Vijfentwintig eeuwen boeddhisme hebben geen gedragsverandering teweeggebracht. Of je nu verlossing zoekt in wereldverzaking of in een gedachteloze realisatie van bevrijdende wijsheid, het lijkt geen bal uit te maken.
Soms, wanneer ik mij op mijn allerenigste alleen voel, dan bekruipt mij tenslotte de gedachte dat ik als bezielde mens dezelfde weg afleg als anderen door Dante’s hel. Dat de twijfels die mij het vlees van de botten vreten, op precies ditzelfde moment ook andere bezielde mensen kwellen of uit hun slaap houden. Het is de kern van onze bezielde existentie, waarin bij gebrek aan betere woorden geest en lichaam in elkaar besloten zijn, dat wij blootstaan aan zorgen, angsten en lijden in welke andere vorm dan ook. Op zulke momenten voelt dit besef als een vorm van lijdenssolidariteit waaraan ik me optrek en de moed ontleen om verder te gaan.
Als we een tandje dieper gaan, dan past het op te merken dat wij elkaars lijden instandhouden. Onze planeet is niet onderweg naar zijn mallemoer door oliemaatschappijen die maar fossiele brandstoffen blijven oppompen en exploreren naar meer. Klanten die de wereld rond willen in hun vrijheid van bewegen met auto’s en vliegtuigen. De geprognosticeerde energiebehoefte tot het einde van de eeuw is zo groot dat duurzame bronnen hier niet aan kunnen voldoen, hoe hard de Boeddha ook aan het dharmawiel zou rukken. Huidige en toekomstige gepensioneerden leven van de dividenden die de industrie genereert. Het klimaatakkoord van Parijs is een doekje dat het bloeden niet zal stoppen en iedereen die het weet.
Wie gelooft in de beneficiële potentie van interdependentie, moet weten dat deze ook een schaduwkant heeft. Interdependentie is mede een veroorzaker van de schade die wij elkaar en onze biotoop aanrichten. Nog een tandje dieper en “na ons de zondvloed” is een mogelijke intuïtieve reactie voor wie zich realiseert dat dit mechanisme aan het werk is. Terwijl de klimaatverandering overal een onheilspellend spoor trekt, dansen wij door op de orkestmuziek van de Titanic, met alleen de vraag in ons achterhoofd of we voor onszelf tijdig een weg naar een reddingsboot zullen weten te vinden, mocht de pleuris voor ons daadwerkelijk uitbreken.
In mijn vorige artikel beschreef ik hoe Arthur Schopenhauer zijn filosofie zag uitmonden in de nachtmerrie van ‘dukkha’, in de realisatie dat het lot van een door wil en drift bewogen mensheid is te leven in Dante’s hel. Hij wendde zich, met een annuïteit van zijn ouderlijke erfenis, van de wereld af, naar het voorbeeld van zijn vriend, de Boeddha. Zo is het boeddhisme ooit begonnen, als orde van monniken die zich van de wereld afkeerden en leefden naar de gelofte van armoede en hun geloof in de verlossende werking van het achtvoudig pad, in dit of een volgend leven.
Een twijfel die Thich Nhat Hanh koesterde vóór hij door een opeenvolging van beroertes werd getroffen en overleed, was of de mensheid in staat zou zijn tot gedragsverandering voordat zij de planeet voor zichzelf onbewoonbaar zou maken. In twee indringende interviews met de Britse krant The Guardian getuigde hij hiervan. Hieraan moet ik altijd weer denken wanneer ik op CNN in reclametijd het filmpje zie van een of andere milieulobby, waarin de oceaan, als grootste levende organisme ter aarde, ons met een diepe basstem zijn laatste waarschuwing overbrengt: “Mensen kunnen niet zonder de planeet, maar de planeet wel zonder mensen.”
Vijfentwintig eeuwen boeddhisme van welke vorm of soort dan ook hebben geen gedragsverandering teweeggebracht. Of je nu verlossing zoekt in wereldverzaking of in een gedachteloze realisatie van bevrijdende wijsheid in een moment van openbaring, het lijkt geen bal uit te maken. Erger nog, als boeddhisme een in hoofdzaak individuele focus heeft (zoals vele lezers mij bij herhaling hebben verzekerd), dan voelt het des te meer als een futiele onderneming. In dit licht bezien krijg ik soms puisten van het zoveelste weeë stukje in het Boeddhistisch Dagblad waarin meditatie ons wordt voorgeschoteld als een panacee dat ons helpt ons subtiele gewaarzijn te vergroten. Gewaarzijn waarvan? Van de werking van onze hoogsteigen zintuigen of van de ellende die ons bestaan uitmaakt en waartegen geen kruid gewassen lijkt?
Zoals gezegd, ik ontleen een beetje moed aan de wetenschap dat ik als bezielde mens niet de allerenigste ben die een weg aflegt door Dante’s hel. Ik ontleen eveneens moed aan de mogelijkheid dat juist de ontmaskering van alle valse hoop ruimte maakt voor een kanteling van perspectief. En precies daarom ontleen ik moed aan mijn vriend Shinran, een Japanse boeddhist die bijna duizend jaar geleden al onderkende dat het boeddhisme van de Boeddha was uitgewerkt, dat gewone schepsels niet in staat zijn op kracht van eigen inspanning tot verlossing of realisatie te geraken, en dat alleen diep toevertrouwen aan de ‘kracht van het andere’ nog verschil kan maken, zonder ons overigens tot betere mensen te maken.
Bezielde mensen, schepsels – ga mij niet lopen te farizeeën dat mijn vrije taalgebruik ‘onboeddhistisch’ is. Fundamentalisme voegt alleen maar een dimensie toe aan de grote, grote moeite die een ‘modern’ boeddhisme heeft om tot verstaan te komen met zichzelf. Voor boeddhisme is er alleen hoop wanneer het de hoop op het ‘heilige’ prijsgeeft en de betekenis erkent die het absurde en het banale in ons leven toekomt. Wat als van de vier Edele Waarheden alleen de eerste twee standhouden, en de derde en de vierde aan revisie toe zijn?
Namu Amida Butsu.
G.J. Smeets zegt
Taigu, samengevat: boeddhisme is een aflopend hoofdstuk in de historie van homo sapiens en homo sapiens is een voetnoot in de historie van planeet.
Wat mij betreft is de eerste van de vier Edele Waarheden de enige die relevant is. De tweede van het kwartet is geneuzel over oorzaak. De derde waarheid is een stropop want interdependentie is geen oorzaak. En de vierde is een open deur.
Als collega BD-columnist heb ik hier eerder al genoteerd (zie drieluik “Boeddhisme achterhaald” in mei 2018) dat het boeddhisme een gezelschapsspel is dat irrelevant is voor wie niet tot het gezelschap behoort.
Verder ben ik het van harte eens met je opmerking over de vele weeë stukjes in het Boeddhistisch Dagblad over meditatie. Ik voeg daaraan toe dat er evenveel ‘filosofische’ stukjes in BD staan die herhalen wat twee millennia geleden in Azië op schrift is gesteld zonder zich te bekommeren om wat er in de tussentijd is ontdekt en uitgevonden. BD geeft een goede inkijk in de irrelevantie van het boeddhisme anno 2022.