Dit boek gaat over een zoektocht die 50 jaar geleden is begonnen. De schrijver is psychiater en vertelt hoe hij op een keer tijdens het eten werd opgeschrikt door een oproep om naar het ziekenhuis te komen. Door de schrik morste hij wat spaghettisaus op zijn stropdas, maar hij had geen tijd om deze te verwisselen. In het ziekenhuis gekomen trof hij een patiënt aan die een zelfmoordpoging had gedaan door een overdosis pillen te nemen. Ze lag in coma, maar haar kamergenote was er nog. De schrijver, die intussen zijn doktersjas had aangetrokken, ondervroeg daarom de kamergenote over de pillen waarvan ze een overdosis had genomen. De volgende morgen was de patiënte wakker en aanspreekbaar en tot de grote verbazing van de schrijver, wist ze het hele gesprek dat hij de vorige dag met haar kamergenote had gevoerd te beschrijven. Dit had in een andere kamer plaatsgevonden toen zij in coma lag. Ze noemde ook de spaghettisaus op zijn stropdas. Ze vertelde bovendien dat ze in de spreekkamer was geweest en de schrijver had gehoord en gezien.
Bijna-doodervaring
Dit voorval maakte een diepe indruk op de schrijver en hij besloot om op een wetenschappelijke manier dit soort onverklaarbare gebeurtenissen te gaan onderzoeken. Deze gebeurtenissen worden nu “bijna-doodervaringen” genoemd, vaak afgekort tot BDE. Ze komen vaker voor dan de meeste mensen denken. Van alle mensen die op de grens tussen leven en dood hebben gestaan, rapporteert bijna 20% een dergelijke ervaring gehad te hebben. Zo’n ervaring maakt bijna altijd een diepe indruk op degene die hem ondergaat. Toch spreekt niet iedereen er graag over, omdat men vaak niet wordt geloofd of voor gek wordt versleten. Bij 80% van deze ervaringen ondervindt men gelukzaligheid en een diepe onverstoorbare rust, die tijdens de rest van het leven op de achtergrond aanwezig blijft. Bijna iedereen kan zich bovendien tientallen jaren later zijn ervaring nog tot in de details herinneren. Een enkele keer ondervindt een patiënt in deze toestand duisternis, angst en een intens branderig gevoel. Neutrale ervaringen, zoals hierboven beschreven, komen ook voor maar die zijn nog zeldzamer.
Geen drogbeelden
Nog steeds worden deze ervaringen vaak afgedaan als hallucinaties, maar de schrijver heeft vastgesteld dat ze wel degelijk iets anders zijn. Hij merkte dat zijn collega’s en leidinggevenden hem in het begin niet helemaal serieus namen. Vooral in de Verenigde Staten en zeker in ziekenhuizen wordt het materialistische wereldbeeld als vanzelfsprekend beschouwd. Elke ervaring die dus niet kon worden verklaard als gevolg van chemische reacties in de hersenen, wordt domweg ontkend, of afgedaan als “spiritualiteit”. Het kostte de schrijver dan ook heel wat moeite om medewerking te krijgen voor zijn onderzoek. Natuurlijk heeft hij geprobeerd om voor deze BDE’s natuurkundige verklaringen te vinden, maar dit bleek onmogelijk. Tot zijn grote verrassing konden de verslagen ervan ook niet teruggevoerd worden tot een specifieke religieuze overtuiging. Mensen werden er ook niet meer gelovig door. Het is ook niet zo dat gelovige, of welwillende mensen meer kans maken om zo’n ervaring te ondergaan. Het is zuiver en alleen een kwestie van toeval.
Niet ongewoon
De schrijver heeft honderden, zo niet duizenden verslagen van BDE-ervaringen verzameld. Hij komt tot de conclusie dat er een aantal patronen vaak voorkomen. Ten eerste is er vaak sprake van buitenlichamelijke waarnemingen. Ten tweede wordt vaak gezegd dat de tijd wegvalt en vaak is er een soort gevoel van holisme, een gevoel zoals dat beschreven wordt in het boeddhisme als het “Net van Indra”. Het Net van Indra is een net van edelstenen waarin elke steen het gehele net weerspiegelt en zelf weer door het gehele net wordt weerspiegeld. Er is ten derde vaak een overzicht van het gehele voorbije leven. Ten vierde is er vaak een gevoel van intense rust en acceptatie, vaak vergezeld van een gevoel van tederheid voor alles wat leeft. Tenslotte is er vaak sprake van een keuze of noodzaak om terug te keren naar het lichaam.
Geen roes
Soms wordt gesuggereerd dat een dergelijke ervaring ook kan worden opgewekt door psychotrope middelen. Dit lijkt echter niet waarschijnlijk. De schrijver noemt een geval van een jonge man die bijna overlijdt door de inname van een overdosis LSD. Tijdens zijn bijna-doodervaring is hij helder, heeft hij geen hallucinaties en voelt hij zich kalm en gelukkig. Als hij na de ervaring weer terug moet in zijn lichaam, ervaart hij opnieuw de hallucinaties van de LSD en voelt zich ongelukkig in zijn lichaam. Dit geeft duidelijk het verschil aan tussen de psychotrope middelen die het zenuwstelsel in de war gooien en de bijna-doodervaring. Een andere patiënt zegt hierover: “… ik hallucineerde niet maar mijn lichaam wel.” Overigens heeft de schrijver wel vastgesteld dat de roes die veroorzaakt wordt door ketamine en DMT een klein beetje in de buurt komen van de bijna-doodervaring.
