In het hedendaagse Japan zijn er maar weinig leken die zich interesseren voor zen. Slechts een enkeling mediteert. Al vanaf de veertiende eeuw was zenboeddhisme er een pad voor monniken, de beroepsgelovigen die zich terugtrokken uit de maatschappij en zo tijd genoeg hadden om de lange weg naar verlichting te kunnen gaan.
Dit staat in het boek Lotus in de Lage Landen over de geschiedenis van het boeddhisme in Nederland sinds de eerste helft van de negentiende eeuw. In de toenemende belangstelling voor zenmeditatie na 1945 zien de auteurs een uitdrukking van een nieuw, westers boeddhisme dat zich beweegt tussen een reactie op de secularisatie, de esoterie van New Age en een lifestyle van zelfbevestiging.
De bevinding dat zen van oudsher in kloosters wordt beoefend, staat haaks op het zelfverstaan van veel volgelingen in het tegenwoordige Westen. Zen geldt in deze kringen juist als een toepassingsgerichte, historische reactie op de wereldverzaking van het oudere boeddhisme.
Het voedt de twijfel die ik eerder op deze plaats heb geuit: wie zijn wij om heil te verwachten van ‘zitten tussendoor’? Ik moet terugdenken aan mijn eerste lessen in de zendo in Amsterdam. Samen zongen we teksten in het Japans. Dat zou goed zijn voor je concentratie. Zingen ze in Japanse sangha’s dan in het Nederlands?, vroeg ik de docent. Het antwoord bleef beperkt tot mysterieuze lichaamstaal.
Toch heb ik na verloop van tijd het ritueel en de liturgie verinnerlijkt. Vóór de meditatie thuis betreed ik de kamer met de linkervoet en buig ik naar het kussen. Ik doe kinhin (loopmeditatie) in de woonkamer, ‘s zomers in de tuin. Niets raakt me meer dan in de sangha samen de Hartsutra zingen.
Soms zwelt van binnen het ‘Kanzeon na mu butsu yo butsu u in yo butsu u en bo po so’ (enzovoorts) aan tot een bijkans hypnotiserende cadans van herhaling. Het Japanse lied van Kwan Yin, de Chinese heilige van de compassie die altijd een luisterend oor heeft voor de noden van de wereld. Een miniatuurbeeldje van haar staat aan de zijde van mijn bed, een kerstgeschenk dat ik ooit kreeg bij mijn favoriete boekhandel, De Wijze Kater in Utrecht.
Het gevoel dat het je overkomt, ik snap het soms niet. Dat gevoel is nooit meer weggeweest nadat ik me op de mat door de eerste, maandenlange verwarring had geworsteld. Op zoek naar de zo-heid is de ervaring leidend, zeg ik graag tegen mezelf. Als die ervaring een beschermheilige met zich meebrengt, tja, dan is dat zo. Maar met mijn verstand kan ik er niet bij. Pas als dat verstand tot zwijgen is gebracht, blijkt dat je voor de zo-heid helemaal niet hoeft te zoeken. Dan is de ervaring pas echt leidend, hoewel ik begin te leren dat je verderop in het proces je reflectieve vermogens wel weer kunt activeren om je waarneming nader te onderzoeken.
Bij de methode zonder methode (Sheng yen) groeit het inzicht al tastend in het duister. Onlangs schoot mij tijdens meditatie ineens te binnen waarom ‘geest’ in het boeddhisme geldt als zesde zintuig, wat ‘mentale objecten’ eigenlijk zijn. Wonderlijk toch hoezeer je ervaring door de oefening steeds subtieler wordt.
Stille verlichting onthult zich aan me als het beste van alle werelden. Het integreert de inzichten van het oudere en het nieuwere boeddhisme, van India, China, Japan en meer. Een vleugje Thich Nhat Hanh erbij voor het naar-de-wereld gericht zijn, een snufje Stephen Batchelor voor de ‘factor T’ van ‘twijfel’. De ideale cocktail? Was het maar zo. De twijfel knaagt overal doorheen, altijd weer.
Ondertussen sta ik open voor alle andere perspectieven, ook voor het historisch-sociologische perspectief van Lotus in de Lage Landen. Als dat twijfel voedt, so be it. Twijfel ervaar ik als een gezonde, stimulerende kracht, ook, nee juist, wanneer deze je voor diepe existentiële vragen plaatst. Waar is nabootsing een dwaalweg, waar een bruikbaar voertuig op het pad? En toch blijft telkens weer de impuls tot beoefening ontsnappen aan de kaders van de kritische wetenschap. Als je geen beroepsgelovige kunt zijn, dan is amateurzitten the next best. Vrij naar Maarten Luther zeg ik: ‘Hier zit ik, ik kan niet anders.’