Soms raak ik in gesprek met mensen over het onderwerp religie, en wat mij dan raakt is het stempel dat het christelijk instituut op onze samenleving heeft gedrukt. Veel mensen geloven nog steeds in een ‘god’ die een soort Sinterklaasgod is, een persoon die het goede vertegenwoordigt.
Dit is de invulling van hun godsbegrip en zij verwerpen daarmee elke andere vorm van religie- klampen zich vast aan hun godsdienst. Wat niet zo verwonderlijk is want veel christelijke prominenten onderwijzen nog steeds deze doctrine. Maar wie op zoek gaat naar religieuze antwoorden komt al snel wat ik noem verminkingen in de christelijke doctrine tegen. Bijvoorbeeld: ‘Tot de derde eeuw na Christus vervolgt Rome de christenen, door ze te kruisigen dan wel voor de leeuwen te gooien, om vervolgens het christendom tot staatsreligie te verheffen. Keizer Constantijn die hier verantwoordelijk voor is, belegt een concilie in Arles om het christendom een staatkundige invulling te kunnen geven. Christus wordt in dit concilie tot een semi godheid verheven waarmee een onweerlegbare doctrine in het leven wordt geroepen- het bewijzen van eer en het invoeren van diensten aan de goddelijke christus (godsdienst).
Na verloop van tijd breidt de macht van het christelijk instituut zich als een olievlek over Europa uit en vervangt de curie, het pauselijk bestuur, de Romeinse senaat. Eeuwenlang werd het christendom aan het volk mondeling overgeleverd, de gewone man wordt alle informatie ontzegd. Zo hij al kon lezen was de Bijbel voor hem verboden lectuur, hij moest maar geloven wat er werd verkondigd en zo bleef de massa in de doctrines van het kerkelijk instituut geloven.
In deze tijd valt dit niet meer te verkopen, het individu is de kerkelijke doctrine voorbij. Met als gevolg dat kerken leeglopen en andere vormen van religie als invulling floreren. De mens is nog steeds opzoek naar antwoorden. Maar helaas heeft het christelijk culturele erfgoed zich als het ware in onze genen genesteld.
In boeddhistische samenlevingen kent men geen zondagsrust, sluitingswet, kerstmis, Pasen, hemelvaart, Pinksteren of ‘God zij met ons’ op de rand van het twee eurostuk. Ook zal je een boeddhist geen gebed bij de troonrede horen uitspreken, als die al zou bestaan in het boeddhisme. Om door te dringen tot boeddhistische waarden is de christelijke doctrine een obstakel, maar te gelijkertijd een poort tot inzicht van de gelijkwaardigheid van alle religies.
In de titel van dit essay staat ook het woord weten. De wetenschap is ook op zoek naar antwoorden en in feite is wetenschap een onderdeel van religie en religie onderdeel van wetenschap. Tenminste als de wetenschap mijn invulling van religie onderschrijft.
Bij Romeinse auteurs treft men de volgende etymologieën van het woord religio aan (bron Wikipedia). Cicero leidt het woord af van delegeer (herlezen, overdoen, nauwgezet in acht nemen) en typeert daarmee het begrip religie als het voortdurend en ijverig in acht nemen van alles wat op de verering van de goden betrekking heeft. (vergelijk De natura deorum II, 28 en De inventione II, 22 en 53).
Lactantius verklaart religie uit religare (opnieuw binden, goed binden) en verstaat onder religie de band (liga) tussen God en de mens (Divinae Institutiones IV, 28).
Aulus Gellius leidt het begrip af van relinquere (achterlaten) en geeft daarmee aan dat alles wat tot de religie behoort van het profane is afgezonderd (Noctes Atticae IV, 9).
Augustinus brengt het woord in verband met re-eligere (opnieuw verkiezen): in de religie kiest de mens God, die hij door de zonde had verloren, weer als bron van zijn zaligheid (De civitate Dei X, 4).
