Onlangs moest ik me voorbereiden op deelname aan een online conferentie en ik las wat literatuur na over het mahayanaboeddhisme.
Tot dan toe had ik de standaard opvattingen over de relatie tussen de verschillende stromingen in het boeddhisme altijd voor kennisgeving aangenomen, maar nu viel me op dat die opvatting op een aantal punten toch wel heel erg merkwaardig is. De standaardopvatting is dat sommige leerlingen van de Boeddha na zijn dood nieuwe inzichten en nieuwe inspiraties kregen waardoor een nieuwe stroming in het boeddhisme ontstond met meer diepgang en een uitgebreidere filosofie. Bovendien zouden daar nieuwe manieren zijn ontwikkeld om het nirvāṇa te bereiken.
We weten echter bijna niets over de discussies die toentertijd tussen de boeddhisten in India plaatsvonden, zelfs niet wanneer de belangrijkste teksten hierover zijn geschreven. Alle theorieën die boeddhologen hierover hebben ontwikkeld berusten dus voor 90% op speculatie. In zijn boek Nāgārjuna in context: Mahāyāna Buddhism and early Indian culture, dat in 2005 is verschenen, probeert Joseph Walser hier enig nieuw licht op te werpen.
De oorsprong van het mahāyāna
Alleen al de naam “Het Grote Voertuig” suggereert dat het mahāyāna verreweg de belangrijkste tak van boeddhisme is. Niet is minder waar. Uit onderzoek blijkt dat de aanhangers van het mahāyāna-boeddhisme onder de boeddhisten in India meer dan 1000 jaar lang slechts een marginaal groepje vormden. Eerst in teksten uit de vijfde eeuw blijkt voor het eerst dat het aantal aanhangers zo groot was geworden dat er aparte kloosters voor hen ontstonden. Voor die tijd waren er alleen in sommige kloosters wat monniken die mahāyāna-teksten opzegden en er rituelen bij uitvoerden. Daar maakte niemand zich druk over, volgens de verslagen van Chinese pelgrims. Zolang iedereen zich aan de kloosterdiscipline hield, waren er geen problemen. Het mahāyāna is dus begonnen als een cultus van teksten en rituelen en al gauw werden daar ook bepaalde boeddhabeelden voor gemaakt. Eigenlijk was het een gevolg van de hindoeïsering van het boeddhisme, dat het gevolg was van het feit dat vele brahmanen zich tot het boeddhisme bekeerden. Het mahāyāna had echter geen last van behoefte aan soberheid en bescheidenheid en daardoor sprak het de Aziatische volkeren buiten India zo aan. Doordat het een wat vage en veelvormige beweging was, kon het ook gemakkelijker worden aangepast aan de plaatselijke cultuur.
Kandahar
Het lijkt er erg op dat het mahāyāna in het noordwesten van India het meest activistisch was, vooral in Kandahar (Gandhara), toentertijd een belangrijk handelscentrum. Zoals bekend staat in het mahāyāna-boeddhisme het ideaal centraal om een boeddha te worden. Dit zou vele malen lovenswaardiger zijn dan alleen het onderricht van de boeddha te volgen. Wie tot het mahāyāna toetreedt, legt daarom de bodhisattva-gelofte af, waarmee hij of zij belooft om zijn best te doen een boeddha te worden en zo alle wezens tot verlichting te brengen.
Dit klinkt prachtig, maar als je er even over nadenkt, lijkt het een beetje raar. Stel dat je zwemles volgt en je vindt het moeilijk om de lessen bij te houden. De mahāyāna-oplossing is dan dat je niet meer de lessen volgt maar probeert om zwemleraar te worden door de zwemleraar in alle opzichten na te doen. Je kamt je haren op dezelfde manier, je draagt dezelfde schoenen en je probeert zelfs te trouwen met dezelfde vrouw als waarmee de zwemleraar getrouwd is. Zo probeert een bodhisattva alle eigenschappen van de boeddha aan te kweken in de vaste overtuiging dat dit het mooiste is wat iemand kan doen. Het is een ook beetje als een bedrijf waarin iedereen directeur wil worden. Als dat uiteindelijk lukt, staat op een mooie ochtend iedereen voor een dichte deur omdat er geen portier meer is.
