Vrijdag Zindag gaat vaak over het spel met betekenissen, ook in religieuze zin. Religie is voor mij een spel met mogelijkheden. De ernst die per definitie bij het spel hoort, past prima bij de ernst van de levensvragen waar religie op focust. Alleen hebben machthebbers in religies het spel verdrongen en de ernst laten overheersen. Maar het spel blijft de basis.
Een ernstige levensvraag betreft het levenseinde en de dood. Dit weekend denken katholieken en protestanten in hun kerken en op begraafplaatsen aan overleden geliefden. Valt er vanuit mijn kijk op het religieuze spel iets te zeggen over dit gedenken?
Ik denk het wel. Bij spel draait het steeds om het koppelen van twee werkelijkheden. In zijn spel maakt het kind van een blad een vogeltje. Voetballers doen in hun spel of de werkelijkheid groen is en 100 bij 65 meter groot.
Dat koppelen van werkelijkheden gebeurt ook rond de dood. Die overstijgt ons, net als de tijd. We hebben er geen vat op. De tegenzet van religies is het idee van een voortleven na de dood, in een eeuwige heilige werkelijkheid.
Dankzij hun spel met betekenissen koesteren gelovigen van allerlei soort uiteenlopende voorstellingen van dat voortleven. Beeldvorming speelt met varianten van hemel en hel. Rituelen geven daar een gedragsvorm aan, bijvoorbeeld Allerzielen.
Ook de keuzes rond een uitvaart illustreren het spel met betekenissen. Begraven of cremeren? Religieus of juist seculier? Wat zetten we in de advertentie? Spreken we de overledene toe? Wat voor muziek laten we horen? Denken we dat we hem of haar weerzien in het hiernamaals? Of zelfs in het hiernumaals, gereïncarneerd, of als verschijning in dromen of visioenen?
Kortom: het ernstige spel rond de dood biedt veel speelruimte. Daar kan troost van uitgaan, misschien zelfs voor wie zegt ‘dood = dood’. Juist de speelse dimensie vergemakkelijkt de deelname aan het ernstige gedenken.