Het is onze dure plicht te blijven vernieuwen terwijl wij zoeken naar een passende adaptatie van de dharma voor ons nieuwe boeddhisme. Wat betekent dit voor zen?
Hisamatsu was een vriendelijke, maar messcherpe man met een karakteristieke witte baard en een leraarsstok. Behalve filosoof verbonden aan een universiteit was hij een natuurtalent in zen. Na een kloostertraining stond hij op en vestigde zich op eigen gezag als zenleraar. Zijn missie na de Tweede Wereldoorlog was het vermolmde Japanse zen ingrijpend te vernieuwen en het toegankelijker te maken voor leken.
Hij is een man naar mijn hart, een zenvriend. Hisamatsu greep terug op twee bronnen voor de beoefening, Bodhidharma (zesde eeuw) en Linji (negende eeuw). Met Hisamatsu houd ik van de eenvoud van de aan deze twee dharmavoorgangers toegeschreven zenleerteksten.
Is het latere beter dan het eerdere of het eerdere beter dan het latere? Op zulke vragen valt geen absoluut antwoord te geven. Dit hangt er mede vanaf waar je staat in jouw beoefening en welke stijl jou op dit moment past. Wel vind ik het jammer dat het latere het zicht soms op het eerdere beneemt of lagen van onnodige complexiteit toevoegt.
In negentien, bijna twintig jaar zenbeoefening heb ik mijn weg leren kennen door sutra’s en tradities. Studie van teksten geeft zicht op context en op mogelijkheden tot expressie van de dharma. Maar sutrakennis als zodanig is geen substituut voor de unieke intimiteit van de ervaring van het oorspronkelijk gelaat.
Wanneer ik de balans opmaak, dan voel ik mij wel in gezelschap van de Lankavatara Sutra, de Hartsutra en de Diamantsutra. En bij het Yogacara van Vasubandhu met zijn leer over zaden die ontspringen in een opslagbewustzijn en neerslaan in het valse manasbewustzijn.
Meer constituerende elementen heeft de zenbeoefening uit het boeddhisme niet nodig. Wel meer aansluiting bij moderne bronnen van inspiratie uit de cultuur waarin wij wortelen.
Dogen, Dogen, wat heb ik aan Dogen? Ik weet hem op de waarde van zijn verdienste te schatten, maar als je teveel in Dogen blijft hangen en de wereld alleen door zijn lens bekijkt, dan kom je nooit uit bij het eerdere dat ook een waarde van zijn verdienste kent.
Zo weet ik na jaren van studie ook niet wat de knotsdikke Avatamsaka Sutra toevoegt aan de zenbeoefening. Deze tekst over een kosmos van werelden die zich spiegelen in elkaar is het summum van het Chinese universalistische boeddhisme. Interpenetratie, interdependentie en interzijn, dit zijn typische vruchten van de Avatamsakaboom.
Een handvol zand en je hebt heel de wereld die tussen je vingers door wegsijpelt. Deze ideeën hebben zen diepgaand beïnvloed; kijk maar naar Thich Nhat Hanh. In mijn beleving zijn het echter lagen van onnodige complexiteit. Op dit kernpunt kan ik het toegankelijke boeddhisme van mijn Vietnamese zenvriend niet volgen.
Interzijn is een wereld verwijderd van de oorspronkelijke idee van voorwaardelijk ontstaan in het vroege boeddhisme, die doorresoneert in Yogacara. Er is nog eerder dan het eerder van Bodhidharma. In ons nieuwe boeddhisme in deze wereld kunnen we ook wijsheid voorbij wijsheid vinden in het eerdere voorbij het eerdere.
Staande op de schouders van de zenvernieuwing van Hisamatsu is het onze dure plicht de vernieuwing voort te zetten tot voorbij het voorbij van Hisamatsu terwijl wij zoeken naar een passende adaptatie van de dharma voor ons nieuwe boeddhisme. Wij moeten durven kiezen voor duidelijkheid en durven breken om te bouwen.
Namu-amida-bu.