‘Het was eind januari 1988. Ik was 22 jaar oud, en mijn dharma leraar was het centrum van mijn wereld. Ik had alles opgegeven – mijn oude vrienden, mijn arbeidsperspectieven, mijn familie, mijn bezittingen – “omwille van het dharma”. Ik had alles in acht genomen om de visie van deze leraar voor mijn leven te volgen. All in.’
Seksueel wangedrag van boeddhistische leraren. Misbruik van macht. Exploitatie. We willen niet geloven dat deze woorden van toepassing zijn op ons of onze sangha’s. Wij keren ons om begrijpelijke redenen van hen af. We zijn misschien bang voor de schaamte die ze onze boeddhistische gemeenschappen zouden bezorgen. We zijn bang zijn dat ze onze boeddhistische praktijk of de waarden die ons na aan het hart liggen, in gevaar brengen. We zijn mogelijk bang voor de waarheid dat juist de leraar die we beschouwden als de belichaming van perfectie, in feite een gecompliceerd menselijk wezen is. De antwoorden op deze vragen betekent alles in twijfel trekken, inclusief enkele van onze diepste overtuigingen. De moed en de emotionele energie die daarvoor nodig zijn, zijn van groot belang. Lees hier het pijnlijke verslag (in het Engels) van lama Willa Miller, gepubliceerd in het zomernummer 2018 van Buddhadharma: The Practitioner’s Quarterly en te lezen in Lions Roar.
Paulien van Poppel zegt
Ik ben het met je eens, dat wij mensen complex in elkaar steken, misschien o.a. door onze verschillende breinen. Ik ben het niet met je eens om op die manier iemand te omschrijven, die een ander verminkt. Zeker omdat er een tendens lijkt te zijn binnen boeddhistische kringen om de misstanden te bedekken. Het is beter dan om zo iemand een boef, misdadiger of zo iets dergelijks te noemen. Natuurlijk zijn er aanvullende verklaringen, volgens mij is eerst duidelijkheid geboden, ook in taalgebruik.