Waarom ondernam de Boeddha een spirituele zoektocht? Wat kwam hij tegen? Waarom ging hij door? Wanneer was hij klaar? In de Pali-canon zijn sutta’s te vinden waarin de Boeddha hier zelf over vertelt. Hier zal ik het Ariyapariyesana Sutta (het edele zoeken) bespreken[1].
Toen de Boeddha nog prins Siddartha was, werd hij tot een spirituele zoektocht aangezet door vier ontmoetingen: ziekte, ouderdom, dood en een thuisloze op zoek naar bevrijding. In het Ariyaparyesana Sutta legt de Boeddha uit dat het onedele zoeken gericht is op geboorte, ouderdom, ziekte, dood, verdriet, en mentale verontreinigingen. Hij somt vervolgens op wat hieraan onderworpen is: zonen en vrouw, slavinnen, slaven, kippen, varkens, olifanten, koeien, hengsten, merries, goud, zilver, bezittingen. Sommige voorbeelden moet je zien binnen de historische (paternalistische) context. Het komt in feite neer op al onze hechtingen. In de huidige tijd zouden we het kunnen hebben over zoektochten naar een mooi huis, zoektocht op datingsites naar een geschikte partner, zoektocht in het tuincentrum naar mooie plantjes, enzovoorts.
Wat is het edele zoeken volgens de Boeddha? Dat is het zoeken naar hetgeen niet onderworpen is aan geboorte, ziekte, dood, verdriet en mentale verontreinigingen, namelijk het ongeborene, de onovertroffen rust-na-inspanning, het nirvana. Erg mooi vind ik de omschrijving rust-na-inspanning. Het nirvana komt je niet aanwaaien. Je moet er wel iets voor doen en de Boeddha wijst erop dat slechts een edele inspanning het gewenste resultaat tot gevolg heeft. Alleen door juiste inspanning, het edele zoeken, kun je de rust bereiken die voorbij gaat aan leven en dood, een transcendente realiteit, ultieme bevrijding. Bhikkhu Bodhi omschrijft het heel treffend als ‘undifeled security from bondage’. Toevlucht nemen tot de Boeddha krijgt hiermee een heel specifieke betekenis. Het is geen loos ritueel binnen een sociale context. Nee, het geeft de mogelijkheid en intentie van de geest om de geest te bevrijden. Kortom, een meditatieve interne zoektocht.
Voordat het zover is, komt de Boeddha in zijn zoektocht naar het heilzame en de onovertroffen ware vrede twee leraren tegen: Alara Kalama en Uddaka Ramaputta. Bij beiden vraagt de Boeddha of ze hem hun leer en discipline in het heilige leven willen overdragen. Dat gebeurt met resultaat. Bij Alara Kalama bereikt hij de sfeer van nietsheid en bij Uddaka Ramaputta bereikt hij de sfeer van noch-voorstelling-noch-geen-voorstelling.
Dit vraagt uitleg. Beide sferen worden omschreven als stadia die te bereiken zijn door het beoefenen van diepe concentratie. De meest bekende indeling die we in de Pali canon aantreffen is die van 8 mentale toestanden, waarbij in elk stadium een diepere concentratie wordt bereikt. De hier genoemde twee sferen zijn de 7e en de 8e fase van diepe concentratie (ook wel mentale absorpties genoemd)[2].
In beide gevallen wist de Boeddha de betreffende sfeer te bereiken, maar hij had een intuïtie, gedachte: “Deze leer leidt niet tot afkeer [van het wereldse leven], niet tot passieloosheid, tot ophouden, tot innerlijke rust, tot kennis uit eigen ervaring, tot ontwaken, tot nirvana, maar alleen tot het bereiken van de sfeer van nietsheid / sfeer van noch-voorstelling-noch-geen-voorstelling”.
Dus ging hij door. Hij ging onder een boom zitten en zag alle nadelen van hetgeen onderworpen is aan geboorte, ouderdom, ziekt, dood, verdriet en mentale verontreinigingen. En jawel het lukte. De Boeddha bereikte het nirvana: “Onwankelbaar is mijn bevrijding. Dit is mijn laatste geboorte. Nu is er geen wedergeboorte meer!”.
In andere sutta’s wordt meer nog omschreven hoe de ascetische periode van de Boeddha er uitzag, en wat er in de nacht voor zijn ontwaken gebeurde. In deze sutta beschrijft de Boeddha alleen de prachtige omstandigheden en het resultaat.
“Daar zag ik een lieflijk stukje grond, een prachtig bosjes en een stromende rivier, met helder water, met fraaie oevers, lieflijk en alle kanten dorpen om voedsel te bedelen…Dit is geschikt voor mijn geestelijke inspanningen”. Als we dit lezen zit er het gevaar in dat we pas geestelijke inspanningen gaan leveren als we eerst een geschikte lieflijke plek gevonden (in de natuur) of gecreëerd hebben (een meditatiecentrum).
