In Japan is het traditie dat zenmonniken die de tempels leiden regelmatig deelnemen aan een drie maand durende retraite, ‘ango’ genaamd. ‘Ango’ betekent ‘in rust verblijven’ en gaat terug tot de praktijk die de Boeddha introduceerde tijdens het regenseizoen. De wegen in India waren dan onbegaanbaar en het was onmogelijk om rond te trekken. De Boeddha verbleef gedurende negentig dagen in een tijdelijk verblijf, bestaande uit bamboehutten. Hij gaf onderricht aan en mediteerde samen met zijn monniken.
In de Soto-school van zen gebeurt dit nog steeds. Monniken trekken zich letterlijk uit de wereld terug. Geen telefoon of GSM. Geen televisie. Geen krant. Geen internet. Geen rechtstreeks contact met de buitenwereld. Enkel postbrieven zijn toegelaten. De monniken blijven zoveel mogelijk in de tempel. Ze verlaten de tempel alleen om te gaan bedelen, om andere tempels te bezoeken of om een studiedag bij te wonen.
Als leraar van de zen boeddhistische Dojo Halle (Vlaams-Brabant) vindt Konrad Maquestieau het belangrijk om deze traditie aan den lijve te ondervinden. Sinds kort zetten enkele zentempels hun deuren open voor ‘overzeese’ monniken, zo worden de Westerse monniken- of iedereen die niet Japans is- genoemd. In de winters van 2010 en 2014 nam hij deel aan de ango in twee afgelegen tempels: Shogoji, Kumamoto en Toshoji in Okayama, Japan.
Konrad Maquestieau: ‘Wat is er specifiek aan de Japanse vorm van zen ? Hoe is het leven in die tempels ? Is het belangrijk om als Westers zenbeoefenaar in Japan te trainen ? Wat zijn de verschillen met de beoefening in het Westen ?
Dit zijn enkele vragen die ik in mijn voordracht – in het boeddhistisch centrum Ehipassiko in Antwerpen- aan bod zal laten komen. Ik zal trachten een beeld te schetsen van het Japanse tempelleven, het belang van de beoefening en hetgeen deze ervaringen voor mij hebben betekend.’