Even voorstellen. Jasper Schaaf, vanaf 1970 filosofie gestudeerd in Groningen. In de tijd dat je de faculteit rustig vol kon hangen met actiemateriaal en marxistische teksten.
Maar er was toen ook veel serieuze studie naar de grotere filosofische thema’s. De filosofie van Jürgen Habermas versus Karl Popper bijvoorbeeld.
Zelf ben ik afgestudeerd op de nu vrij onbekende filosoof Joseph Dietzgen (1828-1888), Hij was autodidact, handwerksman, leerlooier maar ook allereerste persoon die – afgezien van Friedrich Engels – een serieuze recensie schreef over Marx’ hoofdwerk ‘Das Kapital’.
Op Dietzgens filosofie ben ik in 1993 gepromoveerd. Marx’ werk had ik daar bij nodig, want Dietzgen zag zichzelf als een leerling en volgeling van Marx. Verder schreef ik enkele boeken over Marx. Zijn teksten zijn buitengewoon boeiend en rijk van inhoud, maar wat voor sommigen teleurstellend kan zijn, is dat je bij Marx minder kant-en-klare antwoorden en oplossingen vindt dan wel eens wordt gehoopt.
Wanneer mij, zoals nu bij deze lezing, de vraag gesteld wordt of Marx gelijk had, moet ik eerst een paar opmerkingen maken over wat dat dan is. Wanneer heeft een filosoof gelijk?
Bij de zogeheten grote, klassieke filosofen zal zo’n vraag niet vaak voorop staan. Had Plato gelijk? Aristoteles, Spinoza, Kant of Hegel? Het zijn alle denkers die ik graag lees en waarover ik heb geschreven. Het waren vooral mensen die in hun tijd vanuit een heel brede oriëntatie kritisch bepaalde ideeën logisch uitwerkten, waarmee ze op waardevolle gezichtspunten kwamen die ook veel later nog van betekenis bleken te zijn.
Bijna al deze grote denkers hebben hun werk, zoals ze dat vooraf bedoelden, niet af gemaakt. Hun plan bleek omvangrijker of complexer, dan was gehoopt. Dat geldt voor Spinoza of Kant, maar zeker ook voor Marx.
Zulke filosofen hebben vaak veel overwegingen, maar zelden kant-en-klare oplossingen voor complexe problemen, en ook dat geldt voor Marx. Zelf lees ik graag in Aristoteles’ Politica. Bijna 2500 jaar oud, maar nog heel inspirerend door zijn brede visie. Hij betrekt bijvoorbeeld al het klimaat bij zijn staatsvisie. Dat is heel actueel dus, gezien ons huidige geworstel met de ‘klimaatdiscussie’. Men had wel eerder naar Aristoteles mogen luisteren.
De vraag of Marx gelijk had zou voor mij vooral betekenen of Marx gezichtspunten aandraagt die voor vandaag de dag nog nuttig, belangrijk of zelfs noodzakelijk zouden kunnen zijn. Anders gezegd, denkt hij kritisch en breed genoeg, en kan hij nog inspireren?
Ik zal iets zeggen over Marx als filosoof, en van daaruit over de politiek. Het thema ‘Marx als econoom’ houd ik kort. Marx recht goed doen in een samenvatting is trouwens niet zo makkelijk. Momenteel wordt zijn totale werk uitgegeven, de zogeheten MEGA. Dat worden volgens de planning 114 dikke delen, en bij elk deel komt dan nog een even dik commentaar. Marx en Engels hebben enorm veel geschreven, ook aan elkaar.
Engels, ik noemde net Engels. Wie was dat? Ruim 200 jaar geleden werd Karl Marx geboren. In Trier, op 5 mei 1818. Op vrij jonge leeftijd sluiten Karl Marx (1818-1883) en Friedrich Engels (1820-1895) vriendschap in Parijs. Vanaf dat moment zijn zij elkaars soulmate, dik bevriend en met dezelfde interesses op het gebied van politiek en wetenschap.
