Politiek filosoof en oud VVD-senator Sybe Schaap beschrijft in zijn boek Rechtsstaat in verval hoe de moderne samenleving haar ruimte voor burgerlijke rechten en vrijheden mede dankt aan de instituties. Zonder deze instituties en hun gezag is een rechtsstaat onmogelijk en andersom, maar ze zijn verwaarloosd. Met zijn analyse wil hij de rol van het populisme inzichtelijk maken bij dit dreigende verval. ‘Het populisme [is] een symptoom, een uitingswijze van wat dieper leeft en al langer een weg naar buiten zoekt.’ Dit artikel gaat met reuzenstappen door zijn boek aangevuld met enkele passages uit het boek Kafka in de rechtstaat en uit het recente adviesrapport De gebroken belofte van de rechtsstaat.
De Griekse filosoof Aristoteles omschreef de mens als een zoon politikon, een wezen dat deelheeft aan een samenleving van mensen, een leven volgens gedeelde regels en voorschriften (nomoi) en van onderlinge betrekkingen. De waarde van het individu wordt hierdoor bepaald. ‘Het menselijke leven heeft een zedelijke zin. Geen menselijkheid zonder samenleven, geen ik zonder het verhevene van de zedelijke orde. Deze orde is gezaghebbend’, bladzijde 32. Dit geeft evenwicht in de samenleving zin en zonder dit is er geen zinvol strafrecht mogelijk en kan dit het evenwicht en orde niet herstellen.
Zelfcontrole
Ik en jij worden positief beïnvloed door hun onderlinge relatie. De gezagspositie van het jij die hieruit volgt kan echter verdwijnen als een kwalijke, persoonlijke, boosaardige macht inwerkt op het ik. Dan komt er in de relatie misschien zelfs een vijand. Als dit beeld van de ander zich vastzet in het geheugen van het ik dan kan hij door wraak proberen het verloren evenwicht te herstellen, maar dit werkt niet: ‘Wraak wil iets nemen zonder te hoeven geven.’
Op bladzijde 35 vat de auteur samen: ‘Hoe sterker het zedelijk gezag de menselijke verhoudingen schraagt en hoe krachtiger de waarde ervan door de mens erkend wordt, hoe meer ruimte er geborgd wordt voor rechten, vrijheden en vrije interactie tussen mensen. Erkenning hiervan hangt samen met de herkenbaarheid in cultuur en instituties.’
Macht werkt dwingend van buiten en wordt opgelegd met geweld of met de dreiging ermee. (Geïnstitutionaliseerd) gezag werkt daarentegen dankzij de vrijwillige erkenning door wie zich in deze gezagsrelatie bevinden, die ruimte biedt aan rechten en vrijheden zonder dat ze ontaarden. Omgekeerd werkt dit ook, namelijk hoe meer rechten en vrijheden men wil, hoe groter het beroep op het gezag van de instituties. Ze garanderen dat vrijheden van groepen en individuen niet ten koste gaan van andere individuen en groepen. Maar: ‘geen erkenning van dit gezag zonder zelfcontrole, zonder investeringen van de mens in zichzelf, zonder een morele kracht die beantwoordt aan de waarde die in de instituties is geïncorporeerd.’
Verbondenheid
In de vroege verlichting kreeg het individu een versterkte positie als sociaal wezen in de ordening van het menselijk samenleven. Inclusief zijn gerichtheid op een privédomein, vrijheden en rechten, die moreel en politieke zijn verbonden met de medemens. Dit alles valt onder de ordening en bescherming van de staat, die hierdoor eveneens veranderde. Zonder een rechtsstaat kan echter niet gesproken worden van een rechtspersoon. Ook niet van een individu zonder verhouding tot de ander en over een rechtspersoon zonder zedelijke verbondenheid met de medemens. ‘De vroege verlichting beschouwt het individu daarom als een zedelijk wezen, een wezen dat in morele zin verbonden is met de medemens’, bladzijde 23.
Het antieke schrikbeeld van een volledig op zichzelf teruggeworpen individu bestaat volgens Schaap nog steeds. Misschien is dit schrikbeeld wel net zo groot als het omgekeerde schrikbeeld: het volledig verdwijnen van het individu. ‘Het eerste is een postmoderne of neoliberale illusie, het tweede een totalitaire nachtmerrie. Beide extremen zijn een uitdrukking van een absurditeit: de ontmenselijking van de mens.’
