Ik lig op de trauma-afdeling van een ziekenhuis in Bunkerstad. En ik kan nauwelijks meer zelfstandig ademen, mijn tanden zijn uit mijn mond geslagen en m’n beide ogen zitten dicht. Het spreken gaat moeizaam. De artsen maken zich zorgen.
Wat is er gebeurd dat deze geweldloze reus in het hospitaal terecht is gekomen?
Ik liep op straat in Bunkerstad en passeerde een zeer gespierde, druk pratende vrouw, er was niemand in haar gezelschap, toch sprak ze. Ze maakte geen verwarde indruk, dus ik dacht dat ze het woord tot mij richtte. Zo sprak ik haar aan en zei: ‘Beste vrouw, hoe kan ik u helpen?’ Wat ik niet wist was dat er een microfoon in haar decolleté ruste die weer aan een draagbare telefoon was gekoppeld waarmee ze in contact stond met iemand elders, een waarschijnlijk eveneens gespierd persoon. De vrouw keek me niet begrijpend, zelfs haatdragend aan en sprak: ‘Hé, lullo, ik heb het helemaal niet tegen jou, waar bemoei je je mee. Wil je een pak slaag?’
Ik zei tegen haar dat ik vorige week in een dorpje zelf was aangesproken door een klein jongetje die zijn pappa kwijt was, dat ik geen bodhisattva was, ook geen lid van het Rode Kruis, maar dat ik niet onbeleefd wilde lijken door haar tot mij gesproken woorden te ontwijken. Mogelijk had ze een hulpvraag?
De gespierde vrouw kwam op mij af en zei: ‘Hier heb je er vast eentje.’ De dreun kwam hard aan. Ik ben niet van het vechten of vluchten dus zo kwam ik na meer dreunen in het ziekenhuis terecht.
Ik wil u waarschuwen: Er lopen duizenden mensen op straat die een klein kastje bij zich dragen, de draagbare telefoon, waarmee ze altijd 24/7 en in het openbaar gesprekken voeren. Of letters intikken op een schermpje. Deze mensen zijn psychiatrische patiënten die altijd in contact willen staan met andere patiënten met kastjes, anders denken ze nergens bij te horen en dat vinden ze rampzalig. Ze maken deel uit van een kastegroepering.
Ik denk zelf dat je ook thuis een telefoongesprek kunt voeren of zinnen maken op het schermpje. Dat is echter ouderwets.
Ik pleit nu voor een algeheel verbod om op straat via kastjes zinloze gesprekken te voeren. Pia Dijkstra, de D’66 moeder Theresia en hoeder van de bijna-doden, is daar zeker voor in.
Ik werd vanmorgen badend in het zweet in mijn eigen mand in de Bunker wakker. Ik droomde een boze droom, lag niet in een ziekenhuis, al was het wel waar dat ik de sprekende gespierde vrouw op straat tegen ben gekomen. Ik begon toen in dat moment ook zelf te praten in een niet bestaande zelf verzonnen microfoon die niet gekoppeld was aan een kastje, om bij haar niet raar en afwijkend over te komen. Als een ouderwetse lullo zogezegd.
Mayday, mayday, (m’aidez Frans voor help mij) sprak ik in het voorbijgaan in mijn niet bestaande microfoon. Je moet je toch aanpassen aan je omgeving.
Moedig voorwaarts!
Ruud van Bokhoven zegt
Goed dat het een droom was Joop, maar helaas zie je nu eenmaal allemaal zombies lopen over straat met meer aandacht voor de elektronische mens en de velen gebakken lucht volgers dan de werkelijke echte mens.
Raak er maar aan gewend, Joop, het tij zal niet wederkeren.
Namasté ?
Rafael zegt
alles komt, … en gaat
ik weet nog hoe mooi ze was, blauw ogen blonde haren aan de wandel.
het was juni eind jaren 80
25 graden op het Vredenburg?
ik dacht kroegie, biertje..ok snel zijn nu..
“hallo jonge dame zin in een biertje” ..nix
“HALLO” .. nog nix… shit een walkman … t’is nooit wat geworden ??
ach ja andere tijden, gelijke mensen ..?