Michael Zimmermann, hoogleraar Indiaas boeddhisme aan de Universiteit Hamburg schreef het artikel Only a fool becomes a king. Daarin beschrijft hij de opvattingen van verschillende Indiase boeddhistische denkers en anderen over straffen, in de context van meningen over het koningschap. Over het koningschap gaat het tweede deel van het onderstaande artikel. Dit biedt een beknopte weergave van Nāgārjuna’s adviezen aan de koning uit de Precious Garland.
Het bestraffen van misdadigers was in het multireligieuze antieke India een van de belangrijkste taken van de koning, aldus Michael Zimmermann. Hoewel de koning dit kon hebben gedelegeerd, bleef hij verantwoordelijk. Indiase boeddhistische filosofen hebben altijd al geworsteld met het spanningsveld tussen enerzijds de noodzaak om misdadigers te straffen en anderzijds geweldloosheid (P. avihiṃsā). Dit betekent echter niet dat zij geen mening hadden over hoe de ideale vorst zou moeten regeren. Nāgārjuna is een van hen.
Michael Zimmermann schrijft: ‘De oude handboeken over jurisprudentie, de dharmasūtras en dharmaśāstras, die werden geschreven vanaf de laatste eeuwen voor onze jaartelling tonen de invloed van een samenleving die werd gedomineerd door de brahmanen. Deze handboeken schreven een grote variatie aan straffen voor.’ De auteur somt in zijn artikel een beperkt aantal straffen op onder anderen: geldboetes, dwangarbeid, inbeslagname van (alle) bezittingen, opsluiting, brandmerken, zweepslagen, verminking van lichaamsdelen en het gieten van kokende olie in de mond en de oren. De doodstraf werd ook uitgevoerd, bijvoorbeeld door vergiftiging, spietsen aan een paal, verdrinking, verslonden worden door honden of worden doodgetrapt door een olifant.
Lijfstraffen en de op verschillende manieren uitgevoerde doodstraf, waren ook in ons land lange tijd gebruikelijk. In 1854 werden hier gerechtelijke lijfstraffen afgeschaft, met uitzondering van geseling die in 1870 verdween. In 1870 werd ook de doodstraf afgeschaft, met uitzondering van het oorlogsrecht. Sinds 1983 kan echter volgens onze grondwet (artikel 114) de doodstraf niet meer worden opgelegd noch voor misdrijven in vredestijd noch voor misdrijven in oorlogstijd. Tijdens de bijzondere rechtspraak na de tweede wereldoorlog zijn 145 doodstraffen uitgesproken, waarvan er 42 zijn voltrokken.
Cakravartin
Het boeddhistische ideaal van de vorst is de cakravartin, wat letterlijk ‘draaier van het wiel’ betekent. Hij wordt beschreven in onder andere de Cakkavatti-Sīhanāda Sutta (Dīgha Nikāya 26) de Aggañña-Sutta (DN 27), Mahasudassana Sutta (DN 17) en komt voor in verschillende jātaka’s, bijvoorbeeld in de Dummedha Jātaka (50) en de Brahmadatta Jātaka (323). In het hindoeïsme en jaïnisme heeft de cakravartin ook een belangrijke religieuze betekenis.
Deze mythische vorst heeft de vier continenten van de wereld veroverd en brengt er stabiliteit, schrijft de hoogleraar. Hij heerst zonder dat hij hoeft te straffen of ander geweld toe te passen en moedigt zijn onderdanen aan om te leven volgens de vijf boeddhistische voorschriften. Hij wordt vergezeld van vijf magische schatten, waaronder het Cakraratna wiel, een groot draaiend wiel in de lucht. Hierdoor kunnen de cakravartin en zijn leger over de wereld reizen en alle koningen onderwijzen hoe zij vreedzaam moeten regeren. Dit is volgens de voorschriften van de Dasavidha-rājadhamma, de ‘tien koninklijke deugden’. De mythische cakravartin verschijnt alleen in periodes waarin de mensen deugdzaam zijn en lang leven.
Een ingekorte passage over de werking van het Cakrarnata wiel uit de Mahasudassana Sutta (DN 17). De Boeddha spreekt tegen Ananda: ‘Then, the Great King of Glory sprinkled water up over the Wheel and he said: “May the noble wheel-treasure turn, may the noble wheel-treasure conquer!” Then the Wheel turned towards the East and King Mahasudassana followed it with his army.
‘Then all the rival kings in the East came to King Mahasudassana and said: “We are yours and you can rule us, Your Majesty!” Then the king instructed them precepts to follow: ” Do not take life. Do not steal. Do not commit sexual misconduct. Do not tell lies. Do not drink intoxicants. Be moderate in eating. ” Then those people in the east became the king’s subjects.’
