In het najaar 2021 beloofde ik min of meer een cursus theologie te gaan volgen. De schriftelijke cursus telt maar liefst 48 lessen en ik denk dat er over iedere les ongetwijfeld iets valt te schrijven, doordat de inhoud mij op gedachten zal brengen die ik wel wil delen. Vandaag:
Het Oude Testament
Tja…waar zal ik beginnen? De schrijvers van de teksten die samen het bibliotheekje dat wij Bijbel noemen hebben neergepend (of in kleitabletten hebben gekrast?), zullen zeker niet op de hoogte zijn geweest van publicaties in moderne wetenschappelijke tijdschriften, want – zoals gezegd – die zijn modern, dus nog ‘niet oud’. Het eerste boek, dat Genesis heet, begint met: ‘In den beginne schiep God de hemel en de aarde…” Het laatste boek, Maleachi, eindigt met: “Zie, ik zend u de profeet Elia … opdat ik niet kome en de aarde met de ban sla.” Tussen deze woorden in vind je een hele reeks werken en werkjes van uiteenlopende kwaliteit, in diverse genres en met verschillende boodschappen. Ze hebben al met al door de eeuwen heen een grote invloed gehad op ons denken, doen en laten. Wie kent niet de verhalen over Adam en Eva; Sodom en Gomorrah; de Ark van Noach; Mozes met zijn Tien Geboden; David en Bathseba; Salomo en de koningin van Sheba; en ga zo nog maar een tijdje door. Of moet ik anno 2022 vragen: wie kent die verhalen nog wél? Eerlijk gezegd, heb ik er zelf goede herinneringen aan. Op zondagsschool konden ze er mooi over vertellen, en we kregen er ook mooie plaatjes bij.
Hoe het ook zij, de samensteller(s) van de cursus Theologie gaan ervan uit – zo lijkt het – dat Theo een wezen is. Hij (mannelijk!) schiep de hemel en de aarde en het uitspansel. En hij openbaarde zich aan mensen zoals Abraham, Izaak en Jakob als De Enige (hoofdletters!) God (hoofdletter) waar alles en iedereen het bestaan aan te danken had, heeft en zal hebben. Dat is een forse claim. Hij is de Alpha en de Omega, ofwel alles begint en eindigt met Hem. Die conclusie kun je trekken nadat je het hele Oude Testament hebt doorgespit. Nee, die conclusie móet je trekken, wil je jezelf christen noemen. Of heb ik het mis? De cursus schrijft: “Het oudtestamentische monotheïsme geldt als de basis voor het geloof van Israël ….” en op zich vormt het geloof van Israël weer de basis voor het christelijk geloof, want zonder het Oude Testament blijft de christelijke theologie en verkondiging onvolledig en fragmentarisch. De term ‘het Oude Testament’ klopt eigenlijk niet. Beter is het om te spreken over ‘het Eerste Testament’, ofwel de eerste op schrift gestelde verklaring van wat God met de mensheid voorheeft. Later komt dan het Tweede Testament als aanvulling, verduidelijking, vernieuwing en bekrachtiging. Zo beschouwd is het onmiddellijk duidelijk dat er zonder OT (het Oude of Eerste Testament) onmogelijk een NT (Nieuw Testament of Tweede Testament) kan bestaan. Dat NT zou dan nergens op slaan.
Ik kan niet anders zeggen dan dat mensen in de loop der tijden kosten noch moeite hebben gespaard om de Bijbel zo uit te leggen dat er een samenhangend “geloof” kon ontstaan. Maar het blijft een geloof! Wanneer ik het bijvoorbeeld niet voor waar aanneem dat … dan hangt alles aan wat men in Duitsland “Krups Lufthaken” noemt, ofwel: het heeft nergens houvast. Het geheel hangt alleen aan zichzelf! Je kunt het vergelijken met iemand die zichzelf aan zijn eigen nekvel uit het moeras trekt. Dat gezegd hebbende wil ik daar direct aan vastknopen dat het OT ons wél heeft voorzien van schitterende, veelzeggende en zeker ook vormende en opvoedende verhalen. Onderschat de kracht ervan niet. Het OT is niet alleen een rijke voedingsbodem gebleken voor allerlei schone kunsten, het heeft ook bijgedragen aan de ontwikkeling van ons idee van goed en kwaad. Precies zoals andere verhalenbundels dat in andere culturen hebben gedaan en tot op de dag van vandaag doen. De mens heeft verhalen nodig om zijn eigen gedrag aan te kunnen spiegelen; om te kunnen bepalen wat goed is en wat niet; om zich te kunnen oriënteren in de chaos van de werkelijkheid en om niet te gaan wanhopen wanneer hij twijfelt aan de zin van het bestaan. Het boek der Psalmen springt er uit als voorbeeld van hoe mensen hun gevoelens verwoorden.
