In de meditatie leren we de pijn te overwinnen. Van pijn leren we het meest.
Het einde van het vermijden en negeren
We vermijden in het dagelijks leven het lijden door er instinctief omheen te gaan, of anders door het te negeren, er geen aandacht aan te schenken, het te onderdrukken. In het eerste geval gaat het om mogelijke toekomstige pijn, in het tweede om aanwezige pijn, waarbij het makkelijker is psychische dan lichamelijke pijn te negeren, en makkelijker om de pijn van anderen dan de eigen pijn te negeren. Vermijden en negeren: dit is de dierlijke kant van ons mens-zijn.
In de meditatie ontwikkelen we een bewustzijn dat ver boven het dierlijke uitgaat. De vipassana is zo ontworpen dat we niet om de pijn heen kunnen. We nemen ons namelijk voor om stil te blijven zitten, het automatische vermijden door lichamelijke bewegingen te maken valt weg, en op een gegeven moment moeten we er wel aandacht aan schenken; doen we het niet dan gaat de pijn wel schreeuwen als een baby: hier ben ik! Pijn is een aandachttrekker. We kunnen hiervan op een positieve manier gebruik maken door de pijn te gebruiken om onze aandacht te vergroten.
Waarneming en acceptatie
We leren niet alleen om aandacht aan de pijn te geven, we leren ook ermee om te gaan, om hem te accepteren. En dit accepteren hangt samen met het waarnemen. We kunnen pas volledig accepteren als we volledig hebben waargenomen, en omgekeerd kan het niet accepteren van de pijn zorgen voor de onderdrukking van de waarneming. De oefening tijdens de meditatie zit dus zowel in het volledig waarnemen als in het volledig accepteren van de pijn.
Verfijnde waarneming
Verfijnde waarneming leert ons dat pijn een geestelijke component heeft en een lichamelijke. De eerste is de gevoelstoon, in Pali vedana, in dit geval de gevoelstoon van op een afstand willen houden, willen wegduwen; dat is iets wat we met de dieren gemeen hebben. Dat je die gevoelstoon kunt waarnemen is een belangrijke ontdekking voor elke meditator, een ontdekking die vele deuren opent. Het eruit lichten van de gevoelstoon is een belangrijk kenmerk (en tegelijk de grote kracht) van het boeddhisme. En dan zijn er de lichamelijke verschijnselen die deze gevoelstoon veroorzaken: de energieblokkade, het zeurende of het bijtende. Vaak zien we de verschijnselen niet los van elkaar, het blijft een mengsel zolang we niet een grotere, fijnere concentratie hebben opgebouwd, maar dat geeft niet: voor de acceptatie is die grovere waarneming genoeg.
De overwinning op de pijn
Wat is de overwinning van de pijn in de meditatie? Op twee manieren. Soms zijn onze aandacht en acceptatie sterk genoeg om ervoor te zorgen dat de pijn weggaat. Juist als we de pijn hebben geaccepteerd en kunnen verdragen, hoeven we hem niet meer te verdragen en gaat hij weg! Als we hem proberen weg te krijgen met onze aandacht lukt het niet. De aandacht heeft meer kracht als het proberen en beogen wegvalt. Maar ook als de pijn niet weggaat kunnen we een overwinning behalen, namelijk door hem te verdragen! Bedoeld wordt niet het moeizame verdragen (zoals het verdragen van stank met een knijper op de neus), maar het volledige verdragen, gebaseerd op de volledige acceptatie. We worden dan niet langer erdoor geconditioneerd. We worden niet meer beheerst door afkeer en angst ervoor. Een van de oefeningen tijdens het omgaan met pijn in de meditatie is juist het ontdekken en observeren van die conditioneringen. We ontdekken dan ook dat het observeren van deze conditioneringen essentieel is. Als de angst voor of de afkeer van de pijn er is, heeft het geen zin de pijn te blijven observeren: dan behoort onze aandacht naar deze emotie te gaan. Onheilzame emoties (die deel uitmaken van de vijf zogenaamde hindernissen voor de meditatie) maken immers heldere waarneming onmogelijk. Ervaren meditatoren kunnen aan het minder helder worden van de waarneming zien dat er een conditionering in het spel is; zij beschouwen dit als een waarschuwing, en gaan dan kijken ‘waar’ deze conditionering kan zitten.