Marx heeft veel aan Engels te danken en hij liet Engels z’n teksten vaak vooraf lezen. De eerste kritische tekst van hen over politieke economie, een soort korte voorloper van Marx’ ‘Kapital’, werd niet door Marx maar door Engels geschreven. De eerste historisch-politieke analyse van een concreet land, in dit geval Engeland, werd ook geschreven door Engels. En het latere ‘Communistisch manifest’, schreven ze samen. Wanneer ik steeds Marx zeg, gaat het doorgaans ook om de visie van Friedrich Engels.
Voor ik naar de inhoud overstap is het goed ons te realiseren wat de historische context was waarbinnen Marx’ visie ontstaat. In het Duitsland van de jaren na Kant (1724-1804) en Hegel (1770-1831) werd veel over politieke vrijheid gediscussieerd. Die vrijheid was beperkt. Politieke partijen bestonden nog niet, een echt parlement in Duitsland ook niet. En veel jongeren waren uiterst kritisch over het in hun ogen achtergebleven Duitsland. In de politieke visies speelde de religie een grote rol. Sommige jongeren wilden emanciperen, zich bevrijden van het in hun ogen bekrompen geloof, zeker van de instituties, de kerken, maar die opvatting was dus letterlijk een ‘vloeken in de kerk’.
Bij dat soort discussies sloten Marx en zijn vrienden zich aan toen zij student waren.
Het ontstaan van Marx’ politieke basisideeën – Marx en Feuerbach
Middenin die discussies over politieke vrijheid en de toekomst van Duitsland en Europa, in 1841, publiceerde de filosoof Ludwig Feuerbach (1804-1872) een boek dat de nodige commotie veroorzaakte. Het had als titel ‘Het wezen van het christendom’. Een dikke pul, waarin het ontstaan van godsdiensten wordt verklaard. Zo’n nuchtere verklaring dat het gewoon propaganda was voor een atheïstische of materialistische filosofie. Dit boek verdeelde Duitsland, waarin politiek en godsdienst hand in hand gingen, daarmee in voor- en vooral tegenstanders.
Het boek werd Feuerbach door de machthebbers niet in dank afgenomen. Hij kon vanaf dat moment een academische carrière wel vergeten, zijn filosofie was veel te politiek. En zeker de kern van Feuerbachs opvatting: dat religie een afspiegeling is van het leven van de mens. Niet het geloof vormt de mens, maar de mens de religie. Wanneer de mens lijdt, ongelukkig is, zoekt hij verlossing. Die kan hij in het aardse tranendal niet kan krijgen, en zoekt die dus maar in een hemel. Religie is dan een vorm van vervreemding. De gelovigen waren in shock.
Maar de ongelovigen niet, de hemelbestormers, net als Marx en Engels meestal jonge twintigers, konden hun kritiek met dit boek in de hand legitimeren. En van daaruit verdere stappen zetten op het gebied van politiek en maatschappelijke emancipatie.
In enkele van zijn vroegste artikelen reageert Marx enthousiast op Feuerbachs kritische analyse van godsdienst, theologie en moraal. Bij Feuerbach leest hij een bron voor een radicale maatschappijhervorming. Dit ziet Feuerbach overigens zelf ook zo. Wel wordt de uitwerking bij Marx na enige tijd anders dan die van Feuerbach.
In 1843 publiceert Feuerbach een vervolg, een toekomstvisie, ‘Principes van de filosofie van de toekomst.’ Hij wil de zelfreflectie van de mensheid radicaal verder voeren en de maatschappelijke vervreemding opheffen vanuit een nieuw zelfbewustzijn en een ethiek van ik en jij, van mens en medemens.
Marx trekt echter een andere conclusie uit Feuerbachs filosofie: de vervreemding kwam toch voort uit verkeerde maatschappelijke verhoudingen waardoor de mens lijdt en onvrij is? Als dat zo iets moet je eerst die verhoudingen aanpakken. Dus moet je niet meer filosoferen, maar de politiek in!