Het woord stamt af van het woord ‘relegare’ wat een term is uit de krijgskunde en hergroeperen betekent. Ik vertaal het met ‘van losse puzzelstukjes een compleet plaatje maken’. Stel dat de losse puzzelstukjes niet alleen de mensheid, maar ook dieren, bomen, planten, microben, moleculen, enzovoort vertegenwoordigen. (Wij) zien elk puzzelstukje als individu en zoeken naar de relevantie van ‘The Big Picture’. Einstein omschreef het als volgt:
‘De mens ervaart zichzelf, zijn gedachten en gevoelens als iets wat van de rest is afgescheiden, een soort optisch bedrog van zijn bewustzijn.’
Vraag je eens af, ‘Wie ziet ‘The Big Picture?’
Jij toch?
En toch geloof je dat je afgescheiden bent van de rest van het totale universum. Waar zou je zijn als er geen universum was, als er geen ruimte was om in te zijn. Dat is natuurlijk moeilijk voor te stellen, een niet-ruimte, Maar alles wat je bent is er dankzij het universum en vice versa.
Eigenlijk is de puzzel al af- elke dag loop je er in rond, zie je hem, ervaar je hem en ben je er volledig een mee.
Binnen het zenboeddhisme kennen we de zogenaamde koanstudie. Een soort vraag en antwoordspel wat je een dieper inzicht in ‘The Big Picture’ geeft. Er bestaan 49 koans (vragen). Een daarvan is:
‘Hoe zag je oorspronkelijk gezicht er uit voor je ouders geboren waren’.
Ik vraag mijn leerlingen liever;
‘Hoe zag je oorspronkelijk gezicht er uit voor de dinosaurussen hier rond liepen’.
Hoe moet jij dat weten? Je bent misschien pas achttien jaar oud. Kun je werkelijk over de grens van je geboorte kijken? Door deze voorstelling beperk je jezelf als iemand van achttien, een individu dat achttien, dertig, veertig, vijftig jaar en meer op deze wereld rondloopt. Je scheidt je daarmee af van de rest van het universum. Een koan sloopt de bagage die ons inzicht belemmert. Niet alleen Einstein ziet afgescheidenheid als een optisch bedrog, het boeddhisme ziet een dergelijk invulling als een totale illusie. Sterker, het ziet alles wat in je geest voorbijtrekt als een projectie, een illusie waardoor je jezelf beperkt. Maar als je nu denkt dat alles wat aan je voorbij trekt een illusie is, geeft dat nog steeds geen antwoord. Er is alleen een ‘weten’ dat het een illusie is, een afgescheiden persoon die weet van de eenheid van het bestaan. Vanuit het weten kan inzicht ontstaan. Inzicht heeft met zien te maken. De ogen zijn een raar zintuig als ze niet samenwerken met de anderen zintuigen.
VERTROUWEN
Ze danste met de vlinders
En kraaide van plezier.
Als ze door de lucht vloog.
In het vangnet van vertier
Ving iedereen haar op.
Ze strooide haar vertrouwen rond
gekruid met sterrenstof
en ieder die daar stond
verloor zijn zelfstandigheid
en kindertijd hervond.
Hoe komt het nu eigenlijk
Dat een vlinder vliegt?
Chloroform een spelt
Boeken omknelt
Een microscoop.
En met heel veel wetenschap
Deelt ze alles stuk
Die laatste stap…
Ze heeft geen vertrouwen
in wat geschreven staat.
Ze snapt het niet, wil weten
waar het over gaat.
Zo raakt haar hoofdje vol.
Er kan niets meer bij
verstrooit zichzelf
en de ontsnapte herinneringen
zijn voor altijd vrij
Vlinders vliegen af en aan
Kijk is eens naar mij,
Ik vlieg en mijn geheim
Ik ben niet groot, zo als jij
vertrouw op mijn vleugels
o zo klein
Mijn mooi lief mensenkind
Ik vertrouw mijn geheim