De derde edele waarheid
Zoals we in de meditatie steeds weer kleine overwinningen op de pijn kunnen behalen, zo kunnen we uiteindelijk in het leven al het lijden achter ons laten. Dat is wat gezegd wordt in de derde van de vier edele waarheden van het boeddhisme. Dit hangt niet alleen van onszelf af, we kunnen deze overwinning niet afdwingen. Maar de manier om ons aandeel daarin te volbrengen is dezelfde als bij alle kleine overwinninkjes: met het neutrale geconcentreerde bewustzijn waarnemen en met het diepste gevoel accepteren.
De verleiding om halverwege te blijven staan
Voor sommige mensen is het gereedschap van het boeddhisme niet een methode om al het lijden achter zich te laten, maar om het leven zo prettig mogelijk te houden, ook al zijn ze zich dit niet bewust. Twee voorbeelden.
Ten eerste. De boeddhistische leer van het kenmerk van de vergankelijkheid het aardse bestaan wordt door sommigen alleen toegepast op de onaangename dingen, niet op de aangename dingen. Ook de in aardse zin aangename dingen zijn uiteindelijk vergankelijk en onbevredigend. Deze mensen leren om goed om te gaan met tegenslagen, maar overwinnen niet hun gehechtheid aan de aangename dingen.
Ten tweede. Alleen mediteren als er een probleem is, als er ongenoegen is, komt nogal eens voor als we de reikwijdte van de Dhamma nog niet gezien hebben. We zijn ook dan in feite bezig te proberen (het lukt niet) een prettig leven – in aardse zin – op te bouwen.
De meditatie-mogelijkheden gaan veel verder dan de doelen die in deze twee voorbeelden zijn gesteld. We hebben de mogelijkheid boven prettig en onprettig uit te komen. Het resultaat is dan een diepere vorm van aangenaamheid, maar dat is niet de bedoeling, maar het bijkomende resultaat van de meditatie, de bonus. Dit betekent dat we de meditatie nooit alleen als middel gebruiken, maar ook als doel. Dat kan als we ons vertrouwen en onze toewijding laten groeien. Dit laat zien hoe belangrijk saddha is als motivatie voor het spirituele pad.
Verlichtingsmomentjes wanneer het ik terugwijkt
Tot nu toe lijkt het perspectief: aan de ene kant de persoon, aan de ander kant het lijden, de pijn. Maar als we meer innerlijk kijken, zit het eigenlijk anders. We lijden niet meer aan de pijn, doordat er geen ik meer is die kan lijden; de pijn wordt niet door de persoonlijkheid maar door het zuivere bewustzijn waargenomen. Op dat moment is het ik, de persoonlijkheid weg. Er is pijn, maar geen persoon om die waar te nemen of te ondergaan. Hier zie je dat er in het leven van alledag verlichtingsmomentjes kunnen zijn, nog afgezien van een eventuele grote Bevrijding of Verlichting. Op elk zo’n momentje is het ik weg. Voor de grote Verlichting moeten we ook de Grote Pijn zien en aanvaarden, het onbevredigende karakter van het gehele zintuiglijke bestaan. Om dit proces te bevorderen is het belangrijk om alle kleine pijntjes, alle kleine lijdensvormen te zien en te accepteren. Daarom leren we van pijn zo veel, meer dan van aangename dingen.
Gemeenschappelijk aan boeddhisme en christendom
Boeddhisme en christendom hebben de aanvaarding van het lijden als grondmethode met elkaar gemeen. Een boeiend thema, maar ik moet me hier beperken tot slechts twee citaten om dit aannemelijk te maken: ‘Wie niet zijn kruis op zich neemt en mij volgt, is mij niet waard’ (Mat. 10:38). ‘Tegen allen zei hij: wie achter Mij aan wil komen, moet zichzelf verloochenen en dagelijks zijn kruis op zich nemen en mij volgen. Want ieder die zijn leven wil behouden, zal het verliezen; maar wie zijn leven verliest omwille van Mij zal het behouden’ (Luc. 9:23-24). Wie eraan twijfelt of met het kruis wel het lijden wordt bedoeld en niet een of ander geometrisch of christelijk symbool, moge herinnerd worden aan de zoals altijd meer letterlijke vertaling van de Jehova-getuigen: daar wordt in plaats van ‘kruis’ gesproken over ‘martelpaal’.
