Waarom zen? Wat is de zin van zen, van zitten? Het is iets wat we ons regelmatig afvragen. En in deze spannende tijden komt die gedachte misschien wel extra makkelijk omhoog. Er is, vooral in deze corona-tijd, gewoon actie nodig om de boel te redden. Zitten – hoezo? Het antwoord op de vraag is o.m. te vinden in de Hartsoetra, waarin de bodhisattva Avalokiteshvara bijvoorbeeld zegt: Er is geen bereiken en geen niet-bereiken. We leggen dan graag de nadruk op het statement dat er niets te bereiken valt…Wat voor de één opluchting betekent en voor de ander frustratie. Opluchting of frustratie – in beide gevallen kun je zeggen: waarom zou ik dan zitten, als er toch niets te bereiken valt? Maar meteen erachter aan komt dan in de tekst: er is geen niet-bereiken. Dus toch? Ik vind zelf die dubbele ontkenningen een van de interessante aspecten van de Hartsoetra.
Zo is er in de Leegte geen onwetend-zijn en ook geen einde van onwetend-zijn, geen ouderdom en dood, geen einde ook van ouderdom en dood, geen lijden, ook geen oorzaak en geen opheffing van lijden, geen weg en ook geen inzicht, geen bereiken en geen niet-bereiken.
Hoe moeten we dit zien? Hoe valt daaruit de zin van het zitten op te maken? Ik geloof dat het geheim niet zit in een focus op het idee dat er toch wel iets te bereiken valt. Als er geen bereiken en geen niet-bereiken is, wat blijft dan over? Een ‘middenweg’ zou je kunnen zeggen. Dat je precies midden in je leven geplaatst wordt en dat daar elk moment de uitdaging ligt. Naar mijn beste weten zegt de Hartsoetra in deze hele passage: stap uit je concepten, stop met je zorgen te maken over van alles en nog wat, maar leef met volle teugen, in volle verbinding met al het bestaande, met oog voor wat nodig is, met empathie en mededogen. En doe wat je te doen hebt. Dat is de zin van het zitten: dat je leert leven. In totale aanvaarding van jezelf, inclusief je eigen onvermogen en alle risico’s van ons ongewisse bestaan.
Veel zenverhalen en koans gaan over dit gegeven. We hebben allerlei ideeën in ons hoofd als het om zen gaat, maar het enige waar het op aan komt is dat zen ons midden in ons leven plaatst. Niet aan de rand, als analyticus of zo, maar midden erin! Als deelhebber. Je hebt deel aan je leven. Je neemt er deel in, for better and for worse. Ik laat één zenverhaal volgen en één koan.
Verhaal:
Op een dag ziet Huai-jang zijn leerling Ma-tsu in meditatie verzonken zitten. Hij vraagt hem naar het doel van zijn meditatieoefeningen. Ma-tsu antwoordt onmiddellijk: ‘Ik wil een boeddha worden.’ Huai-jang zegt niets maar pakt een dakpan en begint die te schuren langs een rots. Na enige tijd kan Ma-tsu zijn nieuwsgierigheid niet meer bedwingen en vraagt zijn meester: ‘Waarom schuurt u die dakpan langs een rots?’ Huai-jang antwoordt: ‘Ik slijp hem tot een spiegel.’ Ma-tsu vraagt verder: ‘Maar hoe kun je een spiegel maken door een dakpan langs een rots te schuren?’ Het beroemd geworden antwoord luidt: ‘Hoe kun jij verlicht worden door in meditatie te zitten?’
Koan:
Een monnik zei tegen zijn meester Sozan: Ik ben totaal radeloos, kunt u me helpen? De meester riep zijn naam: ‘Seizei!’ ‘Ja meester’ antwoordde de monnik. ‘Je hebt al drie glazen van de beste wijn uit China achter je kiezen en je blijft volhouden dat je nog niet eens natte lippen hebt!’
Hoe zijn deze twee statements te snappen? Aan het eind van het boekje van Paul Reps Zen Flesh Zen bones staat een helpend verhaal van Inayat Khan, de grondleger van de Soefi-beweging. Op de vraag Wat is zen? staat er: Een vis ging naar een koninginvis en vroeg ‘Ik heb altijd horen praten over de zee, maar wat is dat toch, die zee? Waar is zij?’ De koninginvis antwoordt: ‘Je leeft, beweegt en hebt je bestaan in de zee. De zee is in je en buiten je en je bent gemaakt van zee en je zult eindigen in zee. De zee omringt je als je eigen wezen.’
We zitten in de buurt van Pasen. En ik vind dit een soort ‘opstandingsverhaal’. Mijn leraar Nico schreef onlangs: ‘Woorden zijn een spreektralie, een traliewerk, waardoorheen ‘iets anders’ spreekt, een taalraster dat door middel van verdraaiing en verhulling, contradicties en paradoxen, probeert poëtisch aan te duiden, wat niet meer gezegd kan worden.’ Kun je door het traliewerk heen zien èn horen?