Levenskunst is vliegwerk; stellen, vergroten en overtreffen.
Twee soorten zen
Leerling: Wat is Kleine Zen?
Meester: Een verkleedpartij.
Leerling: Wat is Grote Zen?
Meester: Naaktlopen.
Twee maskers
Leerling: Wat is het Kleine Masker?
Meester: Je persoon.
Leerling: Wat is het Grote Masker?
Meester: Je oorspronkelijke gezicht.
Drie zelven
Leerling: Wat is het Kleine Zelf?
Meester: Een doodloper.
Leerling: Wat is het Grote Zelf?
Meester: Een zitzak.
Leerling: Wat is het Grootste Zelf?
Meester: Vanzelf.
Vier soorten boeddha’s
Leerling: Wat is de Kleinste Boeddha?
Meester: Een boeddhabeeldje.
Leerling: Wat is de Kleine Boeddha?
Meester: Een levende boeddha.
Leerling: Wat is de Grote Boeddha?
Meester: Een dode boeddha.
Leerling: Wat is de Grootste Boeddha?
Meester: Een boeddhadoder.
Vier vormen van echtheid
Leerling: Wat is de Kleinste Echtheid?
Meester: Doen alsof je echt bent.
Leerling: Wat is Kleine Echtheid?
Meester: Doen alsof je niet echt bent.
Leerling: Wat is Grote Echtheid?
Meester: Niet doen alsof je echt bent.
Leerling: Wat is de Grootste Echtheid?
Meester: Niet doen alsof je niet doet alsof.
Drie manieren van thuiskomen
Leerling: Wat is het Kleine Thuiskomen?
Meester: Je heilige huisjes betrekken.
Leerling: Wat is het Grote Thuiskomen?
Meester: Je heilige huisjes verlaten.
Leerling: Wat is het Grootste Thuiskomen?
Meester: Vrij in- en uitlopen.
Twee soorten levenskunst
Leerling: Wat is Kleine Levenskunst?
Meester: Vallen en opstaan.
Leerling: Wat is Grote Levenskunst?
Meester: Vallen.
Drie levenslessen
Leerling: Wat is de Kleine Levensles?
Meester: Almaar bijleren.
Leerling: Wat is de Grote Levensles?
Meester: Dat er niets te leren valt.
Leerling: Wat is de Grootste Levensles?
Meester: Dat de Kleine Les al niet te leren valt.
Twee vormen van volmaaktheid
Leerling: Wat is Kleine Volmaaktheid?
Meester: Weten dat niets volmaakt is.
Leerling: Wat is Grote Volmaaktheid?
Meester: Niet weten wat ‘volmaakt’ is.
Drie soorten initiatief
Leerling: Wat is het Kleine Initiatief?
Meester: Almaar doen.
Leerling: Wat is het Grote Initiatief?
Meester: Maar wat doen.
Leerling: Wat is het Grootste Initiatief?
Meester: Laat maar gaan.
Vier vormen van gemoedsrust
Leerling: Wat is de Kleinste Rust?
Meester: Even bijkomen.
Leerling: Wat is Kleine Rust?
Meester: Je onrust aanvaarden.
Leerling: Wat is Grote Rust?
Meester: Aanvaarden dat je dat niet kunt.
Leerling: Wat is de Grootste Rust?
Meester: Aanvaarden dat je dat ook niet kunt.
Vier soorten liefde
Leerling: Wat is de Kleinste Liefde?
Meester: Een roze bril.
Leerling: Wat is Kleine Liefde?
Meester: Alles onder ogen zien.
Leerling: Wat is Grote Liefde?
Meester: Onder ogen zien dat je dat niet kunt.
Leerling: Wat is de Grootste Liefde?
Meester: Onder ogen zien dat je dat niet weet.
Drie manieren van sterven
Leerling: Wat is de Kleine Dood?
Meester: Sterven aan je lichaam.
Leerling: Wat is de Grote Dood?
Meester: Sterven aan je geest.
Leerling: Wat is de grootste dood?
Meester: Sterven aan het sterven.
Vier soorten houvast
Leerling: Wat is het Kleinste Houvast?
Meester: Niets loslaten.
Leerling: Wat is het Kleine Houvast?
Meester: Iets loslaten.
Leerling: Wat is het Grote Houvast?
Meester: Alles loslaten.
Leerling: Wat is het Grootste Houvast?
Meester: Het loslaten loslaten.
Drie zonden
Leerling: Wat is de Kleine Zonde?
Meester: Weten wat zonde is.
Leerling: Wat is de Grote Zonde?
Meester: De Kleine Zonde niet door de vingers kunnen zien.
Leerling: Wat is de Grootste Zonde?
Meester: De Grote Zonde niet door de vingers kunnen zien.
Vier soorten deugd
Leerling: Wat is de Kleinste Deugd?
Meester: Spelen zonder regels.
Leerling: Wat is de Kleine Deugd?
Meester: Spelen volgens de regels.
Leerling: Wat is de Grote Deugd?
Meester: Spelen met de regels.
Leerling: Wat is de Grootste Deugd?
Meester: Spelen.
Twee soorten domheid
Leerling: Wat is Kleine Domheid?
Meester: Denken dat alles vanzelf spreekt.
Leerling: Wat is Grote Domheid?
Meester: Denken dat alles een wonder is.
Drie soorten leed
Leerling: Wat is Klein Leed?
