Ter gelegenheid van de open Monumentendagen 2023 vond in Afferden (Gelderland) in de Wat Phra Dammakaya Nederland de opening plaats van de Open Monumentendagen 2023 (met als titel ‘Levend Erfgoed’) in de gemeente Druten. Bij gelegenheid daarvan is een lezing uitgesproken. Met als titel ‘Levende erfgenaam’.
‘Sinds 2017 is de tempel van de Stichting Dhammakaya Nederland gehuisvest in een voormalige Rooms-katholieke kerk in Afferden (Gelderland). Het gebouw is een driebeukige kruisbasiliek in romano-gothische stijl, ontworpen door de bekende architect Carl Weber en heeft een monumentenstatus. De bouwaard roept door haar ruimtelijkheid, het kleurgebruik van de stenen en de bijzondere lichtinval door de glas-in-loodramen een heel bijzondere, positieve energie op.
Toen ik hoorde over het thema Levend Erfgoed, moest ik denken aan een onderdeel van mijn eigen traditie. De landelijke opzet van het thema wordt uitgelegd als ‘… de culturele gebruiken, tradities en ambachtelijke vaardigheden die mensen van huis uit hebben meegekregen, die zij zich eigen hebben gemaakt en die zij op hun beurt weer willen doorgeven’. Deze uitleg is voor mij heel relevant, want het gaat over de mens achter het erfgoed. Wanneer we naar een oude kerk kijken, een oude molen of een oude boerderij, dan realiseren we ons dat dit erfgoed is dat door mensen is gemaakt, door mensen is gebruikt en door mensen wordt voortgezet. Erfgoed is dus niet enkel een verzameling van gebouwen, maar is een continu proces van doorgeven en ontvangen, van vader naar zoon, moeder naar dochter, leraar naar leerling, van generatie op generatie.
In een oude tekst uit het vroege boeddhisme spreekt de Boeddha tegen zijn leerlingen over de waarde van het zijn van een goede erfgenaam. Hij zegt: ‘…monniken, wees mijn erfgenamen in de geestelijke, niet in materiële zaken, want op dat punt ben ik bekommerd om jullie.’ De Boeddha was bezorgd om zijn leerlingen die intraden als monnik of non en in een klooster kwamen te wonen, dat ze zich te veel met de materiële aspecten zouden bezighouden van het onderhouden van het klooster en het bezit daarvan. Hij drukte hen op het hart werk te maken van de spirituele waarden die schuil lagen achter dat klooster, de waarden en normen van de traditie. Zijn leerlingen zouden niet alleen moeten proberen goed te zorgen voor het materiële kloosterwezen, maar ook zich met hart en ziel inspannen om de geestelijke beoefening in stand te houden die dat materiële kloosterwezen had mogelijk gemaakt.
Toen onze gemeenschap in 2017 de eer kreeg om deze kerk voort te zetten door er als herbestemming een boeddhistische tempel van te maken, besefte ik nog maar weinig wat er allemaal achter dit bouwwerk schuilging. Maar ik kwam er al snel achter dat deze kerk een product is geweest van de moed en het voorstellingsvermogen – en de moed om zich iets voor te stellen – van een kleine groep mensen die hun pas verworven vrijheid als katholiek wilden vieren door de bouw van een formidabele kerk. Een kerk die vorm kon geven aan hun waarden en normen en deze waarden kon vieren en tijdloos maken.
Maar die tijdloosheid spreekt niet vanzelf. Deze kerk, die nu een tempel is, en met deze kerk elk ander monument, is afhankelijk van de inspanning van de mens. Wanneer mensen zien dat dit gebouw een deel is van een levende traditie, willen ze het komen bezoeken, willen ze het in standhouden, willen ze het tijdloos maken. De erfgenaam van het erfgoed heeft daarmee de immense maar ook vreugdevolle verantwoordelijkheid om het monument te beleven, te duiden, en als deel daarvan er ook nieuwe vormen aan te geven. De herbestemming van onze kerk als tempel brengt deze verantwoordelijkheid met zich mee.
We hebben op onze beurt geprobeerd de geschiedenis voort te zetten door het gebouw te blijven gebruiken door morele en geestelijke waarden te blijven ontwikkelen en uitdragen. Inmiddels is de voormalige pastorie hiernaast een klooster geworden dat nu een plaats van oefening biedt aan vijf boeddhistische monniken; en nadat het kruis van de kerk viel in 2018 door een wilde storm, hebben we een nieuwe bekroning geplaatst die onze Thais boeddhistische traditie een gezicht geeft, maar ook past bij de rest van de voormalige kerk.
De overdracht van cultureel erfgoed is tenslotte niet enkel een kwestie van het zijn van een goede erfgenaam. Dat zou te passief zijn. Het gaat ook om het zijn van een goede ‘erflater’. Een woord dat we normaal associëren met iemand die overleden is, maar eigenlijk is het achterlaten van een erfenis iets wat we voortduren kunnen doen in ons leven door onze gedachten, woorden en daden. Om dit te illustreren vertel ik graag het beroemde boeddhistische verhaal van Koning Makhādeva. Koning Makhādeva was een wijze koning, zo gaat het verhaal. Hij vertelde zijn persoonlijke barbier dat hij op een dag in de toekomst zijn baan als koning zou stopzetten en voor een geestelijk leven zou kiezen. Maar hij had wat hulp nodig van zijn barbier om hem hieraan te herinneren. Daarom drukte hij zijn barbier op het hart dat als deze op een dag ook maar één grijze haar op het hoofd van de koning zou ontdekken, dat hij dan de koning meteen op de hoogte moest stellen. Zo gezegd, zo gedaan. En zodra de barbier de koning op de hoogte bracht, liet deze zijn leven in het paleis achter en werd een rondtrekkend monnik, die zich toelegde op het geestelijk leven.
Maar het verhaal is nog niet ten einde. Want voordat koning Makhādeva zijn paleis achterliet, vertelde hij zijn zoon de kroonprins dat deze hem nu moest opvolgen als koning. Bovendien stond hij erop dat zijn zoon enkel koning zou zijn tot het moment dat – inderdaad – hij zijn eerste grijze haar op zijn hoofd kreeg. Het verhaal gaat verder dat elke koning deze traditie weer voortzette, voor generaties lang, van vader tot zoon. Totdat op een dag er een koning was die vertikte zijn luxe, materiële leven in het paleis achter te laten. Hij zette ook de traditie niet voort, en dus kwam het gebruik tot een einde. Hij was daarmee de laatste die het gebruik kende.
Aan het einde van het verhaal zei de Boeddha, die dit verhaal vertelde, dat hij ook een traditie had waarvan hij wilde dat iedereen dit voortzette. Dit is wat bekend staat in het boeddhisme als het Achtvoudige Pad, een pad van moraliteit, geestelijke oefening en wijsheid. De Boeddha spoort bovendien iedereen aan zich de vraag te stellen: ben ik de laatste die over dit pad leerde? Of heb ik het geleefd, en aan de volgende generatie doorgegeven?
En het is in die zin dat we allen erflaters zijn van een levende traditie. We zetten deze traditie voort door het te leven, door het te duiden en er nieuwe vormen aan te geven. Door de waarden en normen van dit cultureel erfgoed te begrijpen, te beleven en te ontwikkelen in ons eigen leven. Door niet te laatste zijn die hierover leerde.’