Een zaaier ging uit om te zaaien,
Hij zaaide zo wijd als de wind,
Zo wijd als de winden waaien
waar niemand een spoor van vindt.
Een deel van het zaad ging verloren,
een deel van het zaad werd brood,
maar niemand weet van te voren
de weg van het zaad in de schoot.
Het wordt op de wegen vertreden,
het valt in een vruchteloos graf,
het sterft aan de doornen beneden,
de vogels van boven af.
De lage, de hoge gevaren
bedreigen het kiemende graan,
maar soms kan het openbaren
de zin van het aardse bestaan.
Liedboek voor de Kerken 1973,
gezang 54, 1-4
Aan de lezer die schrijft dat Taigu’s aandacht altijd maar uitgaat naar samsara: broeder, wij leven temidden van samsara, jij en ik, allebei. Hoe veel en hoe hard je je ook bezighoudt met de dharma, de wereld wordt er niet vanzelf beter van. De relatie tussen dharma en samsara, tussen de leer en het leven, is diffuus. Thich Nhat Hanh vergeleek de dharma wel met regen die in ons moet indalen opdat onze gedachten, gevoelens en gedrag heilzamer worden. Maar evenals het zaaigoed dat de zaaier zaait, treft de dharmaregen niet één op één doel. De regendruppels en de dharmazaadjes worden óók op de wegen vertreden en alleen soms openbaren ze de zin van het aardse bestaan.
Volgens de overlevering mompelde Bodhidharma “niets heiligs” toen de Chinese keizer hem om commentaar vroeg om zijn ambitieuze bouw van een groot aantal boeddhistische tempels. Dezelfde reactie past op de sutra’s (‘heilige’ teksten) die in deze krant worden gespeld of uitgelegd. De geur van heiligheid die sommige boeddhistische letterknechten hier achterlaten, is als een onwelriekende spruitjeslucht en verraadt een diepgeworteld vals bewustzijn.
“Niets heiligs” was ook de naoorlogse Japanse zenvernieuwer Hisamatsu op het lijf geschreven. Heiligheid is in ons deel van de wereld een residu van een voorheen christelijke cultuur, een voedingsbodem voor een religieus verlangen om hetzelfde terug te vinden in bijvoorbeeld boeddhisme. En daar word je goed bediend, want heiligheid doordrenkt tal van boeddhistische tradities. Ieder geïnstitutionaliseerd geloofssysteem loopt het risico het charisma buiten de wereldse orde te plaatsen. Westers boeddhisme gaat al te vaak mank aan een onbewust van kloostertradities uit de eeuwen der eeuwen overgenomen hang naar een onwereldse perfectie. De teksten die worden gelezen zijn in overgrote meerderheid het product van zulke tradities. Te veel boeddhisten spiegelen zich aan idealen die onbereikbaar en niet van toepassing zijn in de samsarische werkelijkheid van een geseculariseerde wereld.
En waarom houden wij ons eigenlijk bezig met cryptische, selectief gekozen sutra’s wanneer een gezang uit het Liedboek voor de Kerken klinkt alsof het uit de pen zou hebben kunnen komen van wijlen Thich Nhat Hanh? De Vietnamese zenleraar en zijn Tibetaanse dharmabroeder, de Dalai Lama, hebben op reis door de westerse wereld nooit zieltjes proberen te winnen voor het boeddhisme. Wat zij wel gedaan hebben is een gemoderniseerde interpretatie van boeddhisme ten voorbeeld houden aan een godverloren gehoor, dat zij hebben opgeroepen de wortels van hun religieuze cultuur op een eigentijdse wijze te vernieuwen. Maar dit was aan dovemansoren gesproken, omdat de afkeer en het zinsverlies van de christelijke kerken bij ons diepe wonden hebben geslagen, even diep als de geloofwaardigheid van boeddhisme in de bronlanden van Zuid- en Oost-Azië is ondermijnd in een ook daar geseculariseerde werkelijkheid.
Taigu zal zich nooit kunnen onttrekken aan de karmische belasting van ruim zestig jaar leven temidden van samsara. De gemaakte keuzes in een verwarrende werkelijkheid hebben zich van jongsafaan vertaald in gedragspatronen die je niet wegspoelt met zestien jaar zenbeoefening in deeltijd, waarbij moet worden aangetekend dat hij na een jaar of vijf geleidelijk is gaan overhellen naar een vrije combinatie met Shinrans reine-landpraktijk. Natuurlijk, de inspiratie van de dharma maakt je bewuster om goed te doen waar je goed kunt doen en het is niet alsof Taigu voordat hij begon met de zenbeoefening, nooit goed gedaan heeft. Voor zover je dat met de wetenschap van nu kunt zeggen, want de kern van Mahayana is dat je nooit precies weet welk gedrag heilzaam is of niet. Vervuld van existentiële twijfel ploeteren wij ons een weg door het rulle zand en alleen soms ervaren wij even een voorbijgaande mirage van licht in het duister. Geen weg, geen bereiken; samsara is nirvana.
Een voordeel van Shinran is dat begrip voor dat geploeter centraal staat in zijn dharmabeschouwing. Dit onderscheidt hem van het zenboeddhisme, van oudsher meer een wijze van beoefening voor een kleine elite die zich welbevond in volledige toewijding aan veeleisende meditatie en confronterende geestelijke acrobatiek. Shinran wilde Mahayana na duizend jaar pretentie van ‘Groot Voertuig’ eindelijk echt openleggen voor de gewone man en vrouw. Hij en zijn leraar, Honen, zijn om hun geschriften twee boeiende ‘theologen’ van het boeddhisme. Honen analyseert onverschrokken zin en onzin van vijftienhonderd jaar boeddhistische stromingen. Shinran neemt van hem de nembutsu over als voor ieder toegankelijke vorm van beoefening en richt zijn focus op de weg van hoop en groot vertrouwen en op de mogelijkheid van een innerlijke religieuze ommekeer juist van de mens die in zonde leeft, die wordt opgeslokt door samsara.
Wat Taigu van zen meeneemt, is o.a. het doorzien van wat mensen zich aan fata morgana voor de geest kunnen halen. De verbeelding is aan de macht wanneer wij ons de tijd als uitspansel voorstellen en broeder Gautama als ‘de Ontwaakte’ laten verschijnen. Je mag er best de Pali Canon op naslaan, zolang je maar beseft dat het verbeelding op verbeelding is, geen geopenbaarde realiteit. Er is behalve in onze voorstelling verder geen uitspansel; heden, verleden en toekomst zijn in elkaar verpakt, samengebald in dit moment. Wanneer de dharmaregen neerslaat in boeddhanatuur, wat soms gebeurt, kan boeddhaschap in levende wezens groeien. Maar even zo vaak valt deze regen temidden van de samsara in een vruchteloos graf. Als je dit allemaal onderkent, dat transcendent en immanent samenvallen, en dat er niets heiligs bestaat, dan zijn nembutsu en groot vertrouwen een mooi complement, en kunnen Bodhidharma en Shinran met recht en reden goede vrienden van elkaar worden genoemd.