Dan komt er een passage waar boeddhistische geleerden, historici en wetenschappers verschillende meningen over hebben. Namelijk de Boeddha moet aangespoord worden door een god Brahma om de leer door te geven. Een god? Van buiten? Of was het toch de Boeddha zelf die gemotiveerd door grote compassie besloot om door te geven wat hij ontdekt had. Enfin, wie zal het zeggen? Het geeft wel aan dat we bij het lezen van de sutta’s steeds kritisch (onderzoekend) moeten kijken wat relevant en zinvol is voor onze eigen beoefening. De Boeddha wijst daar ook herhaaldelijk op: o.a. in het Kalama Sutta en hij zegt dat het niet gaat om de Dhamma (de woorden), maar om de betekenis van de Dhamma[3].
Hoe dan ook, de Boeddha besluit om zijn Dhamma door te geven. Hij denkt als eerste aan Alara Kalama en Uddaka Ramaputta, maar die blijken net overleden te zijn. Dan denkt hij aan de vijf asceten waarmee hij de strenge ascetische praktijk van het vasten door heeft gebracht. Hij gaat op zoek en vind ze in Benares, in het hertenpark. Daar geeft hij zijn eerste onderricht. Het wiel van de Dhamma is in beweging gezet. Erg fraai vind ik twee zinnen uit de sutta:
“In een wereld die met blindheid geslagen is, zal ik de trommel van de doodloosheid roeren.” In beweging zetten van het wiel van de Dhamma en het roeren van de trommel geven een heel actieve houding aan. De Boeddha wacht niet af tot er mensen naar hem komen, nee, hij gaat zelf op pad. Voor wie het horen wil, is de Dhamma een zegen.
Voordat hij de vijf asceten ontmoette, kwam de Boeddha nog een volgeling van een sekte tegen, die wel zijn grote uitstraling zag, maar toch hoofdschuddend zijn weg vervolgde. Dit soort passages kunnen later toegevoegd zijn, om de superioriteit van de leer van de Boeddha af te zetten tegen de leer van anderen. In de Palicanon vinden we daar vele voorbeelden van.
Dan volgt in het sutta nog een passage waarin de Boeddha spreekt over de onjuiste en juiste houding ten opzichte van de vijf soorten genoegens: oog, oor, neus, tong en lichaam. En het sutta sluit af met beschrijving van de verschillende stadia van diepe concentratie, zoals eerder genoemd.
Wat uit deze sutta duidelijk naar voren komt, is dat diepe stadia van concentratie niet het einde zijn van een boeddhistische zoektocht. De meningen lopen in het heden nogal uiteen of ze nodig zijn voor het uiteindelijk bereiken van nirvana. Naast deze diepe stadia bestaat er een ‘lichtere’ vorm van concentratie, die niet gekenmerkt wordt door diepe absorpties van de geest. Deze zijn volgens sommige vipassana leraren (o.a. Mahasi Sayadaw) voldoende om volledig te ontwaken.
De Boeddha spoort ons aan om dat zelf te onderzoeken. Tevens stimuleert hij ons om bij elke spirituele ervaring (en leraar) zelf kritisch te blijven: is mijn geest volledig bevrijd? Of wordt mijn geest toch nog gevangen gehouden door gehechtheden?
En de belangrijkste spiegel: hoeveel spirituele leraren we ook tegen mogen komen, we moeten het uiteindelijk zelf doen!
[1] Ik heb gebruik gemaakt van de vertalingen van Jan de Breet en Rob Janssen; Majjhima-Nikaya, Asoka, 2004 en Bhikkhu Bodhi; In the Buddha’s Words; Wisdom Publications, 2005.
[2] Voor een overzicht van de diepe concentratiestadia (Jhana’s) zie: http://www.accesstoinsight.org/lib/authors/gunaratana/wheel351.html of http://www.leighb.com/jhanas.htm
[3] Zie Majjhima Nikaya 22, het Alagaddupama Sutta (De gelijkenis van de zwarte cobra), paragraaf 10.
zeshin zegt
Helder en duidelijk stuk, dank
Gassho Zeshin
Gerben zegt
Mooi artikel Hans en leuk dat het herplaatst wordt.
Zelf zet ik vraagtekens bij de tekst vd Boeddha na zijn bevrijding: onwankelbaar is mijn bevrijding. Dit is mijn laatste geboorte, nu is er geen wedergeboorte meer.
Als ik met mensen over Nibbana praat is onwankelbaar vertrouwen vaak wel een gespreksonderwerp (wat niet hetzelfde is dat verlichte geesten nooit meer twijfelen). Ik ben zelf echter nog nooit iemand tegengekomen die de ervaring koppelt aan het beëindigen van wedergeboorte. Wellicht een cultuurdingetje uit de tijd vd Boeddha en het oude India ipv ervaring uit de eerste hand. Wie zal t zeggen?
Groetjes, Gerben
Piet Nusteleijn zegt
Wie zal het zeggen? Was het een God buiten of een God van buiten of was het Boeddha zelf die hem deed besluiten door te geven wat hij ontdekt had. Is er iemand die het gaat zeggen? Is er een buiten en een binnen?
Met groet.