Feuerbach komt vanuit zijn kritiek op een nieuwe ethiek, Marx op een resolute politiek. Daarom richten Marx en Engels richten zich vanaf de jaren 1844-1846 vooral op het omwentelen van de maatschappij. Niet zozeer het denken veranderen, niet zozeer de godsdienst bestrijden als doel, maar je richten op de bron van het kwaad, de maatschappelijke verhoudingen. Zo komen ze al redenerend terecht op hun streven, het streven naar een vrije socialistische of communistische maatschappij. Waarmee zij zich aansluiten bij bestaande ideeën daarover, vaak overgewaaid uit Frankrijk na de Franse revolutie.
Voor de duidelijkheid, de begrippen socialisme, sociaaldemocratisch en communistisch worden in deze tijd door elkaar gebruikt. Deze woorden drukken dan nog niet de tegenstellingen uit, zoals dat later het geval is in de socialistische richtingenstrijd.
Voor Marx kritischer wordt over Feuerbachs nieuwe ethische invalshoek schrijft hij een brief naar Feuerbach, nog heel enthousiast. Hij schrijft: ‘Uw (filosofische geschriften) zijn in ieder geval ondanks hun beperkte omvang van meer betekenis dan de hele hedendaagse Duitse literatuur samen. U heeft – ik weet niet of het opzet is – in deze geschriften het socialisme een filosofische grondslag gegeven, en de communisten hebben dit werk ook direct op deze manier begrepen.’[1] Het gaat hierbij, meent Marx, om een goed begrip van de maatschappij. Met name dan natuurlijk het inzicht in de relatie tussen de slechte maatschappelijke verhoudingen en het vervreemde denken daarover.
Met Marx kun je over Feuerbach zeggen dat hij de door hem zelf ingezette denkbeweging niet af maakt. Feuerbach legt de maatschappelijke wortels van een verkeerde ideologie bloot, maar hij pakt die ontstaansgrond in zijn geschriften niet of nauwelijks aan.
Marx is van mening dat om een betere morele relatie tussen mens en medemens te bewerkstelligen je vooral de vervreemdende sociaaleconomische verhoudingen en machtsverhoudingen moet aanpakken. Het lijden van de mens, de onderdrukkende verhoudingen bestrijden. Hij richt zich vanaf dat moment op de historische en sociaaleconomische analyse van de maatschappij. Een politieke analyse als middel tot daadwerkelijke verandering van de maatschappelijke omstandigheden.
Die inzet voor daadwerkelijke verandering kan bovendien leiden tot een niet-vervreemd denken. Daarom is deze stap van theorie naar praktijk niet alleen een praktische stap. Primair is dan de maatschappelijke verhoudingen aan te pakken, vanwege deze slechte omstandigheden van armoede en uitbuiting zelf, maar ook om dan een meer ideale, een vrije gesprekssituatie mogelijk te maken. Vanuit dat idee komt Marx’ op zijn beroemde elfde stelling over Feuerbach: ‘De filosofen hebben de wereld slechts verschillend geïnterpreteerd; het komt erop aan haar te veranderen.’ Er is verandering nodig, en in dat proces van verandering ontstaat ook een sterkere progressieve bewustwording. Dat blijft daarna een kernidee voor Marx.
Aldus vindt Marx in feite Feuerbach te ethisch en te weinig politiek. Terugkijkend kan men overigens wel de vraag stellen of Marx niet te snel Feuerbachs expliciete ethische inzet naar de achtergrond heeft geschoven in zijn pleidooi de maatschappelijke verhoudingen om te wentelen. Marx’ denken en praktische politiek gaan in de jaren 1844-1848 met zulke snelle zevenmijlslaarzen dat behalve Engels vrijwel niemand hem daarin kan bijbenen. Zelfs de reconstructie achteraf van het ontstaan van Marx’ visie is lastig.
Voor we Feuerbach en Marx’ vroege filosofische switch van theorie naar praktijk loslaten is het goed iets te zeggen over de uitspraak van Marx dat godsdienst ‘opium van het volk’ zou zijn. Daar is heel wat schande over gesproken.
