Stephan Batchelor (Schotland 1953) intrigeert me. Ik las voor €7,50 de pocket Boeddhisme zonder geloof: een nieuwe cultuur van ontwaken (Asoka, 1998) en ik was verkocht. In 2008 stond er een interview met hem in Vorm&Leegte (Dorine Essers, Boeddhisme is een vervolgverhaal, winter 2008).
Zijn website (www.stephenbatchelor.org) is zeer informatief, net als zijn pagina in Wikipedia.
Wat raakt me? Kortweg zijn seculiere en agnostische benadering van het boeddhisme, niet als kamergeleerde maar als praktiserend boeddhist. Zijn aansluiting bij de Europese Verlichting: het zoeken naar bewijzen op basis van waarnemingen is belangrijker dan ‘geloven’ en de autoriteit van het gesproken woord. Zijn heldere manier van over dharma-beoefening.
Godsdienst
Deskundige kamergeleerden genoeg. Laatst nog een interessant interview gelezen met Jonathan Silk, hoogleraar boeddhologie, over het softe beeld dat in het Westen heerst over het boeddhisme. (Kloosters en koningen, NRC Handelsblad 3 mei 2008). ‘In de praktijk is het boeddhisme een gewone godsdienst, met macht en rijkdom.’ Van die ‘gewone godsdienst’ wil Batchelor af, juist na een leven van studeren in kloosters in India en Korea en meer dan tien jaar monnikschap in zowel de Tibetaanse als de zentraditie. Volgens hem gaf de Boeddha praktisch onderricht in het lijden en het beëindigen van het lijden, en nam hij geen standpunten in over metafysische kwesties, zoals de oorsprong en het einde van het universum, het leven of niet-leven na de dood. Hij was agnost, hij wist het niet. Blz. 30-31: ‘Historisch gezien is het boeddhisme zijn agnostische dimensie kwijt geraakt toen het steeds meer geïnstitutionaliseerde religie werd (d.w.z. een geopenbaard geloofssysteem dat voor alle tijden geldig is, onder toezicht van een elite van priesters.)’ ‘Deze verandering van het boeddhisme in een religie verduistert en vervormt de ontmoeting van de dharma met de agnostische cultuur van onze tijd. In feite heeft de dharma misschien wel meer gemeen met het goddeloze secularisme dan met de bastions van religie.’
Bewijzen
Batchelor doet tekstueel, boeddhologisch onderzoek. Wie was de historische Boeddha? Waarin stak de Boeddha af tegen de hem omringende wereld? Welke soetra’s gaan echt terug op de Boeddha? We weten maar heel weinig, hou je vast! Wat citaten uit Vorm&Leegte: ‘Het verhaal van de prins die zijn paleis ontvluchtte om de werkelijkheid te zien is volgens mij gewoon niet waar.’ ‘Zo vermoed ik dat het geloof in karma en wedergeboorte in feite een erfenis is van de Upanishadische cultuur. Het is niet een idee waar de Boeddha zelf mee gekomen is.’ ‘Teksten als de Diamantsoetra en de Hartsoetra beschouw ik als ook niet oorspronkelijk van de Boeddha.’ Waarom is het belangrijk om dit allemaal te onderzoeken? Om tot de kern van het boeddhisme te komen: een proces van ontwaken eerder dan een vaststaande leer. Het boeddhisme moet zichzelf herformuleren in de nieuwe omstandigheden waarin het Westen terecht is gekomen, zodat het in herkenbare taal op de behoeften van westerlingen kan reageren.
Taal
In de pocket staat klare taal over zaken als ontwaken, lijden, aandacht, leegte, vastbeslotenheid, integriteit, vriendschap, vrijheid en verbeelding. Batchelor gebruikt geen vreemde woorden, technische termen of jargon. Alleen om het woord ‘dharma’ kon hij niet heen, een woord dat zowel de leer van de Boeddha als aspecten van de werkelijkheid aanduidt.
Een proeve van verbeelding (blz. 124-125): ‘De niet-wetende verwondering waarmee je naar de adem, de regen, een stoel kijkt, lijkt op de verwondering waarmee je naar een vormeloze klomp klei, een blanco vel papier, een leeg computerscherm kijkt. In beide gevallen balanceer je op het punt tussen niets en iets, vormloosheid en vorm, passiviteit en activiteit. Je balanceert met een stille, vitale alertheid op de drempel van de schepping, wachtend tot er iets komt (de volgende inademing of de eerste poging iets van klei te maken) dat er op die manier nog nooit is geweest of weer zal komen.
‘En in beide gevallen sta je te wiebelen op de dunne lijn tussen vreugde en angst. Iemand die mediteert kan tegelijkertijd verrukt zijn van de intrinsieke vrijheid van de werkelijkheid, en van zijn stuk gebracht worden door de waterval van ervaringen die het volgende moment losbarst. Pottenbakkers of schrijvers kunnen betoverd worden door de eindeloze creatieve mogelijkheden van ieder moment, maar ook verlamd raken omdat ze niet kunnen kiezen. Zoals degene die mediteert vlucht naar de veiligheid van een troostende herinnering of fantasie, zo springt de kunstenaar op om nog een kop koffie te gaan halen.
Je zou kunnen besluiten om gewoon ondergedompeld te blijven in het geheimzinnige, vormloze vrije spel van de werkelijkheid. Dat zou de keuze zijn van een mysticus die helemaal wil opgaan in God of Nirwana – analoog misschien aan de neiging van kunstenaars om zichzelf uit te wissen met alcohol of opiaten. Maar daarmee zou je een belangrijk element van je menselijkheid ontkennen: de behoefte om te spreken en te handelen, om je ervaring met anderen te delen.’
Terug naar de bronnen
Batchelor ordent zijn online beschikbare artikelen (1993-2003) met de rubriek The Agnostic Buddhist, Buddhism and the West, The Dalai Lama and Tibet, en Here en Now.
Zijn werk is belangrijk voor de ontwikkeling van westers boeddhisme. Daarbij gaat hij radicaal terug naar de bronnen, zowel van het Westen als het boeddhisme. Dat spreekt mij, Nederlander opgevoed in een cultuur van humanisme en rationalisme en voortdurend op zoek naar de zin van het leven, zeer aan.
Henk van Kalken zegt
‘Het verhaal van de prins die zijn paleis ontvluchtte om de werkelijkheid te zien is volgens mij gewoon niet waar.’
Onbelangrijk of het hier om een metaforische samenvatting van Boeddha’s inzichten gaat of om nauwkeurige historische werkelijkheid. Hetzelfde geldt voor de Sutra’s. Ik heb twijfels bij het self-made boeddhisme van Batchelor. Ik heb totaal geen behoefte aan een nieuw soort isme, hoofdzakelijk omdat het meer aansluit bij mijn eigen culturele achtergronden. Ik zoek geen behaaglijkheid en vertrouwdheid in spiritualiteit. Het gaat niet om de letterlijkheid van teksten, maar om de geest van teksten.