Eigenlijk is het bijna niet te geloven, maar de keuken van Sogenji draait vrijwel volledig op kuyo‘s: giften van mensen uit de buurt. We hoefden zelf maar heel weinig eten te kopen: tofu, melk om zelf yoghurt van te maken, dat soort dingen. Het grootste deel van ons groente en fruit kregen we van vijf of zes winkeliers. Alles wat ze niet meer konden of wilden verkopen kwam naar Sogenji. Ook hebben veel Japanners uit traditie nog een eigen groententuintje. En wie zelf zo’n tuintje heeft, weet wel hoe dat gaat: het hele jaar sta je te wieden en te schoffelen, en dan is het tijd om te oogsten en heb je opeens zoveel, dat je het onmogelijk allemaal zelf op kunt eten. Dus in de tijd stond er iedere ochtend wel iemand voor de deur – Gomen kudasai…!?! – met een zak daikon of komatsuna. Bij elkaar was dat meestal meer dan genoeg voor de hele sangha.
Soms zelfs wat te veel. Ik kan me herinneren dat ergens midden in de zomer zo’n beetje alle winkeliers op hetzelfde moment besloten om van hun voorraad uien af te willen. Hadden we ineens zo’n zestig grote dozen tjokvol uien. En dat terwijl de sangha in de zomer juist op z’n kleinst is. Dus drie dozen de man, zeg maar. Nou blijven uien natuurlijk best lang goed, maar bij een gemiddelde dagtemperatuur van ruim boven de dertig graden én een hoge luchtvochtigheid houdt zelfs de meest doorgewinterde ui het niet lang vol. En hoeveel ui we ook aten – uiensoep, uientaart, gevulde ui, door de pasta, over de aardappels met kaas – het was niet te voorkomen dat we uiteindelijk toch nog met zo’n vijfentwintig dozen half vergane uien bleven zitten.
Nou is simpelweg ‘weggooien’ in een zenklooster not done. Niet alleen omdat er in een klooster uit principe helemaal nooit eten wordt weggegooid, maar vooral ook omdat die kuyo’s niet geheel vrijblijvend waren. De gulle gever zag zijn kuyo wel degelijk als ook een solide investering in zijn eigen spirituele welzijn. Dus konden we met die giften niet lichtzinnig omgaan. We zijn nog dagen bezig geweest om al die overgebleven dozen – die je inmiddels heel voorzichtig op moest tillen, omdat de bodem ook niet meer was wat het geweest was – uit te sorteren. De nog redelijke uien haalden we eruit, en de rest – uien die soms zo rot waren dat ze door je vingers liepen als je erin kneep – sneden we doormidden, om het laatste beetje nog eetbare ui eruit te halen. Alles bij elkaar toch nog twee grote plastic zakken vol.
En geloof het of niet: maar een paar maanden later was er in heel Sogenji wekenlang geen ui meer te bekennen! Ook was bijna alle ‘groene groente’ inmiddels opgegeten. In de opslag lag er alleen nog maar kool, wortel en aardappel. Nou, ik geef het je te doen: om met alleen die ingrediënten zowel het ontbijt (soep, rijst, groente), de lunch (soep, rijst, groente) én supper (soep, rijst, groente) te moeten bereiden. En ik hád het ermee te doen, want de Roshi had besloten dat ik die dag de daily tenzo zou zijn, de ‘chef van de dag’.
Gelukkig kon ik op dat soort momenten altijd weer terugvallen op mijn familie. Want eens in de zoveel tijd stuurden zij mij – bij wijze van kuyo zullen we maar denken – een pakketje op. Met satésaus, Italiaanse, Provençaalse en nasikruiden, masala, linzen, kikkererwten, gedroogd fruit, volkorenmeel, stroopwafels… Op die manier hebben ze me meermaals uit de brand geholpen, want je reputatie in Sogenji staat of valt met je prestaties als tenzo. Want al zit je nog zo beroerd op je kussentje, als je eten lekker is dan heeft niemand het daar nog over…
In 2012 en 2013 plaatste het Boeddhistisch Dagblad elke veertien dagen het relaas over de belevenissen in een Japans klooster van Bertjan Oosterbeek. Hij bracht daar een jaar door. Wij plaatsen nu opnieuw de hele lezenswaardige serie, echter in een hogere frequentie.
De verhalen ‘Sogenji desu – verhalen uit een Japans zenklooster’ zijn gebundeld en verkrijgbaar als boek en e-book.
(c) 2012 Bertjan Oosterbeek
In augustus ben ik in Hokuozan geweest, de Duitse dependance van het Japanse Sogenji. Voor een zogenaamde samu (=werk) sesshin met de Roshi. Ik heb daarvan een kort filmpje gemaakt.