Seculiere en traditionele beoefening van vipassana
Er lijkt onder westerse vipassana-beoefenaars een tegenstelling te ontstaan tussen degenen die zich voornamelijk of zelfs uitsluitend op het kleine lijden richten en degenen die vooral het grote lijden willen overwinnen, met aan de ene kant de seculiere mindfulness beoefenaars (te herkennen niet alleen aan het verwaarlozen van de derde edele waarheid, maar ook aan hun onbegrip voor de derde karakteristiek van het bestaan: anatta) en aan de andere kant degenen die de totale uit Azië ontvangen Dhamma in ere willen houden. Maar eigenlijk is er geen tegenstelling als beide kanten de ander maar in zijn waarde laten. De laatstgenoemden streven de hoogste en meest volledige waarheid na, de eerstgenoemden stellen zich tevreden met een gedeeltelijke waarheid en met een kleiner doel. Beide groepen zijn gericht op het opheffen van lijden.
Verzoening
De traditionele boeddhisten zouden kunnen erkennen dat de seculiere benadering toch het lijden enigszins opheft door middel van het zuivere bewustzijn. Anderzijds moeten degenen die zich richten op het kleine lijden niet vergeten dat het grote Lijden opgeheven kan worden; en vooral niet vergeten dat het vasthouden aan het wereldse geluk dit verhindert. Voor het opheffen van het grote Lijden is nodig: zich afwenden van de wereld en een opgeven van het ik of het zelf, met andere woorden een grote opoffering die niet iedereen zomaar kan opbrengen. Behulpzaam en zelfs nodig daarbij is een geestelijke instelling die alles licht kan maken, namelijk saddha (vertrouwen, geloof, devotie). De afwezigheid hiervan (met als gevolg een beperking van de meditatie tot het kleine leed) is niet iets om iemand kwalijk te nemen, maar verdient ons mededogen. De aanwezigheid ervan hangt niet alleen af van de persoon zelf, maar ook van andere factoren: de boeddhist zal spreken van karma, de christen van goddelijke genade. Maar saddha ligt niet voor altijd vast, kan zeker groeien. Het uit zich onder andere in de zekerheid op het juiste pad te zijn en in de bereidheid om zich daarvoor offers te getroosten.
Zelfopoffering en geluk
De opoffering van het ik wordt prachtig uitgedrukt door een bepaald type kruisbeeld, waarbij het middelpunt van het kruis (dat het uitstralende goddelijke voorstelt) vrijgemaakt wordt door het gestorven menselijke lichaam van Christus, hier symbool voor het opgeven van het oude ik. Het oude ‘ik’ is gekruisigd, het goddelijke Zelf kan stralen. Het verband tussen opoffering en geluk is zelden pregnanter geïllustreerd. Hoe groter het offer, hoe dieper het (onwereldse) geluk. De zelfopoffering wordt in het christendom vooral bevorderd door het handelen uit naastenliefde, in boeddhisme op vele manieren en ook – iets wat velen vergeten – door meditatie: het toepassen van zuivere aandacht is al een opoffering van het ‘ik’, door het aan de kant zetten van ik-gebonden verlangens en gevoelens van afkeer. Alleen al door regelmatig zuivere aandacht te oefenen leveren wij steeds een stukje van ons ik in.
.
Joost zegt
Prachtig! Maar heeft u ook wel eens pijn? Er over schrijven is iets anders dan het meemaken. Pijn die alles overstijgt, zelfs vipassana, pijn die beangstigend is en waar je van in pannenkoeken raakt. Pijn die zo erg is dat er op dat moment niets anders meer is dan pijn? Nee, nou dan hebt u nog niet begrepen wat het fenomeen inhoud. Het zuigt je leeg en neemt je, hoezo acceptatie. Je kan geen kant meer uit, het is een monster dat je niet loslaat, je huilt en bid om stilte en dat het stopt. Tot het moment dat je niet meer kan denken
en bijna bewusteloos raakt. Ik bedoel maar, het is niet zo eenvoudig.🙏
Jacob van van Keulen zegt
In pannenkoeken raakt? Jeuk kan erger zijn dan
pijn. Het blijft een signaal en valt niet mee te spotten!
Joost zegt
In de pannekoeken betekent voor mij een toestand van paniek en radeloosheid.