Oproerkraaiers
Volgens de Palicanon heeft de boeddha zelf gezegd dat hij alles heeft onderricht wat er maar te vertellen was. Het mahāyāna heeft dus een probleem als het onderricht van de boeddha wil zijn. Dat hebben ze op Indiase stijl opgelost: methode Bollywood. Ze vergoddelijken de Boeddha en laten hem in zijn nieuwe goddelijke omgeving zeggen dat hij het op aarde niet zo bedoeld had. Daarbij worden de andere boeddhisten, die aan het echte onderricht genoeg hebben, verketterd vanwege hun zogenaamde gebrek aan mededogen. De bodhisattva’s steken zichzelf een veer in de kont, want zij hebben dat mededogen wel. Is dit geen vroom narcisme?
De Saddharma Puṇḍarīka Sūtra, de Lotus Soetra, die in de loop van de eerste eeuw in de regio van Kandahar is geschreven, laat er geen misverstanden over bestaan. In een scenario dat veel weg heeft van een kruising van een danceparty, The Voice en Chantal’s Pyjamaparty, zit de Boeddha in zijn hemel met zijn arhats en bodhisattva’s te babbelen. Hij verklaart dat zijn optreden in de wereld en de leer die hij verkondigde maar een show is geweest en dat hij nu zijn echte boodschap gaat verkondigen. Het idee is duidelijk ontleend aan de Bhagavadgīta, maar bij religies heb je nu eenmaal geen auteursrechten nodig.
De arhats lopen weg en de boeddha zegt zoiets als “nu zijn we onder elkaar” en “ze draaien later wel bij”. Dan vertelt hij dat hij af en toe didactische trucs toepast en dat er in feite maar een soort boeddhisme is: het mahāyāna-boeddhisme. Is dit niet wat men in de islam “jihadisme” noemt?
Het superieure mededogen
Alle mahāyāna-boeddhisten hebben dus een groot mededogen, veel meer dan gewone mensen. Hoe merken we dat? Doen zij dingen anders, hebben ze andere interesses of beroepen? Of een bodhisattva werkelijk barst van mededogen valt helaas nog maar te bezien. Hij of zij houdt om te beginnen er geen rekening mee dat sommige mensen het boeddhisme helemaal niet zien zitten en daarom niet bevrijd willen worden. De bodhisattva helpt mensen oversteken die aan de overkant helemaal niets te zoeken hebben. Zaken als vrijheid van meningsuiting en verdraagzaamheid naar andersdenkenden worden dus niet hoog aangeslagen, hetgeen in religies natuurlijk wel vaker voorkomt.
Verder komt er nog het praktische probleem bij dat een boeddha geen boeddha is zonder dat hij of zij leerlingen heeft. Stel dat in een bepaald land, bijvoorbeeld Bhutan, driekwart van de inwoners inderdaad boeddha is geworden. Als een boeddha nu minstens een leerling moet hebben, zijn de helft van de boeddha’s in Bhutan werkeloos en kunnen dus geen boeddha meer zijn.
Dit soort absurde redeneringen worden mogelijk gemaakt doordat begrippen als “boeddha”, “bodhisattva”, “mededogen” en “wereld” als verwijzingen naar op zich bestaande entiteiten worden opgevat. In werkelijkheid zijn deze entiteiten natuurlijk leeg, dat wil zeggen wederzijds van elkaar en andere zaken afhankelijk. Je kunt niet zomaar begaan zijn, je bent begaan met iemand. De geschiedenis heeft ook geen dienstregeling, zodat je niet kunt zeggen dat Marietje over 1000 jaar een boeddha zal worden. Als er iets duidelijk is geworden, vooral de laatste tijd, dan is het dat de geschiedenis van toevalligheden en menselijke fouten aan elkaar hangt.