De koninklijke deugden tellen blijkbaar nog steeds. Hierbij een 21ste eeuw citaat uit de Sri Lanka Guardian waarin Shelton Guanaratne schrijft in het artikel It’s time to use the 10 royal virtues….: ‘Je hoeft geen boeddhist te zijn om de dasa raja dharma criteria te gebruiken om het gedrag van onze heersers te beoordelen. De criteria zouden acceptabel moeten zijn voor de meeste mensen.’ Zie voor het volledige artikel de link van de Sri Lanka Guardian.
Andere opvattingen over het koningschap
Zimmermann vindt het niet bijzonder dat naast de bovenstaande opvatting over het koningschap er allerlei andere opvattingen ontstonden. In moreel opzicht zijn deze minder uitgesproken en komen min of meer overeen met de heersende opvattingen van de tijd binnen de multireligieuze Indiase samenleving. Ook omdat vanaf het begin er in het boeddhisme een sterke neiging tot pragmatisme bestaat is dit begrijpelijk, aldus de hoogleraar. Daarbij komt dat de gevarieerde samenstelling van de groep volgelingen van de Boeddha er bovendien toe leidde dat al te starre theoretische uitgangspunten werden afgewezen. Deze behoren niet per se tot het Mahāyānaboeddhisme, aldus de hoogleraar. Pāli bronnen geven aan dat het koningschap een nuttige instelling is en benadrukken de positieve rol van de koning. De koning biedt zijn onderdanen veiligheid binnenlands, beschermt ze tegen buitenlandse agressie en bevordert een moreel en sober leven. Veel van de Pāli teksten laten er geen twijfel over bestaan dat het bestraffen van boosdoeners inderdaad een belangrijke taak van de koning is.
Dharmarāja
De ideale heerser die uit de hierboven vermeldde bronnen naar voren komt is de dharmarāja, de ‘rechtvaardige koning’. Hij beschikt over de hoogste morele en intellectuele kwaliteiten en regeert volgens de boeddhadharma. Deze koning bezit echter niet de vergaande territoriale ambities van de cakravatin. Het idee van de dhamarāja lijkt hierdoor ook toepasbaar voor de minder ambitieuze en minder pretentievolle lokale heersers. De boeddhistische bronnen geven hen richtlijnen voor hun bestuur. De rechtvaardige koning werd geacht op te treden tegen boosdoeners als er misdaden plaatsvinden in zijn koninkrijk, aldus Zimmermann. De mythische cakravartin blijft dit bespaard, immers hij verschijnt uitsluitend in tijden dat de mensen deugdzaam zijn en lang leven.
De rechtvaardige koning van de Pāli bronnen beschikt over de tien koninklijke deugden: vrijgevigheid (dāna), moraliteit (sīla), vrijzinnigheid (pariccāga), eerlijkheid (ajjava), mildheid (maddava), zelfbeperking (tapas), niet-woede (akkodha), geweldloosheid (avihiṃsā), geduld (khanti) en niet-aanstootgevendheid (avirodhana).
Jatāka’s
De jatāka’s uit de Pāli canon verhalen over de vorige levens van de Boeddha, toen hij een bodhisatta was. Een aantal zijn zeer oud, andere zijn relatief laat en alle zijn na het overlijden van de Boeddha opgesteld. Hij was soms een dier, een mens, een koning of een god.
In de Dummedha jātaka (nr. 50) werd de Boeddha geboren als Brahmadatta, de koning van Benares. Hij zag dat onderdanen veel dierenoffers brachten aan de goden, ook begingen ze tal van andere slechte daden. Kort nadat hij koning was geworden, voerde hij zijn belofte uit om iedereen te offeren die verslaafd was aan de Vijf zonden en de Tien paden van onrecht bewandelde. Hij stelde een proclamatie op en stuurde zijn ministers erop uit om de boosdoeners op te sporen. ‘Het effect van de proclamatie op de stadsbevolking was dat niemand vasthield aan de oude inhumane gewoontes. Tijdens zijn hele bewind werd er niemand veroordeeld voor een overtreding. Dus, zonder maar een van zijn onderdanen kwaad te doen, slaagde de koning erin dat zijn onderdanen de voorschriften naleefden.’