Wantrouwen en minachting
Hoofdstuk 13 is getiteld Gestage uitholling. De auteur opent met de opmerking dat Habermas in de jaren 1970 en 1980 populair en invloedrijk was in kritisch Nederland, vooral onder intellectuelen. Mondigheid behoort tot de kern van de democratiseringsbeweging sinds de jaren 1960 en het populisme speelt hierop in. ‘In postmoderne zin wordt gezag thans geïnterpreteerd als macht en macht als een niet langer te rechtvaardigen bevoogding.’ Dit tast niet alleen het gezag van de instituties aan, maar ook de instituties zelf, in ordende zin.
Onder het neoliberalisme boet de rechtsstaat verder in aan betekenis. Net als het postmodernisme definieert het neoliberalisme de staatkundige orde in machtstermen. Staatsgezag wordt door de burger die ruimte claimt voor zijn privé rechten en vrijheden gezien als een sta-in-de-weg. Deze vrijheden zouden zelfs heroverd moeten worden op een oppermachtig geworden overheid. Ontkend wordt dat rechten en vrijheden juist geborgd en beschermd moeten worden door ordenende wetgeving. Vandaar het ‘luidkeels beleden geloof in de zegenrijke werking van de vrije markt’, bladzijde 296.
De ironie wil dat het neoliberalisme bij ons niet leidde tot een kleinere overheid. De overheid kwam niet op meer afstand en tot echte deregulering kwam het ook al niet. Overdragen van overheidsverantwoordelijkheden betekent niet dat de overheid haar handen ervan aftrekt. Volgens de auteur leidt de utopie van minder overheid door wantrouwen en bemoeizucht met wat in de samenleving gebeurt juist tot meer en een alom vertegenwoordigde overheid.
Hij noemt het paradoxaal dat hoewel de burger zijn wantrouwen soms zelfs met minachting uitspreekt tegen de overheid, maar als klant kan hij zich echter niet losmaken van deze monopolistische dienstverlener. Wie problemen heeft of in nood verkeert, doet plichtmatig een beroep op de overheid en meent dat het rechtmatig is. Dit geldt voor actie- en belangengroepen, maar ook marktpartijen. Hierdoor ontwikkelt onze verzorgingsstaat zich ‘ver voorbij de traditionele zorg voor minder bedeelden, degenen dus voor wie de individuele autonomie problematisch dreigt te worden.’
Nep-parlement
Hoofdstuk 14 heet Symptomen van verval. Schaap schrijft: ‘Veel van de tot nu toe behandelde symptomen van verval van de rechtstaat komen bijeen in de Partij voor de Vrijheid. Voor de PVV is de institutionele orde een leugenachtig machtsbolwerk van een elite die niet alleen vermeend gezag ontbeert, maar ook legitimiteit. Daarom moeten ook nog de restanten van dit gezag worden gedeconstrueerd en daartoe dient vrije meningsuiting. Meningen hoeven niet op feiten te berusten, feiten doen er niet meer toe, in de meningsuiting worden zelfs schaamteloos leugens opgevoerd.’ Wat volgt in het hoofdstuk is onder andere een analyse van de standpunten van Geert Wilders, het enige lid van de ‘partij’ en zijn ideoloog Martin Bosma, de huidige voorzitter van de Tweede Kamer.
‘De aanval [van de PVV] op de elites zet zich voort in die op de grondwettelijke gelijkheidsidee.’ ‘Omdat dit gezag door de PVV als een leugenachtig wordt gepresenteerd, mag men zich in de meningsvrijheid zo leugenachtig over dit bolwerk uiten.’
Tal van onderwerpen passeren de revue in de ruim 30 bladzijden van het hoofdstuk.
Een daarvan is dat de PVV geen ledenpartij, geen ledenvereniging is wat volgens de auteur in formele zin ‘niet in overeenstemming met de wet – zo niet strijdig ermee.’ De partij is volledig bezit van één persoon. Vrijheid in de naam PVV is een absurditeit, merkt de auteur fijntjes op. Deze vrijheid geldt namelijk voor één persoon, Geert Wilders.
