Het grote land verkeerde al jaren lang in chaos. Rijke baronnen plunderden de bevolking. Door oorlogen en concurrerende koninkrijken verkeerde het land in deplorabele omstandigheden. Eens trotse bouwers van wegen, bruggen, koetsen en huizen wrongen in hun handen, zaten doelloos voor hun werkplaatsen. Geen werk, geen geld. Velen konden hun huis niet meer onderhouden en hadden geen geld voor dokters en andere medicijnmannen. Veel kinderen ontbeerden een fatsoenlijke opleiding. Grote groepen mensen gebruikten de zwarte wortels van de droomboom. Een wortel die je voor even je ellende deed vergeten, maar na de uitwerking ervan heftiger dan voorheen het gevoel van misère weer deed oplaaien. Toen deze wortel verboden werd, stortten bendes zich op het in het geheim kweken van de droomboom. Van hun laatste centen kochten veel, inmiddels aan de wortel verslaafde mensen, bij deze bendes hun waar. Onderling bestreden de bendes elkaar om alleenheerser te kunnen worden op de markt van zwarte wortels. De oorlogen om de macht op deze markt kosten velen het leven. Mensen gingen het slechte pad op, de criminaliteit vierde hoogtij.
Er waaide veel pijn door het grote land. Vooral de mensen met lange oren, die in vroegere tijden slaaf waren geweest van de mensen met korte oren leden onder de teloorgang, zij leden het meest. En alsof de ellende nog niet groot genoeg was teisterde een ellendige ziekte het land. Veel mensen stierven onnodig door het onbetaalbaar zijn van vergoedingen die dokters en medicijnmannen vroegen.
In die draaikolk van zich versterkende ellende greep een boze koning de macht. Uit het midden van zich schier onmetelijk verrijkende baronnen was hij opgestaan. Als het ware uit het niets. Hij verdreef de heersende koning, iemand uit het lange oren volk. In schrille toespraken riep hij dat hij het land weer groot zou maken. Hij verwierf aanhang onder vele tot armoe gedreven kortoren. Hij hitste op tegen langoren en liet een hoge muur bouwen om langoren die vluchtten uit buurlanden, met lelijke tirannen aan de macht, tegen te houden. Hij doste zichzelf uit met groteske maskers van waarachter hij leugen op leugen schalde naar zijn steunpilaren, een ongeziene mix van superrijke baronnen, verpauperde kortoren, maar ook graven, prinsen en hertogen die op de vierjaarlijkse volksbijeenkomst het beleid van het koninkrijk bepaalden.
Maar de boze koning had buiten de waard gerekend. Op de nieuwe volksbijeenkomst meldde zich een nieuwe koning, oud en bedaagd. Iemand uit de kringen van prinsen, graven en hertogen, iemand uit het korte oren volk. Deze oude koning sprak woorden van verbinding en hoop en riep langoren en kortoren op hun onderlinge strijd te staken en gezamenlijk de handen uit de mouwen te steken. Om samen te strijden tegen de ellendige ziekte en samen te gaan voor het opbouwen van de voorzieningen in het land, het herstellen van wegen, bruggen en gebouwen en het elkaar de hand toesteken in vriendschap en verbroedering.
Toen de boze koning zag dat de meerderheid van de aanwezigen op de vierjaarlijkse volksbijeenkomst deze oude koning ging volgen, ontstak hij in razernij. Buiten de velden waar de volksbijeenkomst traditiegetrouw plaatsvond, had hij volgelingen verzameld en hij riep hen op de eretribune, waar de nieuwe koning gekroond zou worden, te bestormen. Hij was bovenal furieus over de houding van zijn kroonprins met een merkwaardige naam ‘Prins Stuiver’. Prins Stuiver weigerde de ceremonie van de inwijding van de nieuwe koning te stoppen. ‘Neem Stuiver gevangen, doodt hem’ riep hij met schrille stem. In het gedrang en gevecht om het erepodium stierven enkele wachters. De meute van de boze koning beklom de eretribune. Maar waar was deze nu? De meute, in verwarring door de afwezigheid van de boze koning, werd alras verdreven door snel opgetrommelde soldaten.
De verontwaardiging over de gemene chicanes van de boze koning was even groot als de opluchting over het mislukken ervan. Men lastte een afkoelingsperiode in. En eindelijk kon de inwijding van de oude koning plaatsvinden.
De eretribune was even luisterrijk uitgedost als die van Franse koningen. Minstrelen uit het hele land ondersteunden de ceremonie muzikaal. De beste hoornblazers gaven het signaal aan de opperceremoniemeester om hoge gasten te introduceren. Vroegere koningen, hertogen, graven, priesters gaven acte de presence. Zij allen jubelden omdat vrede en vooruitgang in het land weer een haalbare droom leek te worden. De jubel betrof ook de keuze van de oude koning om niet meer voor een kroonprins te kiezen, maar voor een kroonprinses uit het langeoren volk.
De hoop zweefde boven de eretribune, zij surfde mee op de woorden van de oude koning en verwarmden de harten van velen.
Stil om zich heen kijkend besefte de oude kroonprins Stuiver dat het de vraag was of veel arme mensen van het kortoren volk hoop zouden putten uit deze rijke ceremonie van voorname mensen. Stuiver zat wat terzijde. Als voormalige handlanger van de boze koning werd hij gedoogd. Er viel van de kant van de hertogen, graven en prinsen, die de nieuwe koning toejuichten, weinig warmte en waardering te bespeuren richting de eenzame Stuiver. Terwijl hij toch enkele weken terug op het erepodium de boze koning de laatste en beslissende voet dwars had gezet. Waarmee hij liet zien dat op het moment dat het er echt toe doet, het aankomt op heldhaftigheid om waarachtigheid overeind te houden.