Meester: Denken.
Leerling: Wat is Groot Leed?
Meester: Denken.
Leerling: Wat is het Grootste Leed?
Meester: Denken.
Drie soorten vreugde
Leerling: Wat is Kleine Vreugde?
Meester: Denken.
Leerling: Wat is Grote Vreugde?
Meester: Denken.
Leerling: Wat is de Grootste Vreugde?
Meester: Denken.
Vier soorten advaita
Leerling: Wat is de Kleinste Advaita?
Meester: Niet-twee.
Leerling: Wat is Kleine Advaita?
Meester: Niet-een.
Leerling: Wat is Grote Advaita?
Meester: Niet-tellen.
Leerling: Wat is de Grootste Advaita?
Meester: Niet noemen.
Vier soorten mystiek
Leerling: Wat is de Kleinste Mystiek?
Meester: God worden.
Leerling: Wat is Kleine Mystiek?
Meester: Alles worden.
Leerling: Wat is Grote Mystiek?
Meester: Niets worden.
Leerling: Wat is de Grootste Mystiek?
Meester: Klein worden.
Leerling: Hoe klein precies?
Meester: Precies zo groot als je bent.
Vijf idealen
Leerling: Wat is het Kleinste Ideaal?
Meester: De wereld verbeteren.
Leerling: Wat is het Kleine Ideaal?
Meester: De wereld aanvaarden.
Leerling: Wat is het Grote Ideaal?
Meester: Jezelf verbeteren.
Leerling: Wat is het Grootste Ideaal?
Meester: Jezelf aanvaarden.
Leerling: Wat is het Allergrootste Ideaal?
Meester: Het afwijzen aanvaarden.
Vier vormen van spiritualiteit
Leerling: Wat is de Kleinste Spiritualiteit?
Meester: Vinden.
Leerling: Wat is Kleine Spiritualiteit?
Meester: Zoeken.
Leerling: Wat is Grote Spiritualiteit?
Meester: Niets kunnen vinden.
Leerling: Wat is de Grootste Spiritualiteit?
Meester: Niets meer zoeken.
Drie wegen
Leerling: Waar is de Kleine Weg?
Meester: Daar.
Leerling: Waar is de Grote Weg?
Meester: Hier.
Leerling: Waar is de Grootste Weg?
Meester: Weg.
Vier geheimen
Leerling: Wat is het Kleinste Geheim?
Meester: Het relatieve.
Leerling: Wat is het Kleine Geheim?
Meester: Het absolute.
Leerling: Wat is het Grote Geheim?
Meester: Dat er geen geheim is.
Leerling: Wat is het Grootste Geheim?
Meester: Of dat wel zo is.
Vier illusies
Leerling: Wat is de Kleinste Illusie?
Meester: Denken dat de werkelijkheid bestaat.
Leerling: Wat is de Kleine Illusie?
Meester: Denken dat de werkelijkheid niet bestaat.
Leerling: Wat is de Grote Illusie?
Meester: Denken dat de illusie bestaat.
Leerling: Wat is de Grootste Illusie?
Meester: Denken dat de illusie niet bestaat.
Twee soorten conclusies
Leerling: Wat is de Kleine Conclusie?
Meester: Geen conclusie.
Leerling: Wat is de Grote Conclusie?
Meester: Geen premissen.
Twee manieren van zien
Leerling: Wat is het Kleine Zien?
Meester: Oogjes toe.
Leerling: Wat is het Grote Zien?
Meester: Kop eraf.
Twee soorten wijsheid
Leerling: Wat is Kleine Wijsheid?
Meester: Dwaasheid.
Leerling: Wat is Grote Wijsheid?
Meester: Dwijsheid.
Drie waarheden
Leerling: Wat is de Kleine Waarheid?
Meester: Een boek.
Leerling: Wat is de Grote Waarheid?
Meester: Een leugen.
Leerling: Wat is de Grootste Waarheid?
Meester: Geen idee.
Twee leugens
Leerling: Wat is de Kleine Leugen?
Meester: Wat ik niet zeg.
Leerling: Wat is de Grote Leugen?
Meester: Wat ik ook zeg.
Vijf soorten geluk
Leerling: Wat is het Kleinste Geluk?
Meester: Blij zijn met iets.
Leerling: Wat is het Kleine Geluk?
Meester: Blij zijn met niets.
Leerling: Wat is het Grote Geluk?
Meester: Niet blij hoeven zijn.
Leerling: Wat is het Grootste Geluk?
Meester: Niets hoeven zijn.
Leerling: Wat is het Allergrootste Geluk?
Meester: Niet hoeven zijn.
Drie vormen van vrijheid
Leerling: Wat is Kleine Vrijheid?
Meester: Niet-weten.
Leerling: Hoe maakt niet-weten vrij?
Meester: Wat je niet weet kan je ook niet binden.
Leerling: Wat is Grote Vrijheid?
Meester: Zelfs niet weten van niet-weten.
Leerling: Maar je was toch al bevrijd?
Meester: Nog niet van de Kleine Vrijheid.
Leerling: Wat is de Grootste Vrijheid?
Meester: Ik zou het ook niet weten.
Lees ook: Transmissie is een val
Deze tekst maakt deel uit van Zondagskindjes, een serie teksten over niet-weten die geen deel uitmaken van een serie. Illustraties Lucienne van Dam.