onze, een tijd van verbrokkeling en individualisering zouden deze brokken wel eens de ingrediënten kunnen zijn waarmee een krachtige sociale politieke visie voor de middellange termijn kan worden geformuleerd. Sterkere samenwerking, sterkere politiek.
Een betere en socialere samenleving is mogelijk. Laagbetaalde werkers ruimen de rommel van de rijkdom op. Is het voorstelbaar dat een stelsel onophefbaar is, dat het steeds maar doorgaat zowel de natuur als grote groepen mensen aan zich te onderwerpen? De grote machtsvragen die politiek van belang zijn, betekenen niet dat de kleinschalige en deelsuccessen minder belangrijk zijn. Grote stappen vragen ook om kleine. Marx is geen profeet. De generaties na hem moeten zowel de analyse altijd opnieuw actualiseren als de strijd weer aangaan. Proletariërs, werkers, ‘gewone mensen’ van alle landen, verenig je!
[1] In Het communistisch manifest, zie vooral hoofdstuk II, Proletariërs en communisten, in MEW, deel 4, pp. 474-482.
[2] Friedrich Engels, Brief aan August Bebel, 19 november 1892, in MEW, deel 38, p. 518.
[3] Zie bijvoorbeeld Karl Marx, Friedrich Engels, Ansprache der Zentralbehörde an den Bund vom März 1850, in MEW, deel 7, pp. 247-248.
Actief socialisme en vrijheid
Een aantal jaren werkte Jasper Schaaf aan het politiek-filosofische thema ‘macht, vrijheid, de staat en de politiek’. In november 2018 is dat onderzoek (voorlopig) afgerond met de publicatie van het boek ’Actief socialisme en vrijheid’. Twee subtitels zeggen nog meer over de conclusies: Pleidooi voor hechtere linkse samenwerking, en ook: Doorbreek de vanzelfsprekendheid. Dat laatste slaat op het kapitalisme als systeem. Deze oproep sluit aan bij Marx’ formulering: ‘Afschaffing van het loonsysteem’.
Het boek kent een zekere tweedeling. Het begint met tien hoofdstukken over politieke denkers: de klassieke Chinese filosofie, Aristoteles, Spinoza, Rousseau, Dietzgen, Marx, Gramsci en Luxemburg en Sivaraksa. Hierbij wordt tevens een hoofdstuk gewijd aan het klimaat en de noodzaak van sociale rechtvaardigheid.
Deze hoofdstukken, die veel zeggen over machtsvorming, gaan vloeiend over in beschouwingen over de consequenties voor een werkelijk progressieve, socialistische politiek. Conclusie: er wordt niet consequent genoeg gewerkt aan sociale en democratische machtsvorming. Hoewel eenheid verkrijgen moeilijk lijkt in een individualistische tijd, kan toch gesteld worden dat de socialisten (in de brede zin van het woord) kansen laten liggen. Vandaar het pleidooi voor een hechtere linkse samenwerking. In kader van dit onderzoek waren er meer publicaties. De vindplaatsen daarvan staan in het boek.
Wouter ter Braake zegt
Helder betoog, hoopvol ook. En ondersteunend als er twijfel zijn stem laat horen. Dank Jasper.
bolletje zegt
Ik vraag me af, of Marx bekend was met boeddhisme.
Ik denk het niet, btw. Al zal hij wel geweten hebben wat het is, denk ik. Shopenhauer kende het, via via. Hij had zelfs een boeddha beeld, in zijn studeerkamer staan. Dat was toen nog niet mainstream. Dat was toen heel uniek.( Nu heeft ieder huishouden negentien boeddha’s staan )
Maar zowel vroege anarchisten, als marxisten, zijn opgevoed voornamelijk met Hegel. Dus met Europese, Duitse romantiek.
Ik geloof wel dat er een weleens lijntje wordt getrokken, van de individualistische anarchist Stirner, naar boeddhisme toe. Een anarchist, die gaat over de eigen bevrijding en onthechting van spullen. Maar ook hij kwam voort uit Hegelianism