Meester Linji zegt:
Bruinwerker, je trekt de dode woorden uit de dode monden van de oude meesterzwetsers en ziet ze aan voor de weg zelf. Je denkt: Hun wijsheid is niet te vreten, wie kan zich met hen meten?
Je hele leven hou je vast aan dit soort vooroordelen. Trillend van ontzag kus je denkbeeldige voeten en lik je denkbeeldige hielen van denkbeeldige sterren uit het bruine verleden.
Alleen die schijt hebben aan de patriarchen zijn boeddha’s. Alleen die schijt hebben aan het onderricht van de Tripitaka zijn boeddha’s. Alleen die schijt hebben aan de vromen en de braven en de ijverigen zijn boeddha’s. Alleen die schijt hebben aan goed en fout zijn boeddha’s – alleen degenen die niets geloven, dit ook niet, en zich door niemand gek laten maken.
Wanneer ik terugblik op het afgelopen decennium, speurend naar iets dat karma mag heten, kan ik niets vinden. Toch heb ik nooit een blad voor de mond genomen. Vergelijk dat eens met zo’n chan-kwezel die knikkend en buigend door het leven gaat opdat ze hem zijn tempeltje en zijn titeltje en zijn naampje en zijn natje en zijn droogje niet zullen afnemen.
Bruinwerker, in het verleden heeft geen enkele baanbrekende boeddha steun van zijn tijdgenoten gekregen. Juist niet, hij paste nooit in het plaatje. Niemand kon hem naar zijn hand zetten. Hij was niet te paaien. Pas nadat hij vertrokken of overleden was, konden ze de boeddha in hem zien en zijn afwezigheid betreuren.
Hem was het om het even. Wat moet een vrijgeest met een troon? Wat moet een nar met een kroon?