De leer van Boeddha is een lange ketting van overdracht geworden. Eerst van zijn gesproken woord naar het neerschrijven dat pas tweehonderdvijftig jaar later werd afgerond. Sommige teksten gingen verloren en andere werden pas later toegevoegd. Verloren teksten werden soms teruggevonden in vertalingen, tijdens de reizen van de teksten doorheen India en vandaar naar China en Tibet. Vervolgens was er de reis van China naar Japan waar duizend jaar na Boeddha’s dood de grote zen- en zuivere Land- stromingen ontstonden. En sinds honderd jaar is er de ingrijpende transformatie van de Aziatische traditie die naar het westen kwam.
De twijfelachtige juiste overlevering en dito interpretatie van de leer
Collega gastauteur Taigu schrijft in dit dagblad geregeld columns over de gelijkenissen tussen christendom en boeddhisme. ‘Het gaat niet om wat de Boeddha zei, maar om je zijn ervaring eigen te maken.’ (…) ‘De Pali Canon dateert uit de tijd dat boeddhisten zich nog bezighielden met hun persoonlijke heil, ten koste van dat van de wereld.’ (…) ‘Vele eeuwen lang beschikte men niet over de oudste teksten en moest men zich stellen met latere teksten, zoals de Lotus sutra. Dat de dharma ons langs indirecte wegen heeft bereikt, maakt de dharma er als zodanig niet anders of minder door.’ [1]
In Boeddha’s tijd, rond de vijfde eeuw voor Christus, ontstonden overal in de wereld gelijkaardige, radicaal nieuwe inzichten. De filosoof Karl Jaspers noemde dit ‘het Axiale Tijdperk’, dat het begin markeert van de mensheid zoals we die nu kennen. ‘In deze periode werden mannen en vrouwen zich bewust van hun bestaan, hun aard en hun beperkingen zoals nooit tevoren.’ [2] In Athene staat op een tempel de inscriptie die de kern van het nieuwe tijdperk samenvat: ‘Ken uzelf.’
In China ontstond het taoïsme dat zijn inzichten zowel helder als duister, maar bijna altijd uiterst compact verwoordt. Twee citaten die ook Boeddha kon hebben uitgesproken:
‘Wie anderen kent, is wijs; wie zichzelf kent, is verlicht.
Wie anderen overwint, is sterk.’Tao-Te-Tjing XXXIII
‘Schaf af heiligheid en verwerp kennis: het volk zal er honderdvoudig door gebaat worden.’ Tao-Te-Tjing XIX [3]
Bij ons ontstond het christendom, dat vaak ver afgedwaald is van de oorspronkelijke leer van zijn stichter. We vergeten daarbij even vaak hoeveel pogingen tot vernieuwing in de kiem zijn gesmoord door de kerkelijke autoriteiten. Ik beperk me hier tot een citaat van Hadewych, een Vlaamse begijn, mystica en dichteres uit de dertiende eeuw, die zoals andere tijdsgenoten een directe beleving van het geloof beschreef, in plaats van het blind volgen van kerkelijke dogma’s.
‘Maar toen ik mijn vreeswekkende Geliefde en onzeggelijke Trooster in zoveel Godzaligheid aanschouwd had, viel ik buiten de geest, met verlies van mezelf en van alle beelden die ik van Hem gezien had. Heel en al weggerukt, rustte ik behaaglijk aan zijn borst: ik genoot zijn wezen als liefde.’
Zijn de gelijkenissen met de boeddhistische leer niet treffend? Wat zijn ‘buiten de geest vallen’ en ‘verlies van mezelf en alle beelden van Hem’ anders dan het eigen ego en de eigen voorstellingen loslaten? En is ‘genieten van zijn wezen als liefde’ iets anders dan oplossen in de liefdevolle vriendelijkheid van een Boeddha-bewustzijn?
Westers boeddhisme zal een nieuwe transformatie zijn. En liefst een herbronning, zoals de christelijke mystici een herbronning waren voor het middeleeuwse christendom en er sinds de jaren zestig een veel persoonlijkere, minder dogmatisch beleving van het christendom is ontstaan.
We maken bovendien een digitale revolutie mee die waarschijnlijk een nieuw type mens zal creëren. We beleven wellicht een nieuw axiaal tijdperk, waarin ons individueel bewustzijn voortdurend ondermijnd wordt door en ondergeschikt gemaakt wordt aan onpersoonlijke algoritmen. De uiterlijke vorm is een explosie aan kennis en communicatiemiddelen, dieper liggend is het ook een explosie van vervalste kennis en van manipulatietechnieken. Zoals ik in een oude column (‘Swipen naar geluk’) schreef, zullen we het boeddhisme hard nodig hebben om te doorzien wat de waardevolle elementen zijn van het digitale tijdperk en wat de grootschalige misleiding is.
