Waarom is het toch altijd zo moeilijk? Twee minuten voor ik de deur uitga om in onze zengroep een toespraak te houden over de vraag: ‘Moet je een leraar hebben?’ kijk ik, uit pure verslaving, nog even op het Boeddhistisch Dagblad en ik lees de open brief van enkele vipassanaleraren over het seksuele wangedrag van hun leraar. Actueler kan dus niet.
Het is een onderwerp waarover ik de voorbije maanden met veel mensen van gedachten gewisseld heb. Moet je een leraar hebben? En wat maakt iemand dan leraar? En wat maakt dat onderwerp dan zo gevoelig?
Op een manier is de vraag de moeite van het stellen niet waard. Als ik iets wil leren is het interessant om iemand te hebben die mij dat kan leren. Als ik appeltaart wil leren bakken kan ik iemand het recept vragen. Dan wordt die persoon mijn appeltaarleraar. Daarmee kan ik het uiteraard nog niet. Ik zal het mezelf vervolgens eigen moeten maken. Dat kan niemand in mijn plaats doen.
Waarom is dat in zen, en overal waar het over religie of spiritualiteit gaat, zoveel moeilijker? Spiritualiteit en religie zijn uiteraard veel kwetsbaarder dan appeltaart. Ik ken, behalve verliefdheid, niets wat iemand zo diep kan raken. Niet voor niets is in de minnemystiek de verliefdheid de ultieme metafoor voor de mystieke ervaring.
Er is ook niets wat iemand zo uit de bol kan doen gaan en alle redelijkheid en controle doen verliezen. Hadewychs brieven aan haar medezusters staan vol waarschuwingen. Het is een materie om met grote voorzichtigheid en respect te benaderen. ‘Fools rush in where angels fear to thread’, schreef een andere mysticus, William Blake.
Maar van waar het ‘moeten’ in de vraag? Ik kan mij voorstellen dat iemand graag appeltaart wil leren maken, maar ik heb nog nooit iemand ontmoet die vond dat hij appeltaart ‘moest’ kunnen maken.
In mijn werk als psychiater word ik dagelijks met ‘moeten’ geconfronteerd. Mensen die vinden dat ze moeten veranderen. Ik moet meer voor mezelf opkomen, minder negatieve gevoelens hebben, niet zo afhankelijk zijn van het oordeel van anderen … Mensen die het daarenboven maar normaal vinden dat iemand anders hen dat zegt. ‘Moet ik in therapie?’
De wereld van de psychotherapie zit vol moetens. Het vindt zijn oorsprong in de Freudiaanse psychoanalyse die eind 19de eeuw startte als een behandeling voor neurologische aandoeningen maar in de 20ste eeuw snel evolueerde naar een persoonlijkheidstheorie met een bijbehorend ideaalbeeld van de ‘gezonde’ persoonlijkheid, een ideaalbeeld waaraan geen mens kan voldoen. Het beeld van de mens die zijn blinde vlekken doorzien en geïntegreerd heeft, wiens libido ongehinderd en vrij door zijn lichaam stroomt, die autonoom zijn eigen beslissingen neemt.
Prompt is ieder van ons gestoord, neurotisch. Het erge is dat als we lijden, dat we dan denken dat het daar dus aan ligt. Als we maar aan dat bovenmenselijk ideaal konden beantwoorden, dan zouden we niet langer lijden. Wat is er toch mis met mij?
Lijden is onze condition humaine. Het is geen persoonlijk falen. Het leven houdt zich nu eenmaal niet altijd aan onze verwachtingen. Lijden vraagt zo mogelijk om een oplossing, indien niet mogelijk om een wijs omgaan met de onvermijdelijkheid ervan. Als we lijden gaan zien als een persoonlijk tekortschieten, zetten we onszelf in een uitzichtloze, machteloze, hopeloze positie.
In dat klimaat is het boeddhisme het Westen binnengekomen, met een nieuw ideaalbeeld, dat van de verlichting. Wat is het resultaat van een chemische reactie tussen een mateloos gevoel van tekortschieten en een onbereikbaar ideaal dat raakt aan het meest kwetsbare in ons? We herkennen bij een leraar iets waar we ten diepste naar verlangen. Prompt denken we dat we de bron van ons mateloos tekortschieten gevonden hebben en dat die leraar dat ideaal wel bereikt heeft… en we zijn verloren.