Na veel onderzoek en het raadplegen van veel literatuur constateert de schrijver dat de relatie tussen het bewustzijn en de hersenen nog steeds een raadsel is. Er is geen enkele relatie te constateren tussen de bijna-doodervaring en de resultaten van metingen van hersenonderzoek. Veranderingen in de hersenen veroorzaken wel verandering van ervaringen, maar het bewustzijn blijkt zelf ook in staat om ervaringen te beïnvloeden. Bovendien kunnen keuzes en beslissingen niet door de hersenen worden gemaakt. Het lijkt er volgens de schrijver op dat ons bewustzijn veel meer omvat dan de hersenen kunnen weergeven, zodat we de hersenen juist minder actief moeten maken om het bewustzijn helderder te laten zijn. Dat zou verklaren waarom ascese en meditatie juist meer helderheid geven. Dit wordt volgens de schrijver gesuggereerd door de bijna-doodervaringen, waarbij niet alleen geen hersenactiviteit meer wordt geconstateerd, maar waarbij ook de ervaring optreedt van een bestaan los van het lichaam. Hierbij krijgt men vaak de indruk dat tijd en ruimte niet meer bestaan.
Onverklaarbare ontmoetingen
De schrijver noemt een geval dat beschreven is door Plinius de Oudere (23 – 79). Een Romeinse edelman, genaamd Corfidius, was overleden en de begrafenis werd georganiseerd door zijn jongere broer. Toen Corfidius al op de balsemtafel lag, richtte hij zich plotseling op, riep een bediende en vertelde dat deze de begrafenis van zijn jongere broer moest regelen. Hij had zijn jongere broer tijdens zijn bijna-doodervaring ontmoet en deze had hem ook verteld op welke plek in zijn tuin zijn rijkdom was begraven. Het bleek dat deze jongere broer inderdaad net plotseling was overleden en het goud werd op de aangewezen plaats gevonden.
De ontmoetingen met overledenen tijdens de bijna-doodervaring vormen natuurlijk een raadsel. Het lijkt er wel op dat we deze minstens voor een deel symbolisch moeten interpreteren. Sommige mensen die een bijna-doodervaring hebben gehad wijzen erop dat de ervaring eigenlijk niet voorstelbaar is en niet met woorden te beschrijven. Ons voorstellingsvermogen probeert dagelijks voortdurend onze zintuiglijke indrukken tot een begrijpelijk geheel te combineren. Andere indrukken die als echt worden ervaren, zal dat voorstellingsvermogen op dezelfde manier proberen te behandelen.
Alles verandert
De schrijver constateert dat de bijna-doodervaring een enorme persoonlijke transformatie betekent. Men krijgt een andere kijk op de dood, mensen die zelfmoord wilden plegen vinden dat na de ervaring opeens zinloos. Er is een gevoel van verbondenheid met alles wat bestaat. Veel mensen veranderen hun levensstijl ingrijpend, geven niets meer om geld of bezit en gaan liefdadigheidswerk doen. Een doorgewinterde soldaat merkt bijvoorbeeld opeens dat hij op het slagveld niet meer kan schieten en verandert van carrière. Iemand die 15 jaar verslaafd is geweest weet door wilskracht zijn verslaving te overwinnen. Veel mensen vinden het bovendien jammer dat ze na de bijna-doodervaring weer terug moeten naar het leven.
Nieuw humanisme
Het boek is vlot geschreven en de vertaling is prima. Er staan heel veel praktijkgevallen in en deze spreken eigenlijk voor zichzelf. De schrijver presenteert de gevallen en zijn conclusies duidelijk en weet hij zich daarbij verre te houden van elke religieuze of metafysische ideologie.
Dit is een belangrijk boek, niet zozeer voor hen die graag willen denken dat religieuze voorstellingen van het hiernamaals hiermee bevestigd worden. Deze voorstellingen zijn waarschijnlijk juist ontleend aan de bijna-doodervaringen. Het belang van het boek ligt meer in het radicaal andere mensbeeld dat er vanuit gaat. Het leert ons niet te sterven, maar juist te leven. Stel dat de bijna-doodervaringen ons tonen wat we echt van nature zijn, zonder dat we misleid worden door onze opgehoopte wereldse frustraties en misverstanden. Stel eens dat we dit mensbeeld centraal stellen als datgene wat we zouden moeten zijn en willen worden. Het ultieme doel dat voor alles waard is om naar te streven. Het is de ataraxía van de oude Grieken, het nirvāṇa van de boeddhisten. Wie het heeft ervaren bezit prajña, wijsheid, sofía. Wie ernaar streefde heette eens een filosoof. Een filosoof was toen niet iemand die boeken schrijft voor mensen die boeken schrijven, zo iemand werd toen “filoloog genoemd”. Er zijn mensen die dit doel van wijsheid hebben bereikt, ik denk hierbij aan de Boeddha, Socrates, Diogenes en vele anderen. Dit boek kan ons leren onze kleinzielige wensdromen van rijkdom en macht op te geven en te streven naar het echte aangeboren geluk dat bestaat uit wijsheid.