Conform de huidige nadrukkelijke behoefte aan religieuze leringen die persoonlijk relevant en direct verifieerbaar zijn, wordt de aloude boeddhistische wedergeboorteleer in bepaalde Dhamma-kringen aan een strenge herbeoordeling onderworpen. Hoewel slechts enkele hedendaagse boeddhistische denkers er nog steeds voor pleiten dat deze leer als ‘onwetenschappelijk’ wordt geschrapt, wint een andere mening terrein, die erop neerkomt dat, of wedergeboorte nu een feit is of niet, de leer van wedergeboorte geen wezenlijke invloed heeft op het beoefenen van de Dhamma, en dus geen aanspraak kan maken op een vaste plaats in de boeddhistische leringen. Er wordt dan gezegd dat de Dhamma zich alleen bezighoudt met het hier en nu, met hulp bieden bij het oplossen van privéproblemen via een toegenomen zelfbewustzijn en innerlijke eerlijkheid. De rest van het boeddhisme kunnen we loslaten als religieuze attributen van een oude cultuur, die uiterst ongeschikt zijn voor de Dhamma van ons technologische tijdperk.
Doel en pad van de Dhamma
Als we onze eigen voorkeuren even terzijde schuiven en in plaats daarvan teruggaan naar de bron, komen we bij het onweerlegbare feit dat wedergeboorte onderdeel was van de leringen van de Boeddha zelf, als een grondbeginsel ervan. Over het geheel genomen blijkt uit de toespraken van de Boeddha dat de wedergeboorteleer zeker niet zomaar een tegemoetkoming aan de heersende visie van zijn tijd was, of een Aziatisch cultureel bedenksel, maar enorme consequenties heeft voor de beoefening van Dhamma, want hij heeft invloed op het doel waarmee de beoefening wordt begonnen en op de motivatie die tot het eind toe wordt volgehouden.
Het doel van het boeddhistische pad is bevrijding van lijden, en de Boeddha maakt het overduidelijk dat het lijden waarvan bevrijding noodzakelijk is, het lijden is van gebondenheid aan samsara, de cirkel van geboorte en dood. Het is waar dat de Dhamma een aspect heeft dat direct zichtbaar en persoonlijk verifieerbaar is. Als we onze eigen ervaring rechtstreeks inspecteren, kunnen we zien dat verdriet, spanning, angst en rouw altijd worden veroorzaakt door onze begeerte, afkeer en onwetendheid, en dus kunnen worden uitgeschakeld als we deze vergiften verwijderen. Het belang van deze direct zichtbare kant van de Dhamma-beoefening kan niet worden onderschat, want hij dient om ons vertrouwen in de bevrijdende doeltreffendheid van het boeddhistische pad te bevestigen. Maar als we de wedergeboorteleer bagatelliseren en het hele belang van de Dhamma uitleggen als het verminderen van geestelijk lijden door verhoogd zelfbewustzijn, ontnemen we de Dhamma die ruimere perspectieven waaraan hij zijn volle breedte en diepte ontleent. Als je dat doet, loop je het risico dat je de Dhamma uiteindelijk reduceert tot weinig meer dan een verfijnd oeroud systeem van humanistische psychotherapie.
Bevrijding uit de totale cyclus van leven en dood
De Boeddha heeft zelf duidelijk aangegeven dat het hoofdprobleem van het menselijke bestaan niet simpelweg het feit is dat we gevoelig zijn voor verdriet, rouw en angst, maar dat we onszelf, door het egoïstische vastklampen, ketenen aan een zich steeds hernieuwend patroon van geboorte, ouder worden, ziekte en dood, waarbinnen we de meer specifieke vormen van mentale kwelling ondergaan. Hij heeft ook laten zien dat het voornaamste gevaar van de vergiften hun oorzakelijke rol bij het in stand houden van de cirkel van wedergeboorte is. Zolang zij onuitgedreven in de diepe lagen van de geest blijven, slepen ze ons door de cirkel van wording waarin wij een vloed van tranen plengen “groter dan het water van de oceaan”. Als deze punten zorgvuldig worden overwogen, zien we dat het doel van de Dhammabeoefening niet is een comfortabele verzoening met ons huidige karakter en onze situatie in de wereld, maar het begin van een verreikende innerlijke transformatie die zal leiden tot onze verlossing van de totale cyclus van het werelds bestaan.
Persoonlijke drijfveren en dieper begrip van de Dhamma
Weliswaar is de voornaamste drijfveer om het pad van de Dhamma op te gaan voor de meeste mensen, een knagend gevoel van onvrede met de standaard loop van ons onverlichte leven, en niet een scherpe waarneming van de gevaren in de cirkel van wedergeboortes. Maar als we de Dhamma tot het eind gaan volgen en alle mogelijkheden benutten om vrede en hogere wijsheid te bereiken, dan moet de beweegreden voor onze beoefening rijper worden dan dat wat ons oorspronkelijk op het pad bracht. De onderliggende drijfveer moet naar de essentiële waarheden toe groeien die de Boeddha onthulde, en door die waarheden te omvatten, moet de drijfveer zijn eigen vermogen voeden om ons naar de verwezenlijking van het doel te leiden.
De Dhamma biedt meer dan alleen inzichtmeditatie
Onze drijfveer krijgt de benodigde rijpheid door het ontwikkelen van de juiste visie, de eerste factor van het edele achtvoudige pad, dat, zoals de Boeddha zei, ook inhoudt dat je begrijpt dat de principes van karma en wedergeboorte fundamenteel zijn voor de structuur van ons bestaan. Hoewel het beschouwen van het moment de sleutel is tot het ontwikkelen van inzichtmeditatie, zou het extreem onjuist zijn om vol te houden dat Dhamma-beoefening geheel bestaat uit het handhaven van opmerkzaamheid op het heden. Het boeddhistische pad benadrukt de rol van wijsheid als het instrument van verlossing, en wijsheid moet niet alleen het doordringen van het moment tot in de verticale diepte behelzen, maar het begrijpen van de voorbije en toekomstige horizonten waartussen ons huidige bestaan zich ontvouwt. Als we volledig op de hoogte zijn van het wedergeboorte-principe, krijgen we dat panoramische perspectief van waaruit we ons leven kunnen onderzoeken in zijn bredere context en gehele relatienetwerk. Dit zal ons stimuleren bij ons eigen nastreven van het pad en zal de diepere betekenis onthullen van het doel waarnaar onze beoefening wijst, het einde van de wedergeboortecyclus als de uiteindelijke bevrijding uit het geestelijk lijden.