Deze uitspraak en de verdere context ervan laat echter juist Feuerbachs invloed zien en tegelijk al het ontstaan van Marx’ eigen gedachtegang. Bij Feuerbach kun je een vergelijkbare uitspraak lezen: ‘De religie is de droom van de menselijke geest.’[2]
Wat schrijft Marx in deze ‘opiumtekst’, de tekst die voor velen zo berucht is? In een artikel uit 1844 schrijft Marx: ‘De mens maakt de religie, de religie niet de mens.’[3] Dit is dus helemaal conform Feuerbachs visie. Marx vervolgt dan: ‘De religieuze ellende is tegelijk zowel de uitdrukking van de werkelijke ellende, als het protest tegen de werkelijke ellende. De religie is de verzuchting van het gekwelde schepsel, het gemoed van een harteloze wereld, evenals zij de geest van geestloze toestanden is. Zij is het opium van het volk.’ Ook meent hij: ‘De eis om de illusies over zijn toestand op te geven is de eis een toestand op te geven die illusies nodig heeft. De kritiek op de religie is dus in de kiem de kritiek op het tranendal, waarvan de religie het aureool is.’
Tot zover Marx, letterlijk geciteerd. Religie is volgens dit citaat zowel een droom, een vlucht, maar ook een reële kritiek, een verwerking van het lijden, en tegelijk een begin van een inzet tot verandering. Het tranendal zelf moet worden aangepakt. De oplossing is de vervreemdende toestand op te heffen. Of simpel gezegd: hij wil een betere maatschappij. Niet de bedwelming door de opium staat centraal, maar het protest tegen de harteloze wereld. De harteloze wereld moet vervangen worden door een betere.
In feite heeft Marx hiermee een sprong gemaakt van filosofie en religiekritiek naar politiek, de economie, sociologie en de geschiedenis. Om de maatschappij te veranderen is er kennis, analyse nodig. Bijvoorbeeld over hoeveel macht de arbeidersklasse heeft om veranderingen af te dwingen.
Het latere ‘Das Kapital’ moet een deel van die analyse geven. Marx’ basisideeën krijgen verder vorm als politieke analyse en de kritiek op de kapitalistische economie.
Marx schrijft na zijn vroege filosofische jaren niet zoveel meer over Feuerbachs filosofie, maar diens kritische ideeën over vervreemding blijven in Marx’ hele werk een rol spelen, ook in ‘Das Kapital’. Engels daarentegen komt aan het eind van zijn leven nog uitgebreid op Feuerbach terug. Hij schrijft dan dat zij meer aan Feuerbach te danken hadden dan uit hun boeken blijkt.
Feuerbach, zijn hele leven opgezadeld met een ‘beroepsverbod’ vanwege zijn kritische boeken, werd later nog lid van de socialistische partij, hij stond dat wat betreft dichter bij Marx dan wel eens onderkend wordt.
Marx’ belangrijkste ontdekkingen
Hoe ontwikkelde Marx nu zijn inzichten verder? Wat is Marx’ betekenis, wat blijft daar van over? Het zou wat flauw zijn om dan naar Marx’ vele boeken en artikelen te verwijzen. Kan het niet kort en krachtig in een paar woorden worden gezegd?
Misschien denken sommigen dan aan de term ‘Revolutie’. Marx wil inderdaad een omwenteling van maatschappelijke machtsverhoudingen, zeker binnen het economische veld. De tegenstelling tussen arm en rijk opheffen. De economische macht van de enkeling ter discussie stellen. Revolutie dus? Maar dat zeggen er wel meer.
Marx weet heel goed dat revoluties niet vanzelf komen, en dat je ze niet precies kan voorspellen. Ten tijde van ‘Het communistisch manifest’, in 1848, was het een revolutionaire tijd, maar die revoluties bloedden dood en werden vooral met geweld neergeslagen. Marx is sindsdien terughoudender over de concrete revolutionaire mogelijkheden.
