Vorige week zond de VPRO in de serie O’Hanlons Helden de aflevering over Mongolië uit. Redmond O’Hanlon wilde vanuit daar de oversteek maken naar Tibet. De reis naar onder meer Lhasa ging niet door omdat de Chinese autoriteiten er geen toestemming voor gaven.
Omdat het boeddhisme al eeuwenlang een belangrijke rol speelt in die samenleving ging ik er eens goed voor zitten. Maar wat me achteraf bijbleef zijn niet de beelden over en van dat boeddhisme, maar wel aan een daaraan verwant item: liefdevolle en belangeloze vriendelijkheid.
O’Hanlon kreeg voor een nacht onderdak bij een Mongoolse familie. Met het hele gezin at en sliep hij in een voor onze begrippen klein onderkomen. In de loop van de avond meldt zich een voor het gezin onbekende man. De reiziger gaat aan tafel zitten, krijgt eten en later een bed. De volgende ochtend vertrekt hij, zonder te bedanken. In die Mongoolse steppen is dat heel normaal, je bedankt alleen in extreme gevallen, bijvoorbeeld als iemand jouw leven heeft gered. Hoe mooi kan vanzelfsprekende metta toch zijn.