Zoals de kenners onmiddellijk aan de titel van deze blog gezien hebben ga ik het vandaag eens over de uitvaart hebben. Het thema borrelt al in mijn hoofd sinds Yarden in Nederland bekend maakte dat het toekomstige prijsstijgingen mogelijk zou gaan doorberekenen aan hun verzekerden. Dat laatste woord is formeel niet helemaal juist; Yarden heeft geen verzekerden, maar leden. Die zijn met gelikte marketingcampagnes gelokt, onder meer omdat het (volgens Yarden) veel aantrekkelijker is om je bij een vereniging aan te sluiten die de volledige uitvaart regelt, in plaats van bij een verzekeraar die slechts een bedrag uitkeert. Want je weet immers nooit of dat bedrag wel voldoende is.
De geschiedenis van Yarden gaat terug naar precies 100 jaar geleden, toen de Arbeiders Vereniging voor Lijkverbranding werd opgericht. De achterliggende gedachte, naast het strijden voor legalisering van (toen nog verboden) crematie, was om gezamenlijk de kosten te dragen. De Arbeiders in 1919 hadden vermoedelijk geen plaatje voor zich van een luxe kantoorpand, hippe commercials met Adelheid Roosen, een afdeling beleggingen en een directie met een, volgens de website, marktconform salaris. (Marktconform is de term die gebruikt wordt als men liever geen bedrag noemt, en betekent in de praktijk meestal “veel te hoog”.) Het idee van de oprichters was dat een gezamenlijke periodieke kleine bijdrage van iedereen de crematie van iedereen mogelijk zou maken.
Die andere grote jongen op uitvaartgebied, Dela, werd in 1937 opgericht, met eenzelfde solidariteitsdoelstelling. Voor de niet-kenners: kijk nog even naar de titel van deze blog en je weet waar de naam Dela voor staat. Beide organisaties zijn inmiddels hun roots ver ontstegen, hebben uitvaarten steeds verder opgetuigd en nu de kosten de pan uitrijzen en de beleggingsbomen toch niet tot in de hemel blijken te groeien, komen ze in de problemen. De oprichters in 1919 en 1937 draaien zich om in hun urn, respectievelijk graf: ze deden de ledenbijdragen waarschijnlijk gewoon in een sigarenkistje en deden het praktische werk gewoon zelf.
In Thailand is “draagt elkanders lasten” geen holle praat. Overlijdt er hier iemand in het dorp, dan komen er meteen allerlei mensen in actie. Nog dezelfde avond is er bij het huis van de overledene een groot tentdak geplaatst en is er een grote lading tafels en stoeltjes aangevoerd. Iedereen die de nabestaanden bezoekt neemt een envelop mee, waarin een bedrag naar draagkracht is gestopt. Gedurende enkele avonden zijn er plechtigheden met monniken en een soort uitvaartleider die de juiste teksten voordraagt. Buren zorgen ervoor dat alles geregeld wordt.
De familie van de overledene hoeft zich dus nauwelijks met organisatorische dingen bezig te houden, maar kan zich volledig aan de zorg voor elkaar en voor de overledenen wijden. Wat moet er bijvoorbeeld mee, is een belangrijke vraag. Soms wordt er een soort pipowagen opgetuigd met allerlei spullen die voor de overledene nog van pas kunnen worden: kleding, stoeltjes, een koelkast, een ventilator, gemak dient niet alleen in dit leven de mens. Het “huisje” op de wagen krijgt overigens een herbestemming als sala, een overdekt zitplekje ergens in het dorp of in de tuin. Daartoe worden de wanden eruit gesloopt.
Op de dag van de verbranding wordt ook alles weer gezamenlijk gedaan. Er zijn stoelen aangevoerd, er wordt eten gekookt, en er wordt afgewassen, er zijn de rituele geschenken die aan de monniken overhandigd moeten worden. Ook hele praktische dingen lijken vanzelf te gaan. Zo stellen mensen hun oprit of weiland open om te parkeren.
Na een ochtend vol rituelen en de maaltijd vertrekt de rouwstoet voor de verbranding van het lichaam. Deze vindt plaats in een eenvoudig crematorium. In veel plaatsen is dat nog een simpel plateau in de open lucht; grotere plaatsen hebben vaak al wel een afgesloten verbrandingsplaats.
De overledene ligt in een kist die in een soort houten tempeltje staat. Het geheel staat achterop een auto.
Vroeger werd het tempeltje met de kist op handkracht naar het crematorium getrokken. Overblijfsel daarvan zijn de touwen die aan de auto vastzitten en die door de mensen die voor de auto uitlopen worden vastgehouden.
Bij het crematorium worden opnieuw door de monniken allerlei rituelen uitgevoerd. Dan worden met veel knalvuurwerk de onaardige geesten weggejaagd. Met een soort vuurpijl wordt vervolgens het tempeltje in brand geschoten. Met veel geknal staat het al snel in lichterlaaie. Nog terwijl het vuur brandt vertrekken de mensen. Ze verlaten het terrein zonder om te kijken, om te voorkomen dat ze zich op een of andere manier verbinden aan de geesten. In nog geen 10 minuten tijd zijn alle stoelen en andere spullen ook opgeruimd en blijft alleen de brandweerman achter, die moet zorgen dat de vonken de omgeving niet in de fik zetten.
En dat alles wordt dus betaald en uitgevoerd volgens het motto: draagt elkanders lasten. Alle mensen in het dorp leven in de zekerheid dat hun uitvaart geregeld wordt, onafhankelijk van beleggingsresultaten en inflatie.
Wat veel mensen niet weten is dat je in Nederland ook prima een uitvaart zelf kunt regelen. Mieke heeft het ooit gedaan voor vrienden waarvan de baby was gestorven. Zelfs de gemeente, die een verlof tot begraven moest afgeven, kon er met moeite van overtuigd worden dat je voor een begrafenis echt geen uitvaartonderneming nodig hebt. Net zomin als je een rouwauto nodig hebt voor het vervoer van een lichaam; dat mag gewoon in je eigen auto. Kist? Hoeft niet. Aula? Nergens voor nodig. 600 euro kostte de begrafenis uiteindelijk. Een bedrag dat vrijwel geheel bestond uit grafrechten. Dat scheelt nogal met de kosten die de Yarden-kostencalculator voorrekent: € 6695 voor een minimale uitvaart. Maar ja, Mieke hoefde dan ook geen marktconforme beloning.