Soms geeft hij wel een soort schets over een revolutionair perspectief. Aan het eind van het eerste deel ‘Het kapitaal’ beschrijft Marx in één hoofdstuk heel schetsmatig de geschiedenis van het ontstaan van het kapitalistische groeimodel en de uitbuiting van de arbeidersklasse.[4] Het kapitaalmonopolie zal echter op den duur een rem vormen op de verdere ontwikkeling van de productiemiddelen en de vermaatschappelijking van de arbeid. De georganiseerde en zelfbewuste arbeidersklasse kan dan het hele kapitalistische loonsysteem verbrijzelen. Marx schrijft dan provocerend: ‘De onteigenaars (zullen) worden onteigend.’
Dit verhaal wijst op een tendens en bevat de opgave voor de arbeidersklasse zich te organiseren. Het is geen profetie, geen zekerheid voor de toekomst. Dat zou ook niet bij Marx’ wetenschappelijke werkwijze passen.
Het is echter wel een opmerkelijk politiek verhaal in het verder zo detaillistisch opgebouwde betoog van Het kapitaal. Het was niet bedoeld als einde van het hele werk, het hele Kapitaal. Eerder lijkt dit hoofdstuk bedoeld om een politieke opgave in te bouwen in het verder doorgaans zo zakelijke betoog.
Om inzichten van Marx die er bovenuit springen te ontdekken kan de mening van Engels een handje helpen. Bij Marx’ begrafenis in 1883 heeft hij het werk van Marx kort gekarakteriseerd. Volgens hem is Marx degene die als geen ander inzicht gaf in de macht die nodig is om grote sociale veranderingen door te voeren. Een grote ontdekking van Marx was de analyse van de geschiedenis, en de beslissende rol van de klassenstrijd in de maatschappelijke ontwikkeling. Onderliggende groepen en klassen vormen op den duur vaak de beslissende macht bij de grote sociale veranderingsprocessen.
Als tweede ontdekking noemt Engels de meerwaardetheorie, zoals uitgewerkt in ‘Het kapitaal’. Marx legt daarin de structurele werking van de kapitalistische economie uit. Helemaal afgemaakt werd die analyse nooit, maar met zijn ontdekkingen heeft Marx wel een idee geformuleerd waarop economen en politici nog steeds voortborduren, accepterend of soms juist heel kritisch.
Behalve deze twee ontdekkingen tekent Engels nog een derde punt aan, dat hij van groot gewicht acht bij de beoordeling van Marx’ werk. Engels meent (ik citeer): ‘Marx was werkelijk een revolutionair, zoals hij zichzelf bestempelde. De strijd voor de bevrijding van de klasse van de loonarbeiders van de boeien van het moderne kapitalistische productiesysteem was zijn ware roeping. En nooit was er een actievere strijder als hij.’[5] Waarna hij wijst op het vele werk door Marx in de Internationale en daarbuiten, om de arbeiders van de hele wereld te verenigen.
Marx zette zich dus praktisch in voor de noodzakelijke verandering, de sociale verbetering van de wereld. Daarom steeds weer: ‘Proletariërs aller landen, verenig je!’ Tegenwoordig moeten we dat misschien veranderen in ‘Sociaal denkende mensen van alle landen, verenig je!’
In de werken van Marx zul je geen kant-en-klaar idee aantreffen hoe een revolutie zich zal voltrekken of hoe een socialistische maatschappij of het communisme er precies uit zouden moeten zien. ‘Ik ben geen profeet’, zei hij soms. Ook een uitgewerkte staatstheorie schreef hij nooit. Het gaat hem om de maatschappelijke ontwikkeling beter te begrijpen. Om daarmee de macht te vergroten van de onderdrukten, met name de opkomende arbeidersklasse die vaak moest werken en wonen in erbarmelijke omstandigheden.
Noten
kees moerbeek zegt
Dank Jasper Schaaf. Ik ben bekend met wat je schrijft en Marx’ analyse is in zeer, zeer grote lijnen nog steeds actueel, maar zeer besmet geraakt.