Een mooi Freudiaans woord voor een kenmerk van de verliefdheid is ‘Sexualüberschatzung’. Als je zelf verliefd bent, heb je dat niet door. Als iemand op jou verliefd wordt, waar je zelf niet van moet hebben, valt het meteen op. Wat ziet die in mij? Als je allebei verliefd bent ontstaat er iets ongelooflijk heerlijks tot …. tot de werkelijkheid zich weer aandient. Dan wordt het een zaak van elkaar weer als kwetsbare onvolmaakte mensen leren zien.
Hetzelfde kan gebeuren met een leraar. Het boeddhisme leent er zich ook een beetje toe. Door de afwezigheid van een God komt het hele gewicht op de leraar te liggen. In China of Japan wordt de abt van een klooster inderdaad symbolisch gezien als de levende belichaming van de Boeddha, doorheen een ononderbroken transmissie. Maar zoals een parochiaan hier vroeger wel doorhad dat de pastoor in het beste geval een brave mens was, maar zeker geen heilige, zo heeft de gemiddelde Aziaat door dat de abt wel symbolisch de Boeddha is, maar daarom nog niet verlicht.
Wat een kick moet het geweest zijn voor sommige Aziatische leraren, als ze tot de ontdekking kwamen dat hun studenten hen daadwerkelijk als verlicht zagen. Je zou het in navolging van Freud ‘Spiritualüberschatzung’ kunnen noemen. In de biografie van Shunryu Suzuki lezen we over de ontgoocheling van de Amerikaanse studenten die naar Japan trokken en merkten dat hun gevierde leraar daar niet als een grote verlichte meester gezien werd, maar als een onbetekenende plattelandspriester, met als bijnaam ‘kromme komkommer’. De verbijstering was totaal toen Suzuki kort voor zijn dood transmissie gaf aan Richard Baker, die wel een goede organisator was, maar die niemand kon zien als ‘verlicht’.
Maar een echte leraar kan toch mijn blinde vlekken aanwijzen, zei mij iemand onlangs nog. Natuurlijk kan hij dat. Iedereen die andere blinde vlekken heeft dan ik, kan blinde vlekken bij mij zien, en omgekeerd. Gewoon omdat we vanuit een ander gezichtspunt kijken. Dat is altijd leerrijk. Maar het is een wederzijds en algemeen fenomeen en niet specifiek voor de relatie tussen leerling en leraar.
Als het geen kwestie van moeten is, wat is het dan wel? Het is een kwestie van verlangen. Verlangen heeft een slechte pers. We hebben meer vertrouwen in moeten dan in verlangen. Maar als ik met mensen praat over wat ze echt verlangen, diep in hun hart, komen we steeds uit bij menselijke goedheid en schoonheid.
Het verlangen om iets te leren maakt de leraar. Of het nu een verlangen is naar appeltaart of een spiritueel verlangen, het is het verlangen van de leerling die de leraar leraar maakt en niet een instituut of transmissie of een andere autoriteit.
Maar, wierp iemand op, niet iedereen kan zich toch ook niet zomaar arts noemen. Daar is toch een speciale erkenning voor vereist. Is dat voor een leraar dan ook niet zo? Het is een interessante vergelijking. Een arts heeft veel kennis en expertise nodig om bij voorbeeld het juiste antibioticum voor te schrijven. Dat is duidelijk. Maar is onze spirituele weg iets wat ons moet voorgeschreven worden, of is het een pad dat we zelf kiezen vanuit ons eigen verlangen?
Vaak beginnen mensen met meditatie of met een andere praktijk tijdens crisisperiodes in hun leven. Dan zijn we bijzonder kwetsbaar. Als we dan, diep en authentiek geraakt, de leraar gaan overschatten brengen we onszelf in gevaar. Als de leraar dan al onze twijfels en wat er nog overblijft van onze kritische blik en ons gezond verstand, gaat duiden als ‘vasthouden aan het ego’ of ‘nog niet tot volledige overgave kunnen komen’, is de vicieuze cirkel rond.