De manier waarop de PVV omgaat met de interne partijdemocratie leidt tot de vraag hoe deze partij de democratische rechtsstaat dan waardeert. Daarom vindt de auteur het zinvol de PVV te vergelijken met eerdere politieke bewegingen die de legalistische route bewandelden. Communistische partijen in de burgerlijke wereld liftten mee met deze rechtstaat, omdat revolutie onhaalbaar bleek. Ook fascistische partijen, zoals de NSB gebruikten de parlementaire omweg. Het om opportunistische redenen gebruiken van de parlementaire democratie getuigt niet van een positieve waardering, lijkt hem. ‘Op dit punt is Wilders’ kwalificatie van de Tweede Kamer als nep-parlement een teken aan de wand.’ De fractieleider van de PVV in de Eerste Kamer Marjolein Faber ging nog verder en noemde haar collega’s nep-parlementariërs. PVV-Kamerleden zijn dus blijkbaar de enige échte volksvertegenwoordigers. De extreemste variant van zo’n werkwijze is de NSDAP van Hitler, stelt de auteur.
Hij licht toe: ‘Het gaat hier niet om een volledige gelijkheid te suggereren tussen PVV en NSDAP. Het gaat hier om overeenkomsten op dit specifieke punt: het meespelen van het spel binnen de legaliteit en bijbehorende instituties, echter zonder positieve waardering daarvan en een opbouwende bijdrage daaraan, maar omwille van het eigenlijke doel, de destructie ervan. Het gaat er dus niet om, de PVV hier als een onstuitbaar nazistisch gevaar te schetsen. Wel om met behulp van deze vergelijking na te gaan, hoe deze partij te werk gaat en wat voor gevaarlijke en potentieel ontwrichtende dreiging hiervan uitgaat’, bladzijde 362. In de resterende ruim 20 bladzijden van het hoofdstuk onderbouwt hij dit verder uit en motiveert zijn mening door onder andere citaten van Bosma.
Belangrijk bezit
De Amsterdamse advocaat Ellen Pasman schrijft in hoofdstuk 18 De staat van de Nederlandse rechtsstaat dat de vraag naar het waarom van het ongekend onrecht van de toeslagenaffaire jarenlang bleef voortbestaan vele aspecten kent. ‘Toch kan uit een aantal omstandigheden wel worden verklaard waardoor het noodzakelijke onderhoud van het ‘belangrijkste bezit’ er nogal bij ingeschoten is’, bladzijde 162. In haar boek Kafka in de rechtsstaat ontleedt ze minutieus over dit falen en leidt elk hoofdstuk in met een pakkend citaat uit Het proces en Het slot van Kafka. Aan alle afzonderlijke instituties die een rol speelden in de kwestie van de kinderopvangtoeslagen zijn publiekelijk verwijten gemaakt. ‘De wetgever heeft een onredelijk harde wet in elkaar getimmerd, de Belastingdienst heeft in strijd met de wet gehandeld en de rechter heeft het recht niet goed toegepast en kende de individuele zaken niet. Checks-and-balances? Nauwelijks.’
Dit hangt volgens haar nauw samen met hoe de zaken momenteel zijn georganiseerd en worden uitgeoefend, maar ook met de degenen die in de instituties een rol vervullen. In een rechtsstaat zijn de staat en alle (bestuurs)organen gebonden aan het recht dat volgens de Grondwet tot stand komt. Niemand staat boven de wet die de wetgever vaststelt, noch de uitvoerende macht, noch de rechterlijke macht. Steeds is er een tegenmacht in de vorm van controle, onderzoek en/of correctie door een andere macht. Checks-and-balances moeten ‘tussen en in de instituties het oordeelsvermogen scherp houden.’ De advocaat concludeert in haar boek: ‘De Nederlandse regering heeft jarenlang zodanig aan de verwaarlozing van het onderhoud van de rechtsstaat bijgedragen dat de kwalificatie ondermijning ervan wel op zijn plaats is.’