Historisch heeft boeddhisme niets met marxisme te maken. Als Marx een boeddhist was, dan waren Plato en Aristoteles christenen. En ik ben de paashaas :-)
Wouter ter Braake zegt
Top! Dank Jasper Schaaf. Marx en Engels zou je kunnen beschouwen als niet Boeddhistische bodhisattva’s. De filosofie bevrijden van ego gerichtheid en de inzichten aanwenden om alle levende wezens te bevrijden. Een Boeddhist die het bodhisattva ideaal omarmt, het bevrijden van alle levende en voelende wezens van lijden, kan niet in zijn of haar (denkbeeldige) grot blijven zitten. Die komt van zijn ‘kussen’ en draagt ook bij aan het verlichten van het lijden in deze dualistische wereld. Een mooie leerschool om te onderzoeken hoe diep en werkelijk jouw compassie en liefdevolle vriendelijkheid is. Boeddhisme en de filosofie van Marx en Engels kunnen prima buren zijn.
Bolletje zegt
Heet dat niet het ‘mahajana’ boeddhisme ? Die instelling ?
Ik ben het met je eens, als marxisme al een boeddhistische school zou zijn, zou het mahajana zijn.
Niet zen ofzo.
Bolletje zegt
Is marxisme nog actueel? Helaas wel.In die zin, we zijn nog niet voorbij het kapitaal gestegen. De klassenstrijd is nog steeds aan de gang, met al recente uitwas, de klimaatstrijd. 0,0001 procent, heeft nog steeds alle kaarten in handen. Iedere dag ondervinden we de klassenstrijd, als we er oog voor hebben ( als we niet naief zijn ). We ondervinden de klassenstrijd, omdat de kapitalisten ( gesponsord door de politci ) alle lakens uitdelen en ons in het gareel proberen te houden.
De problematiek is hetzelfde gebleven. Sterker nog, ik denk dat we weer erg terug gaan naar de 19de eeuw en de feodale verhoudingen.
Is Marx nog relevant dan? Op links is Marxisme, in de vorm van bolsjevisme niet meer populair. De sociaaldemocratie, leeft niet echt meer.Trotskisme leeft nog een beetje, in Nederland en Engeland. Maoïsme, Stalinisme, is allemaal achterhaald gebleken. ( Al ben ik persoonlijk ook niet weg van trotskisme. Maar de man wordt nog aangehaald, omdat hij tegen Stalin ageerde en dus minder besmet is)
De analyses van Marx zijn nog wel relevant. Zijn politieke oplossingen alleen niet meer. Leninistische voorhoedes, Maoïsme, staatsvorming. We weten nu dat zoiets minder rooskleurig is dan men denkt. Het is niet : maak een rode staat en dan komt het goed.
In deze tijd, is op links, de milieubeweging relevant en sterk. Het anarchisme is weer redelijk groot aan het worden. In Koerdisch Irak, heeft men met confederalisme geëxperimenteerd ( een soort anarchisme/socialisme).Maar politieke bewegingen, die zich helemaal marxist noemen, bestaan bijna niet meer. Alleen in de derde wereld, heb je nog een aantal kleine, maoïstische milities. In India bijvoorbeeld.
Kortom, de klassenstrijd blijft doorgaan en ik denk dat die klassenstrijd in het hier en nu gestreden dient te worden en ik denk ook dat een kant en klaar pakket/voorhoede , zoals bolsjewisten in de vorige eeuw dat boden, achterhaald is
kees moerbeek zegt
Het kant en klaar pakket/voorhoede van de bolsjewisten was een akelige vorm van dictatuur en gefinancierd door de kaiser. Blij dat we ervan af zijn. Ook van de kant en klaar pakketten/voorhoedes van de Italiaanse, andere fascisten en de nazi’s.
Welke klassen? Een van de eerste kritieken bij leven van Marx was dat zijn begrip klassenstrijd in de praktijk van alle dag al in de 19de eeuw op drijfzand gebaseerd was. Het was toen en is nu een politiek begrip geen sociaal-economisch begrip.