Ik werd aangetrokken door de Geliefde als een nachtvlinder door de vlam. Toen ik bij zinnen kwam was ik verbrand in Hem.
Ashiq Isfahani
Hans: Toen ik bij zinnen kwam, was Hij verbrand in mij.
Ayah: Pardon?
Hans: In mij is geen god of niet-god meer te vinden. Niet dat ik weet.
Ayah: In jou is alleen nog maar een jou te vinden?
Hans: In mij is geen mij of niet-mij meer te vinden. Niet dat ik weet.
Ayah: Er is alleen nog maar het ene?
Hans: In mij is geen eenheid meer te vinden. Niet dat ik weet.
Ayah: En ook geen verscheidenheid meer, zeker?
Hans: En ook geen zekerheid meer, waarschijnlijk.
Ayah: En buiten jou?
Hans: Is geen buiten of binnen meer te vinden. Binnen mij ook niet. Niet dat ik weet.
Ayah: Bedoel je dat alles een illusie is?
Hans: In plaats van?
Ayah: Werkelijkheid natuurlijk.
Hans: Met een hoofdletter zeker?
Ayah: Daar is het allemaal om begonnen.
Hans: In mij is geen illusie of Werkelijkheid meer te vinden. Niet dat ik weet.
Ayah: Toen jij bij zinnen kwam, was alles verbrand.
Hans: Alles behalve mijn zinnen.
Ayah: Ben je inmiddels een beetje afgekoeld?
Hans: Dus brand je maar niet aan mijn zinnen.