Ik heb meegemaakt dat iemand die de mindfulnesstraining gevolgd had, bij een boeddhistische leraar terecht kwam. De meditatiebeoefening had hem diep geraakt en hij wilde op die weg verder gaan. Daar kreeg hij te horen: ‘Dit gaat veel dieper dan mindfulness. Ik kan je helpen, maar je moet wel exact doen wat ik je zeg’. Na enkele moeilijke maanden veranderde die boodschap in: ‘Je hebt toch te veel psychologische blokkades. Je zult eerst in therapie moeten’. Kun je je voorstellen hoe je dan door de grond gaat? Misschien kun je je ook voorstellen hoe ik door de grond ging toen ik dit verhaal hoorde, zeker als je beseft dat mindfulness helemaal draait rond mildheid, respect en waardigheid.
In de brief van de vipassanaleraren wordt gesproken over een ethische code voor leraren. Dat is zonder twijfel van groot belang. Maar als we de leerling alleen maar als slachtoffer zien, lopen we het risico de leerling alweer te infantiliseren. Waarom geen gedragscode voor leerlingen? Code is hier zeker een verkeerd woord. Misschien beter aanwijzingen of richtlijnen of waarschuwingen. Hoe kunnen we de leerling helpen om, zeker in heel kwetsbare ogenblikken, weerbaar te blijven?
Daarom zou ik wat we hier besproken hebben, willen samenvatten in vier algemene aandachtspunten voor de leerling:
- Wees er van bewust dat religie/spiritualiteit een bijzonder kwetsbare materie is.
- Het is het verlangen van de leerling dat de leraar maakt en niet omgekeerd.
- Overschat de leraar niet, maar laat je ook niet tegenhouden om te leren van iemand die niet perfect is.
- Hou ten allen tijde de verantwoordelijkheid voor je eigen autonomie en integriteit.
Ik ben er van overtuigd dat een bona fide leraar daar alleen maar blij mee kan zijn.
Eelco zegt
Heldere, behulpzame tekst. Dank daarvoor.
Mag aan de aandachtspunten voor de leerling worden toegevoegd:
Onderschat – ook in jouw imperfectie – niet de leraar in jezelf, jouw wijsheid waar jijzelf en anderen baat bij kunnen hebben, zelfs jouw leraar (zonder je aan hem of haar gelijk te willen stellen). ?
Elisabeth zegt
Mooie tekst, dank daarvoor. Ik ben benieuwd hoe u in dit kader denkt over overdracht. Mijn ervaring in diverse minder of meer geïnstitutionaliseerde spirituele workshops, communities of retraites is dat er weinig oog lijkt voor de stapeling van verlangens. Het verlangen om te leren, maar ook bijvoorbeeld het verlangen om gewaardeerd te worden, om een vertrouwenspersoon te hebben…
De overdracht tussen leerling en leraar die door deze verlangens kan ontstaan is in de psychologische context een erkend en bekend gegeven. In de spirituele wereld lijkt dit als fenomeen niet alszodanig herkend te worden. Er ontstaat een bredere afhankelijkheid van de leerling met de leraar zonder dat de leraar zich bewust lijkt van dit fenomeen. Wie de overdracht en tegenoverdracht niet herkent als leraar schiet gemakkelijk in zijn eigen voet. Kennis van dit proces van overdracht en tegenoverdracht is voor diegenen die zich als leraar presenteren in een al dan niet geïnstitutionaliseerde vorm als een sangha of een retraite/workshop een belangrijke aanvulling op de spirituele kennis.
Marja Timmer zegt
Dank voor dit artikel. Heel waardevol. Ook de aandachtspunten voor leerlingen. Wat ik veel om me heen zie in de traditie waar ik in oefen is dat juist vaak leerlingen van een leraar een guru willen maken.
Sjoerd zegt
Ik vind het een mooie beschrijving van de positie en rol van de leerling, maar daarin ook eenzijdig in de wijze waarop je het zwaartepunt bij de leerling legt.
Juist vanwege jouw vak als psychiater ken je de afhankelijkheidsdynamiek van de relatie tussen leraar en leerling.
Het verlangen van de leraar om als leraar gezien te worden en de afhankelijkheid die in zijn gezagsverhouding met de leerlingen hen domineert maakt hen kwetsbaar voor manipulatie.
Omdat er geen wegingsinstrument bestaat om leraren vooraf omtrent hun bekwaamheid en persoonlijke rijpheid te toetsen, lijkt me boeddha’s advies om geen leraar te zoeken zo zinvol.
