“Zen geneest alles,” hoorde Taigu een leraar ooit zeggen. Onder alles werden in dit verband mede verstaan de psychologische kwalen waaraan een beoefenaar kan lijden. Je hoort in boeddhistenland mensen zoveel onzin vertellen. In een Britse retraite trad ooit een gastleraar van een bepaald traditionalistische herkomst op, die in het voorbijgaan verklaarde dat het Achtvoudig Pad een verouderd cconcept was. Broeder Gautama telt onder zijn volgelingen vreemde en verwarde kostgangers.
Edel Maex, de Antwerpse zenleraar en tevens gepensioneerd psychiater, verdient een eervolle vermelding, omdat hij regelmatig publiekelijk heeft gewaarschuwd voor de risico’s verbonden met meditatiebeoefening door mensen met psychologische aandoeningen. Begeleid door onoordeelkundigen kan mediteren in sommige situaties psychisch trauma zelfs verergeren.
Dat zen psychologische kwalen geneest, berust op de overmoed te vertrouwen op een overlevering die teruggaat tot de tijd dat zenmeesters de rol van geestelijk voorganger en die van wonderdokter combineerden. Als om dit vertrouwen te logenstraffen is, naar verluidt, bij wijlen Thich Nhat Hanh iemand met een psychologisch trauma een keer uit wanhoop het dak opgeklommen van een van de gebouwen van Plum Village. Het misverstand is dat boeddhistische psychologie (of wat daarvoor doorgaat) alle geestelijke processen bestrijkt.
Over de geneeskracht van zen bij somatische aandoeningen lees je in de literatuur soms eveneens. Zo schijnt er in het negentiende-eeuwse Japan zentherapie te zijn voorgeschreven aan mensen die hedendaagse artsen naar een neuroloog zouden verwijzen.
Taigu leeft al vele jaren met een kwijnende gezondheid en heeft van de geneeskracht van zen tot dusver weinig mogen merken. Reststoffen van het immuunsysteem die ten gevolge van zijn enigmatische ontstekingsziekte door zijn lichaam rondwaren, richten schade aan in zijn zenuwstelsel. Bij gebrek aan vermogen elektrische signalen uit de hersenen naar behoren te geleiden, raakt de aansturing van organen, spieren en vaten danig in de war. Met enige zelfspot noemt hij zich wel een raszenuwenlijder. Tot overmaat van ramp reageert het lichaam op de aanwezigheid van overtollige afweercellen met autoimmuunreacties, die nieuwe ziekteprocessen inleiden.
Terwijl Taigu moeite heeft met een beetje bewegen, beperkt hij zich noodgedwongen tot huis en tuin. Hij moet veel rusten met gebruik van extra zuurstof. Soms wordt hij radeloos van zijn beperkingen en gaat hij door een depressieve golf, waar hij godzijdank uiteindelijk meestal op eigen kracht uitkomt. En anders staan begripvolle artsen altijd klaar om zijn kwaliteit van leven op peil te houden, want meer doen dan dat behoort niet tot de mogelijkheden. Schrijven helpt Taigu tegen depressies beter dan zen.
Weinig mensen staan er bij stil omdat gezondheid voor menigeen vanzelfsprekend is, maar zenbeoefening vereist een goede conditie en een lenig lijf. Slechts één onderdeel van de zenbeoefening kan Taigu in zijn persoonlijke praktijk integreren en dat is het reciteren van de Hartsutra, het alfa en omega van zen, de grote gehaktmolen die iedere voorstelling (inclusief die van het Achtvoudig Pad) verpulvert om in de leegte de ware geest te vinden.
Verder behelpt Taigu zich zoals bekend met de nembutsu, een meditatieve mantra die in niets onderdoet voor het zenzitten van lenige lijven. Ook de nembutsu kan de boeddhanatuur in de beoefenaar stimuleren, want dat is wat en waar het gebeuren moet, een noodzakelijke voorwaarde, willen wij andere levende wezens kunnen inspireren de weg van de bevrijding te gaan en de oorzaak van lijden geheel te verwijderen.
Het kan niet anders zijn dan dat er meer boeddhistische beoefenaars zijn die om welke reden dan ook in de praktijk van hun leven te kampen hebben met psychologisch trauma en depressies. Het zou leerzaam zijn van hun ervaringen te vernemen, al is het alleen maar om de rooskleurige impressie weg te nemen dat boeddhisme tegen alles helpt.
ge de jong zegt
Een mooi artikel. Het zou echter van wat meer respect voor mensen met een depressie of een andere geestesaandoening getuigen om hen geen `zenuwleiders`te noemen.