Dominee H.A. Visser heeft begin jaren 90 alle 150 psalmen van eigentijds commentaar voorzien. In het laatste deel van de op schrift gezette uitzendingen (deel 6, pagina 285) schrijft hij: “Honderdzevenenvijftig keren heb ik voor de radio de psalmen proberen uit te leggen voor mensen van deze tijd. Telkens opnieuw herkende ik in die joodse liederen mensen, die, hoe ver ook door tijd en omstandigheden van ons verwijderd, echt niet zoveel van ons verschillen in hun geloof en ongeloof, in hun twijfel en aanvechting, in hun blijdschap en verdriet, hun eigengereidheid en onzekerheid, hun wraakzucht en hun liefde, hun vreugde en hun angst … “ Daar zeg ik ‘amen’ op. In zekere zin geldt wat dominee Visser over de psalmen zegt, voor het gehele OT. Het zijn verhalen van vroeger, dat klopt, maar het zijn tegelijk verhalen van vandaag, zeker voor wie de parallellen zoekt. Er zijn mijns inziens echter een paar problemen. Het eerste probleem is dat de verhalen zich afspelen in een tijd en een omgeving die nauwelijks nog herkenbaar is. Ik vrees zelfs dat voor de meeste mensen ‘volstrekt onherkenbaar’ een treffender beschrijving van het probleem is. Daar komt dan bij dat het geheel door generaties uitleggers min of meer dood-geanalyseerd is. De verhalen leven niet meer en komen ook nooit meer tot leven wanneer de uitleg ervan op gouden platen de ruimte in is geschoten, in zorgvuldig geformuleerde decreten is opgetekend en zo’n beetje ‘in beton’ is gegoten.
Ik heb de psalmen inmiddels allemaal – van Psalm één tot Psalm honderdvijftig – meerdere malen meegezongen met de monniken in verschillende kloosters. Dat kwam binnen. Zeker doordat ik mij er voor openstelde het ook echt binnen te laten komen. Dat viel niet altijd mee. Zeker niet bij teksten die je uit zou kunnen leggen als ‘wraakzuchtig’ of erger. Maar verplaats je eens in de gemoedstoestand van de schrijver… Ik vraag maar: hoe zou jij je voelen wanneer (het is slechts een voorbeeld) jouw kind in je armen sterft door toedoen van een ander? Of wanneer jou alles wordt ontnomen dat je lief is omdat dát iemand toevallig goed uitkomt? Wanneer heb jij voor het laatst ‘val dood’ gezegd, of iets dat daar op lijkt? Welke psalmen zouden de mensen nu schrijven, in de Oekraïne? En wat te denken van deze tekst: (What Fun – The Right Side Won (dec 1983):
De goede kant heeft gewonnen, want God stond aan onze zijde
Het moest gebeuren, jammer dat er mensen dood gingen.
We kunnen geen verraad toestaan, en dat moeten we nu meteen tonen
We gaan niet (achterover) leunen
We hebben niet getwijfeld dat we gelijk hadden
En als jij niet oppast, moet je net als zij lijden
enzovoorts.
De songtekst bevat een waarschuwing dat de eerstvolgende kruistocht om de hoek van de deur ligt! Wie even doordenkt: de goede kant wint altijd, want de winnaar bepaalt immers wat goed is. Toch? En God staat altijd aan de kant van de winnaar, want God kan nu eenmaal niet verliezen. Toch? En ja… jammer dat er mensen doodgaan. Het is niet anders. Het OT zegt hetzelfde: God staat aan onze kant. Wij hebben gelijk. Jammer dat er mensen doodgaan, maar het is niet anders. … Of zegt het OT toch iets anders, of zegt het zowel het één als het ander en nog iets anders, dus is het OT eigenlijk voor meerdere uitleg mogelijk?
Het OT is in ieder geval géén geschiedenisboek. Dat pretendeert het ook niet te zijn. Dat blijkt al uit het feit dat er om te beginnen twee verschillende scheppingsverhalen is staan. Kijk maar na. Het OT is geen feitenrelaas maar eerder een perceptierelaas! En soms zijn percepties door emoties gekleurd, door verlangens vertekend en door angsten gemankeerd. Soms slaan teksten zelfs de plank helemaal mis, als er al een plank is… Is dat erg? Nee. Het wordt pas erg wanneer je aan al die kleuringen, vertekeningen, mankementen en (ontbrekende) planken voorbijgaat en de tekst letterlijk neemt, of beschouwt als de waarheid. Het OT bevat geen enkele waarheid. Het spoort je enkel aan naar de waarheid op zoek te gaan, om – als je die vindt – zwijgend te koesteren en vooral aan zichzelf over te laten. Niemand kan de waarheid in bezit nemen, vasthouden, of aan een ander tonen. Althans … dat is de gedachte die in mij opkomt na deze les in de cursus Theologie. Of de samenstellers van de cursus het met mij eens zijn, boeit mij niet.
Aukje Rood zegt
Mooie beschouwing, dankjewel!