Een tijdelijke begeleiding door een meer ervaren spirituele vriend om kennis te maken met de Dharma en meditatie, op basis van gelijkwaardigheid en met betrokkenheid van anderen, zou leraren overbodig maken en autonomie in het persoonlijke spirituele proces stimuleren.
Leraren kunnen pas hun rol vervullen als ze hun leraarschap opgeven en de vriend van de ander worden. Dat voorkomt ook dat personen die deze rol zoeken voor bevredigen van eigen verlangens in de verleiding komen om kwetsbare anderen te misbruiken.
Voor begeleiding van mensen die psychische problemen hebben, ligt psychotherapie meer voor de hand. Als binnen die context de autonomie voldoende gegroeid is, ligt de weg voor een eigen spiritueel proces open.
De les van boeddha is juist dat je daarvoor je leraar achter je moet laten.
In alle gevallen ligt mijns inziens de verantwoordelijkheid voor misbruik altijd en volledig bij de leraar. Hij is degene die (vanuit zijn transmissie? ) de relatiedefinitie hanteert en al dan niet bestendigt.
Daar is ook ons strafrecht op gebaseerd.
Jules Prast zegt
“Het verlangen om iets te leren maakt de leraar.” Daar heb je eerder over geschreven in het BD, namelijk in het artikel “Niets bijzonders” van 15 juli 2013: https://boeddhistischdagblad.nl/19264-niets-bijzonders/
In dat artikel plaats je het verlangen mede in de context van Boeddha’s vier elementaire waarheden. Dat levert naar mijn smaak een evenwichtiger beeld op van een zorgvuldig leerproces waarbinnen verlangen zijn geëigende rol speelt.
In je huidige artikel geef je leerlingen terecht waarschuwingen en handreikingen mee, maar is er ook sprake van een subtiele verschuiving van focus (en dus ook verantwoordelijkheid?) naar de leerling en diens verlangen dat, in jouw woorden, “een slechte pers” heeft.
Is het niet zo dat er behalve leerlingen ook anderen in het spel zijn, die zich als leraar opwerpen? Zou het niet helpen wanneer die, met bijvoorbeeld Noah Levine, zeggen “Als leraar heb je de opdracht jezelf overbodig te maken”? (Boeddha Magazine, themanummer ‘leraar en leerling’, nummer 71, zomer 2013)
Of simpelweg de logische vervolgstap zetten en het leraarschap af te schaffen? Dan zijn wij allen, in onze persoonlijke autonomie, informeel elkaars ‘leraren’ en ‘leerlingen’ en krijgt de wijsheid voorbij alle wijsheid alle kans zich horizontaal te manifesteren in de overdracht van hart op hart.
Als je institutionalisering van autoriteit het probleem vindt, pak het dan met wortel en tak aan in plaats van met halve oplossingen te komen.
Jules Prast zegt
Er schiet me een herinnering te binnen uit mijn eerste Amsterdamse zendotijd. Alle docenten hadden een gezamenlijke retraite gehouden en begonnen tegelijkertijd hieruit hun groepen als volgt te briefen: “We hebben het erover gehad hoe weinig we als leraren voor jullie kunnen betekenen. We kunnen je hooguit als gidsen een richting duiden, maar of we elkaars taal of teken begrijpen, is vaak uiterst onzeker.” Wanneer je als leraar het niet-weten vervolgens ook consequent terugspeelt op de leerling, maak je het leraarschap zo klein dat je het misschien ook niet meer hóeft af te schaffen.
Tot (onze) zenfolklore behoort wel zo’n malle stamboom die op een houten bord geschilderd is dat boven de plek van de leraar-van-dienst hangt. Het wachten is totdat iemand daar in de rebelse traditie die zen ook kent, een keer een pot verf tegenaan kwakt of er in graffiti een passend leerdicht overheen spuit. Dan weten we zeker dat er in ons midden een nieuwe leraar is opgestaan om de Dharma naar geheel eigen inzicht te manifesteren. De ‘officiële’ transmissie is in de geschiedenis ook maar een instrument van beperkte effectiviteit gebleken om de traditie gewicht en continuïteit te geven temidden van andere aanbieders van wijsheden op de boeddhistische markt.