De Boeddha was in de Brahmadatta jātaka (nr. 323) een asceet in de Himalaya. Hij bezocht Uttarapañcāla en verbleef er in de tuin van de koning. De koning zag hem bedelen, nodigde hem uit in het paleis en vroeg hem in de tuin te blijven. Toen het tijd werd om naar de Himalaya terug te gaan wilde de asceet graag een parasol en een paar schoenen, maar twaalf jaar lang durfde hij dit niet aan de koning te vragen. Ten slotte ontdekte de koning het ongemak van de asceet en bood hem al zijn bezittingen aan. De bodhisattva antwoordde dat hij geen materiële genoegens zocht: “Geef me alleen wat ik vraag.” Hij pakte het paar schoenen en de parasol en spoorde de koning aan om ijverig te zijn in het belijden van de religie, om de morele wetten hoog te houden en om zich te houden aan de dagen van vasten. Hoewel de koning hem smeekte te blijven, vertrok bodhisattva naar de Himalaya.’
Nāgārjuna’s politieke adviezen
Emeritus hoogleraar van de University of Virginia Jeffrey Hopkins vertaalde de Precious Garland van Nāgārjuna uit het Tibetaans en voorzag deze van diverse toelichtingen. Hoofdstuk vier heet Compassion and wisdom in public policy. Hopkins schrijft dat Nāgārjuna’s politieke advies zich niet beperkte tot het vierde hoofdstuk.
Aan het slot van hoofdstuk vier somt Nāgārjuna op hoe de koning politiek hoort te bedrijven, dit is door liefdadigheid, moraliteit en tolerantie, die alle een vorm van compassie zijn. In hoofdstuk twee prijst hij deze kenmerken al aan als de beste politiek. In hoofdstuk vier bespot hij politici met bedrieglijke intenties. Zij plaveien immers de weg naar de ondergang in dit en in toekomstige levens.
De karaktertrekken van leiderschap die de Indiase boeddhistische filosoof aanprijst zijn: waarheid, vrijgevigheid, vrede en wijsheid. Hierover verderop meer. Ook somt hij de vier manieren op om mensen te verbinden, waaronder ‘purposeful behavior’ en bedoeld ‘to cause others to pratice what is beneficial.’ Een andere manier is ‘concordant behavior’ wat betekent dat de koning doet wat hij anderen voorschrijft te doen.
De kwintessens van Nāgārjuna’s advies aan de koning over liefdadigheid is het gericht zijn op het helpen van anderen alsof het om jezelf gaat. Vrijgevigheid draagt bij aan politieke trouw voor zo ver als het niet dwaas (‘soft’) is. Liefdadigheid vraagt om na te gaan wat verstandig is, afhankelijk van de omstandigheden.
264 ‘Just as it is said that it will help
To cut off a finger bitten by a snake,
So the Subduer says that if it helps others,
One should even bring [temporary] discomfort.’
De adviezen van de filosoof over vrijgevigheid zijn beredeneerd, omdat ze in het belang zijn van het land en van de koning. Later erkent Nāgārjuna dat het welzijn van het land het hoogste doel is, omdat de heerser tijdelijk de troon van de macht bezet.
Omdat alles veranderlijk is en met de dood alle rijkdom achtergelaten moet worden, is het verstandig dat de koning zijn rijkdom gebruikt voor goede doelen, waardoor hij goed karma meeneemt naar volgende levens.
Goede doelen
Objecten van compassie zijn de zieken, zij die zonder familie zijn, die pijn lijden, die behoren tot de laagste sociale klassen, de armen en de overwonnenen. De regering moet medische zorg geven aan de ouderen, de jongeren en de zieken. Ook mag het ondersteunen van bedelaars en monniken niet worden vergeten.
240 In order to alleviate the suffering,
Of sentient beings – the old, young and infirm –
You should establish through the estates [ that you control]
Docters and barbers throughout your country.
De adviezen over de zorg voor gevangenen die Nāgārjuna voorschrijft, is al eerder geschreven in Nāgārjuna’s adviezen aan de koning over straffen, Boeddhistisch Dagblad 8 november 2020. De Indiase filosoof adviseert de vorst bovendien om religieuze instellingen en religieuze monumenten op te richten, het woord van de Boeddha te verspreiden en daartoe zelfs pen en inkt te verstrekken. Het doel is de waarden van de boeddhistische leer onder het volk te verspreiden, waarvoor goed bedeelde instituties nodig zijn. De regering hoort onderwijs te bevorderen en doet dit onder andere door leraren land toe te wijzen, waardoor zij zich kunnen onderhouden. Boeren moeten worden ondersteund in tijden van slechte oogst en beschermd tegen hoge belastingen.
Wat mogelijk opvalt, is dat Nāgārjuna aan de vorst vraagt bijzondere aandacht te besteden aan openbare parken en aan faciliteiten voor reizigers, zoals aan hotels, bedden, voedsel, hooi en hout en daarnaast de zorg voor dieren en hongerige geesten.
250 Before and after taking food
Always appropriately offer fare
To hungry ghosts, dogs,
Ants, birds, and so forth.