Pasman noemt Herman Tjeenk Willink, oud vice-president van de Raad van State een ‘onvermoeibare bestrijder van de gedachte dat de staat een bv is, de burger een klant en de uitvoerende macht een manager.’ Onvermoeibaar wijst hij op de schadelijke gevolgen van het bedrijfsmatig denken voor de democratische rechtsorde en de samenleving. Zie de link van Buitenhof. Het marktdenken heeft het functioneren van de overheid verslechterd. ‘Het zogenaamd ‘denken’ in efficiency en rendement is zo ver doorgeschoten dat men de nevengevolgen uit het oog is verloren, en niet in het minst waar het nu juist het doel van efficiency, namelijk rendement, betreft’, aldus Pasman.
Op bladzijde 156 citeert advocaat Pasman als inleiding op hoofdstuk 18 over de verhoren met de verantwoordelijke bewindslieden uit Het slot. ‘Het is een werkprincipe van de overheid dat er in het geheel geen rekening wordt gehouden met de mogelijkheid dat er fouten worden gemaakt. Dit principe is gerechtvaardigd door de voortreffelijke organisatie van het geheel, en het is noodzakelijk, wil men de uiterste snelheid bij het behandelen van de zaken bereiken.’
Verwaarlozing
Het advocatenblad citeert uit het adviesrapport De gebroken belofte van de rechtsstaat van de staatscommissie rechtsstaat. Staatsrechtgeleerde Henk Kummeling voorzitter van de commissie constateert: ‘De rechtsstaat is in een staat van verwaarlozing terechtgekomen. Er is een kloof te dichten tussen enerzijds de overheid en anderzijds burgers in een kwetsbare positie.’ Sociaal advocaat Eva González Pérez, ook lid van de commissie, wijt deze verwaarlozing aan politieke besluitvorming of het uitblijven ervan en vindt dat tempo gemaakt moet worden met de verbetering ervan. Bovendien is volgens de staatscommissie de toegang tot het recht voor burgers ernstig in de knel gekomen door grove tekorten in het stelsel van rechtshulp. Doordat de sociale advocatuur is uitgekleed zijn de drempels flink hoger geworden om toegang te krijgen tot het recht. Toegang tot de rechter is een grondbeginsel van de rechtsstaat.
De commissie schrijft op de site: ‘De rechtsstaat vraagt permanent onderhoud. De komende jaren zijn doortastende juridische en politiek-bestuurlijke maatregelen nodig tegen de verwaarlozing van de rechtsstaat voor burgers in een kwetsbare positie. Die maatregelen moeten de belofte van de rechtsstaat ook voor hen inlossen.’ In het advies doet de commissie tien voorstellen. Zie de link.
Overpeinzing
Het BD-artikel Gezag is altijd ook moreel gezag (december 2023) sluit af met de volgende overpeinzing die nog steeds actueel is en hier dus wordt herhaald. ‘De politiek en de overheid staan voor de grote opgave om tastbare resultaten te boeken op het gebied van bijvoorbeeld de woon- en vreemdelingencrisis en de klimaat- en stikstofcrisis. Een deel van de dringende problemen is het gevolg van jarenlange (politieke) verwaarlozing en foute keuzes. Deze tastbare resultaten vragen om een manier van werken waarbij rechtvaardigheid, betrouwbaarheid en integriteit van de overheid voorop staan en om het afleggen van verantwoording hiervoor. Doorgaan met brandjes blussen werkt niet. Hier komt nog eens bij dat de democratische rechtstaat/liberale democratie als bestuursvorm onder grote druk staat, ook bij ons.’
Opmerkingen
In 2012 publiceerde Schaap zijn boek Het rancuneuze gif (2012) en Rechtstaat in verval (2016) sluit daarop aan. Nog voordat Rechtsstaat in verval uitkwam, namen zijn VVD-vrienden na een interview in Trouw afstand van hem. Schaap vergeleek in dit interview de PVV met de NSB, en riep blijkbaar bij voorbaat al de toorn van VVD-fractievoorzitter Halbe Zijlstra over zich af. Echter, volgens Van Dale is ‘de betekenis van vergelijking: ver·ge·lij·king (de; v; meervoud: vergelijkingen) 1. het vergelijken, bepaling van de overeenkomsten en verschillen; de vergelijking kunnen doorstaan, 2… In september 2023 stapte Schaap uit de VVD vanwege de samenwerking van deze partij met de PVV. Hij was van 2007 tot 2019 lid van de Eerste Kamer voor de VVD.