Laat ik nu echter maar ophouden te schrijven want anders wordt mij de volgende keer de toegang tot de zendo ontzegd wegens het koesteren van opruiende ideeën.
Sinds ik over (Jung en) Hisamatsu heb geschreven, ben ik weer geraakt door de geest van Linji: https://boeddhistischdagblad.nl/42533-van-batchelor-tot-brazier/
We horen het draaiorgel overal zoete melodietjes van compassie uitkramen, maar waar is de tegendraadsheid van zen eigenlijk gebleven? Vooral van de leerlingen van Ton Lathouwers zou ik wat meer beeldenstorm verwachten, naast en in aanvulling op het braaf belijden van Hisamatsu’s uitgangspunten voor het samen leven (zijn ‘Gelofte aan de Mensheid’): http://www.zeninzutphen.nl/files/2009/11/gelofte-aan-de-mensheid.pdf
dharmapelgrim zegt
We hebben geen leraren nodig, maar lieden, mannen én vrouwen, die zelf doen wat ze zeggen (practice what you preach)of daar in ieder geval bekritiseerbaar hun best voor doen. Niet wat iemand zegt is dan tot lering, maar wat die persoon in het dagelijks leven voorleeft in doen én laten. De woorden die vervolgens gesproken (kunnen) worden zijn te beschouwen als onderschrift of toelichting. Ze zijn echter van ondergeschikt belang.
Althans: zo sta ik er (tegenwoordig) in.
Uit ervaring weet ik dat het hier in het westen soms wel erg gemakkelijk is om “leraar” te worden. Je volgt gewoon ergens een docentenopleiding of lerarenopleiding, al dan niet door de overheid of de eerste de beste koekebakker om de hoek erkend, haalt een diploma (MBO / HBO of hoger) en klaar is Kees. Ik zeg dat met (docenten)diploma’s op zak. Ze hebben me indertijd profijt (loon) gebracht, die diploma’s, doordat wij kennelijk in een maatschappij leven waarin middels examens toetsbare en afvinkbare kwaliteiten hoger worden aangeslagen dan gevormd zijn door het dagelijks leven waarin je op je bek kunt gaan en weer op moet staan om verder te kunnen gaan… Zoek je een leraar m/v? Kijk om je heen. Het is die man, die vrouw die je zonder iets te zeggen simpelweg voorleeft wat het is om – samen met alles wat leeft – mens te zijn en te blijven in deze wereld. Ze vinden zichzelf waarschijnlijk ook geen leraar, eerder leerling… en ze leren dagelijks bij.
Jules Prast zegt
Hulde, pelgrim!
Sjoerd zegt
“We hebben geen leraren nodig, maar lieden, mannen én vrouwen, die zelf doen wat ze zeggen (practice what you preach)of daar in ieder geval bekritiseerbaar hun best voor doen. Niet wat iemand zegt is dan tot lering, maar wat die persoon in het dagelijks leven voorleeft in doen én laten. De woorden die vervolgens gesproken (kunnen) worden ………………………..zijn echter van ondergeschikt belang.”
Helemaal eens!
Mijn vroegere buurman (oude boer) was voor mij een goede. simpel en weinig tekst, maar wel duidelijk.
Chen’s reincarnatie? Ha!
Kees moerbeek zegt
Ikzelf, ‘Kees’ en van opleiding leraar, ben van mening dat onderwijs een van de belangrijkste voorwaarden is voor iemands ontplooiing en cruciaal voor een democratische samenleving.
Ik ben een van de velen, die na de Mammoetwet kon en mocht studeren. Ik was de eerste in mijn familie, en er zijn velen zoals ik. Ook heb ik genoten van de studiefinanciering. Dat was een doorbraak voor mijn generatie.
Leraren zijn nodig, maar integere leraren en geen machtswellustelingen. Daarin heb je gelijk.
Dit vind ik een prachtig stuk muziek. Maar het dom houden van mensen, omdat leraren per definitie niet deugen, speelt onderdrukkers alleen maar in in de kaart.
https://www.youtube.com/watch?v=YR5ApYxkU-U
Piet Nusteleijn zegt
Mijn reactie is dat alle mensen én leerling én leraar zijn. Ik ga dit artikel en de reacties op een ander moment nog eens op me in laten werken. Dank je wel.