Peter van Loosbroek is de ontwerper en auteur van Sleutel tot Inzicht, waarin uitgebreid aandacht wordt besteed aan het theravada boeddhisme. Sinds 1994 beoefent Peter deze oudste stroming in het boeddhisme. Aan hem is door een monnik in Sri Lanka de boeddhistische naam Ananda toegekend, de meest geliefde discipel van de Boeddha.
‘Graag wil ik even stilstaan bij het feit dat er veel geweld is in de wereld. Ook in Nederland blijkt dat steeds vaker voor te komen. Een voetballer wordt gewoon maar even dood geschopt, en kinderen plegen zelfmoord omdat ze gepest worden. De fundamentele aspecten van het boeddhisme zouden een drastische wending teweeg kunnen brengen in deze spiraal van geweld.
De eerste en meest belangrijkste oorzaken van geweld zoals in bovenstaande gevallen is een gevolg van begeerte die is ontstaan uit zintuiglijkheid. Vanwege begeerte willen de zintuigen iets dat de morele grens overschrijd. Begeerte voedt ook de ego’s waardoor men meer wil zijn dan anderen. Men wil dat zeker ook in een groep laten zien. Het kleineren, anderen minderwaardig achten (één van de legers van Mara) neemt toe. Daar krijgen foute mensen een fijn gevoel van. En de zintuiglijke begeerte om zichzelf meer te achten dan een ander, neemt verder toe. Men vindt het fijn als iemand anders pijn heeft. Daar krijgen foute mensen een fijn gevoel van. Kwelzucht is dan aanwezig, en mededogen is dan afwezig. Onwetendheid is dan aanwezig, en wijsheid is dan afwezig. Begeerte is dan aanwezig, verzaking is dan afwezig. Al deze mentale factoren worden wel of niet ontwikkeld afhankelijk of moreel bewustzijn wel of niet afwezig is.
Voor een leraar/ouder die een grote verantwoordelijkheid draagt, is het niet moeilijk om kinderen bij te brengen of bepaalde dingen ziek of gezond zijn; of het tot hun eigen ondergang of tot geluk leidt. Daarvoor hoef je geen boeddhist te zijn, maar er is wel een moreel bewustzijn voor nodig. Een bewustzijn dat de mentale eigenschap ‘rechtvaardigheid’ tot een normaal niveau heeft doen groeien.
Vroeger, toen ik nog op de basisschool zat, was er een jongen die steeds gepest werd. Hij werd vaak door één van de sterksten op school in elkaar geslagen. Maar ik hielp hem altijd, wat er ook gebeurde. Als de jongen gepest werd, stonden andere kinderen er omheen. Dat vonden ze leuk. Daar werd niks van gezegd. Er werd niet op gewezen dat het niet goed is om dit soort dingen leuk te vinden. Er werd niet uitgelegd dat wanneer je een ander pest, dat dat in je eigen nadeel zou gaan werken. Mijn hart was toen al heel, heel anders. Ik zag er wel de ziekelijkheid van in. En ik sprong er tussen en gaf de pester er flink van langs. Ik zou er werkelijk mijn leven voor gegeven hebben. Omdat ik opkwam voor de zwakkeren, werd ik door de ‘leraren’ gezien als de vechtersbaas. Maar ik zag een wereld vol onwetenden die niets wisten van kwelzucht en rechtvaardigheid.
Ondanks het geweld om ons heen, kunnen wij onszelf gelukkig prijzen dat wij toegang hebben tot wat de Boeddha, de Prachtige Mens (Accharya Manussa), ons heeft onderwezen. Hierdoor kunnen we niet alleen onszelf beschermen tegen ziekelijke zaken, maar ook onze kinderen. In deze wetenschap wens ik jullie allemaal zeer fijne dagen en een gezond en gelukkig leven. En mijn liefdevolle gedachten gaan uit naar hen die onnodig een zware prijs hebben moeten betalen.’