Karakter van de leider
Een wenselijke karaktertrek van een leider is waarachtigheid, want dit brengt vertrouwen. Hoe het ook zij, de koning moet altijd de waarheid spreken ‘zelfs als dit het verlies van zijn rijk inhoudt.’
274 For your sake speak the truth.
Even should it cause your death
Or ruin your governance
Do not speak in any other way.
Nāgārjuna geeft aan dat het voor de koning verstandig is om zichzelf te ontwikkelen om daardoor vijanden te ondermijnen, in plaats van te wijzen op hun fouten. Alleen door de eigen tekortkomingen weg te nemen en goede kwaliteiten te verwerven kan de koning zijn vijand een slag toebrengen.
Vrede wordt aangeraden als het grootste cadeau. Het leidt tot het hoogste respect en tot invloed. Wijsheid maakt het mogelijk om een onafhankelijk oordeel te vellen. Het is afhankelijk van het gezelschap waarin de koning verkeert, zijn raadgevers.
138 Wisdom and practice always grows
For one who keeps company
Who speak with advice
Who are pure, and who have unstained wisdom and compassion.
Vervolgens vermeldt de vertaler Hopkins zaken de ontwikkeling van intelligentie bevorderen:
-Niet tevreden zijn met het alleen aanhoren van de leer, maar ook het vasthouden en nuanceren van de betekenis;
-Houd afstand van nihilistische ideeën;
-Het zich onthouden van spreken over anderen met een kwade bedoeling;
-Prijs niet je eigen goede kwaliteiten, maar spreek over de kwaliteiten van anderen, zelfs over die van de vijanden;
-Analyseer je eigen fouten, roei je eigen fouten uit en moedig anderen hetzelfde te doen.
Respect houdt onder andere in het dienen van je ouders en andere belangrijke familieleden. Dit is de belichaming van de religieuze praktijk, net als eerbied voor religieuze leraren door het geven van goederen en diensten en het naleven van wat zij onderwijzen. Nāgārjuna voegt hieraan toe dat de koning geen eer of respect moet bewijzen aan niet-boeddhisten. Hij roept nergens op om anderen te vervolgen. Het is volgens Hopkins duidelijk dat de boeddhistische filosoof de steun van de koning zoekt in de context van de waarden van het boeddhisme, die sociaal welzijn bevorderen.
De filosoof besteedt aandacht aan het karakter van de ministers, generaals en administrateurs van de koning. Bijvoorbeeld:
329 Let there always be around you many persons
Old in experience of good lineage,
Knowing good policy, who shrink from ill deeds,
Are agreable and know what should be done.
Ten slotte waarschuwt Nāgārjuna dat de resultaten rampzalig zullen zijn als de sociale politiek van de koning niet overeenkomt met de religieuze praktijk.
327 If your realm exists for the doctrine
And not for fame or desire,
Then it will be extremely fruitful.
If not, its fruits will be misfortune.
Overdenking
Michael Zimmermann opent zijn artikel met een citaat van Martin Luther uit 1526. Hij schrijft dat het God is, ‘who hangs, tortures, beheads, kills, and fights. All these are God’s works and judgments.’ Het is dus niet de mens die het zwaard hanteert en doodt, meent de kerkhervormer. Geweld behoort echter tot de verantwoordelijkheid van mensen en vooral tot die van ‘those with actual political power who are, after all, entrusted with envisioning and formulating the fundamentals of social policies and penal systems.’ Een koning is geen monnik of lekenboeddhist en maakt altijd vuile handen. Je moet dus wel goed gek zijn om een koning te willen zijn, aldus Zimmermann.
Aan het slot van het artikel Buddhist Ethics van Buddhanet wordt geconstateerd: ‘De boeddhistische ethische principes zijn erg nobel en in een ideale wereld zouden ze leiden tot vrede en harmonie, maar helaas, zoals de Boeddha onderwees, worden mensen en zelfs boeddhisten gedreven door onwetendheid, hebzucht en haat.’
Een ideale wereld heeft geen boeddhistische ethische principes nodig. Lijden behoort tot deze wereld, maar onwetendheid, hebzucht en haat voegen leed toe. Dit is niet het hele verhaal, omdat er een remedie is. Nāgārjuna beseft in zijn Precious Garland dat in het dagelijks leven de boeddhadharma werk in uitvoering is, met risico’s en vooral voor koningen.
Piet Nusteleijn zegt
Gezien de taken en verantwoordelijkheden van de koning, is het duidelijk dat die inmiddels overgenomen zijn door meer democratisch ingestelde bestuursvormen. De koningshuizen kunnen gesloten worden. Sprookjeshuizen. De functie van de koning is achterhaald. Verleden tijd.