Hierna enkele voorbeelden van wat westers boeddhisme zou kunnen inhouden.
Een fusie van westerse en boeddhistische wetenschap
De explosie aan kennis en communicatiemiddelen kan positief aangewend worden. De Dalai Lama gaat voortdurend in dialoog met westerse wetenschappers. Telkens blijkt weer dat de proefondervindelijke inzichten van het boeddhisme perfect kunnen samengaan met de eveneens proefondervindelijke bevindingen van onze wetenschap. Wetenschap schenkt ons beter onderwijs, medische zorg, behuizing, veiligheid en meer algemene kennis. Boeddhisme schenkt ons een breed spiritueel en moreel kader. De fundering daarvan is wat de psycholoog Han de Wit ‘onderzoek in de eerste persoon’ noemt. De boeddhistische visie is dat we kennis verwerven vanuit inzicht in onszelf zodat we onze per definitieve beperkte kijk op de realiteit verhelderen en verscherpen. Westerse wetenschap is ‘onderzoek in de derde persoon’, kennis over dingen en andere mensen verwerven. [4] De illusie dat we ons van die dingen en mensen kunnen losmaken creëert dualiteit, vervreemding. Dualiteit reduceert een geschakeerde realiteit vol verwevenheid tot los zand.
Een andere relatie tussen leraar en leerling
‘Boeddha weigerde een opvolger aan te duiden. Hij geloofde dat een natuurlijk en moreel leiderschap nodig is om een sangha te leiden, autoriteit gebaseerd op deugd en wijsheid en mededogen als de enige heilzame kracht in de maatschappij. De opvolgingstraditie die in boeddhistische scholen tot vandaag nog legitimiteit en garantie verschaffen, blijkt misbruik en dwaling niet te kunnen voorkomen. Mystificatie van de leraar, de Dharma en de verlichting is onnodig en onwenselijk. Een debatcultuur die eigen mening, kritiek, logica en intelligentie aanmoedigt komt de ontwikkeling van het boeddhisme meer ten goede dan koele retorica.
(…)
‘De ware leraar ziet verlichting niet als een onverstoorbaar boven het vergankelijke uitstijgen. Deze interpretatie heeft als effect dat we ons niet meer betrokken voelen op de wereld, wat net het tegenovergestelde is van Boeddha’s oorspronkelijke boodschap. Verlichting geeft geen enkele garantie dat we kunnen ontsnappen aan ziekte, rampen en dood, die inherent zijn aan ons mens-zijn. Bevrijding van illusies helpt ons wel er anders mee om te gaan.’ [5]
Westerse boeddhistische leraren moeten een heel nieuwe manier vinden om met seks en relaties om te gaan. Nu is dat een schemerzone en gaat het in het beste geval enkel om leraren die seksuele omgang en drankgebruik niet al te nauw nemen. Maar soms gaat het om regelrecht seksueel misbruik.
Een westerse boeddhistische leraar zou de moed moeten hebben om zichzelf kwetsbaar op te stellen en toch zijn autoriteit te bewaren, doordat die autoriteit voortvloeit uit ervaring en zelfkennis. Een voorbeeld daarvan geeft de Franse zenleraar Roland Rech die het openlijk over zijn relatieproblemen of zijn genot in een goede maaltijd heeft. Daarnaast bevestigt hij zijn autoriteit door een grote kennis van de essentie van zen. Hij raakt de heikele punten aan van westers boeddhistische leraarschap, zoals de overdracht meester-leerling: ‘Wij moeten laveren tussen twee risico’s: als we geen traditionele weg volgen, die de overdracht wettigt door een meester die zelf deze overdracht ontving van een andere meester, lopen we eenvoudig het risico niets anders dan onszelf te volgen en ons door nieuwe illusies te laten misleiden. Het andere gevaar is dat we een traditie volgen die verstard is in vormen of in een praktijk die de imitatie van een ideaal is geworden en in ons een kunstmatige persoonlijkheid schept.’ [6]
Westerse sangha’s zijn waarschijnlijk een bonte verzameling van organisatievormen. Vaak is de centrale activiteit gezamenlijk mediteren en leest een leraar een boeddhistische tekst voor. Soms wordt die tekst in dialoog besproken. Een mooi voorbeeld van dit laatste, lees ik net vandaag in dit dagblad over een digitale cursus die een dhammacirkel is. ‘De centrale vraag van de dhammacirkel is “Waar kom je de Boeddha tegen in je eigen leven?” (…) De dhammacirkel is ook een oefening in heilzaam spreken en luisteren, het is immers een spreek-en luistercirkel. [7]
In de sangha waartoe ik hoor hebben we een gelijkaardige aanpak. We mediteren uiteraard samen en bespreken boeddhistische teksten. Maar we hebben geen leraar en bespreken ook eigen teksten. Onze centrale activiteit is het delen van moeilijkheden in ons leven, en deze bekijken vanuit een boeddhistisch perspectief. Vaak raakt het boeddhistisch perspectief wel ondergeschikt aan het feit dat we eerder een vriendenkring zijn, met alle gebakkelei dat daarbij hoort. Maar misschien leidde dat wel tot een essentieel aspect van een wat een sangha kan zijn: we werden een veilige, ondersteunende, spirituele familie voor mekaar.
