De Sri Lankaanse boeddhistische minister van financiën Mangala Samaraweera noemt de aanval door radicale boeddhistische monniken, een paar dagen geleden op eenendertig Birmese vluchtelingen in een VN-kamp aan de rand van Colombo, beschamend. In moslimkringen op het eiland is ook verzet tegen het opnemen van de Rohingya. Volgens hen wachten slachtoffers van de burgeroorlog in dat land nog steeds op een huis.
De minister veroordeelt de aanval door een groep boeddhistische monniken op Rohingya-vluchtelingen uit Birma in het kamp in Mount Lavinia, een voorstad van de hoofdstad. De minister zegt dat hij er trots op is dat ‘het boeddhisme een religie van geweldloosheid en mededogen is.’ Na de aanval werd de VN gedwongen de vluchtelingen onder te brengen op een veilige plaats. De vluchtelingen waren een paar maanden geleden door de marine gered uit een rubberboot voor de kust van Sri Lanka.
De politicus betoogt dat ‘alle rechtschapen mensen in zijn land en met name boeddhisten de actie van de monniken veroordelen moeten.’ Hij vraagt de politie om serieus actie ondernemen tegen ‘deze criminelen die misdaden tegen onschuldige vluchtelingen plegen.’ Ook boeddhisten in Sri Lanka veroordelen de aanval op de vluchtelingen door de monniken die ‘haat verspreiden in plaats van het cultiveren van de werkelijke waarden van het boeddhisme. De zorg voor anderen, vooral degenen die onze hulp en bescherming nodig hebben.’