Een geëngageerd boeddhisme
In het Westen reduceren we de boeddhistische praktijk vanuit een doorgedreven individualisme vaak tot iets wat alleen onszelf aangaat. Als reactie op die vernauwde kijk ontstond het ‘geëngageerd boeddhisme.’ Een geëngageerd boeddhisme kan ons eraan herinneren dat boeddhisme geen streven is naar individuele verlossing maar een reactie op de oorzaken van het lijden. Boeddha werd verschillende keer in diskrediet gebracht, bedreigd door machtshebbers of verraden door volgelingen. Boeddha was heel duidelijk over wat macht is. ‘Monniken, een leek die volgeling is van onze beweging moet zich niet inlaten met vijf soorten handel. Handel in wapens, handel in mensen, handel in vlees, handel in bedwelmende middelen, en handel in vergif.’ [8] Dat laatste mogen we in deze eeuw ook interpreteren als de handel in mentaal, sociaal, politiek en vooral moreel vergif.
Ongelijkheid leidt tot verharding van onze maatschappij. Mensen zijn bang omdat ze geen vaste grond onder hun voeten hebben en geen duidelijke, morele waarden om met anderen om te gaan. Vooral jongeren lijden daaronder omdat onze leiders blind blijven voor een ecologische ramp en de aanpak van massale migratie die daaruit zal volgen. Vooral wordt een hoopvolle toekomst gestolen. Het probleem van protestbewegingen is hun zwakke organisatie en het ontbreken van blijvende leiders. Het voordeel is dat zij een breed draagvlak hebben, waardoor het beleid hen niet zomaar in een hoek kan duwen. Evengoed dooft protest vaak na een tijdje uit.
Een geëngageerd boeddhisme zou continuïteit kunnen bieden aan maatschappelijk protest als moreel, psychologisch en maatschappelijk kader. De boeddhistische leraar David Brazier stelt daarvoor een sangha voor waarin de deelnemers beseffen dat onze wereld mee gevormd werd door grote denkers die in het verleden utopieën koesterden. In een sangha kunnen we ons voorbereiden op het realiseren van een maatschappelijke én spirituele utopie door een boeddhistische training in inzicht en in samenwerken. Dit zou een programma kunnen zijn:
- Niet enkel vertrouwen op meditatie en devotie als een persoonlijke hervorming, maar ook interesse hebben voor maatschappelijke actie
- Een nieuwe moraal die niet enkel individueel geldt maar ook geweldloosheid en ecologisch bewustzijn inhoudt
- Nieuwe vormen van gemeenschap die de mogelijkheden van technologie en massamedia benutten
- Interreligieuze dialoog en de bereidheid om bondgenoten te vinden onder de aanhangers van andere overtuigingen
- Een zoektocht naar een nieuwe economie die de destructieve effecten van de economische ongelijkheid en de ecologische vernietiging vermindert
- Een benadering op grond van seksegelijkheid. [9]
Eén boeddhisme
Het is opvallend dat twee van de belangrijkste westerse leraren stellen dat we maar één boeddhisme nodig hebben, een synthese van het theravada, mahayana en vajrayana. Jack Kornfield noemt dat een ‘boeddhayana’, als essentie van het werk dat leidt tot innerlijke vrijheid.’ [10] Joseph Goldstein noemt het ‘één dharma’; er zijn veel paden maar die hebben slechts een paar gemeenschappelijke uitgangspunten. Hij somt vier basisprincipes op:
- filosofische ideeën zijn enkel beschrijvingen, inzicht komt voort uit ervaring
- oplettendheid, mededogen en wijsheid zijn de essentie van een niet-sektarische beoefening
- het begrip ’twee waarheden’ (een relatieve en een absolute kijk op de werkelijkheid) is een kader waarbinnen men uiteenlopende standpunten kan hebben
- de geestestoestand van zich aan niets vastklampen is de essentiële ervaring van vrijheid: de geestestoestand die één maakt. [11]
U. Teunis zegt
‘ken uzelf’ stond niet op een tempel in Athene maar in Dephi. Uit wikipedia: Het Oudgriekse aforisme “ken uzelf”[1] (Grieks: γνῶθι σεαυτόν, gnōthi seauton; Latijn: nosce te ipsum) was volgens een reisverslag van de Griekse schrijver Pausanias een inscriptie in de pronaos van de Tempel van Apollon in Delfi.