Het bodhisattva-ideaal is dus onverdraagzaam en totaal onmogelijk.
Yogacārā
Het streven om boeddha te worden is de kern van het mahāyāna, maar er zijn daarnaast een aantal ideeën en praktijken uit het hindoeïsme overgenomen, zoals het gebruik van rituelen en yoga en daarnaast de filosofie van de yogacārā. De laatste is ook in Noordwest India ontstaan en kan heel goed met rituelen worden gecombineerd. Het beginsel ervan is dat de wereld die je ervaart afhangt van de manier waarop je je van de dingen bewust bent en dat kun je onder andere veranderen door middel van allerhande rituele technieken. Je moet namelijk je onderbewuste zuiveren van slecht karma, waarna het zich transformeert tot een ontwaakt bewustzijn. De leer van het yogacārā, steunt dus op de karmaleer, maar ontkent die tegelijkertijd, want echt karma kan alleen maar verdwijnen door te rijpen.
Een uitvloeisel het yogacārā is de leer van de boeddhanatuur die stelt dat ieder wezen in de kiem al een boeddha is. Iedereen kan immers in principe zijn onderbewuste witwassen. Dit universele beginsel in elk wezen deed tegenstanders sterk denken aan de Vedische leer dat iedereen in wezen al het brahman of God is.
Lezers tegen toehoorders
Een interessante vraag is nu waar al die agressie in de Lotus Soetra vandaan komt. Blijkbaar was er een machtsstrijd gaande tussen de theravādakloosters en een andere groep boeddhisten. De laatsten ergerden zich blijkbaar aan de macht van deze kloosters. Er moet verschil van mening zijn geweest over de vraag wie nu het echte boeddhisme vertegenwoordigde. Waren dat de kloosters, waar de monniken allemaal de leerredes van de boeddha uit hun hoofd kenden, of groepen boeddhistische intellectuelen? Hoe word je dan een boeddhistische intellectueel, hoe slaag je erin inzicht te krijgen in de leer van de boeddha zonder al die teksten uit je hoofd te leren?
Het is mogelijk dat al vroeg sommige leken, die de tijd ervoor hadden en er misschien wel voor betaalden, de gelegenheid kregen om leerredes uit hun hoofd te leren. De verspreiding van de leerredes buiten de kloosters gaat echter veel sneller als ze zijn opgeschreven. Juist in die tijd werd de Palicanon op schrift gesteld. Het valt tegelijkertijd op dat zelfs de eerste mahāhyānasutra’s dezelfde wijdlopigheid hebben als de orale traditie en deze zelfs overdrijven. De teksten staan vol met zinloos gebabbel en herhalingen. Ze imiteerden zelfs de stijl en de dialoogvorm van de oorspronkelijke soetra’s. Bovendien worden er zelfs in een vroege tekst als de Diamant Soetra vele “karmacoins” beloofd aan degene die de tekst overschrijft, dus niet uit het hoofd leert. De machtsstrijd ging met andere woorden tussen de toehoorders (śravakas) van de theravāda en de lezers van het mahāyāna.
De relatie tussen beide groepen is in de Lotus Soetra anders dan in de eerste Prajñapāramītāsutra’s. In de laatste soort teksten zitten de bodhisattva’s en de arhants gebroederlijk naast elkaar. In de oudste Prajñapāramītāsutra in 8000 verzen worden arhats zelfs bodhisattva’s genoemd en in de misschien zelfs oudere Diamant Soetra die door Edward Conze is vertaald, wordt de boeddha een arhat genoemd. Beide teksten zijn waarschijnlijk ontstaan in het Zuidoosten van India, terwijl de Lotus Soetra in het Noordwesten is geschreven. Blijkbaar was de machtsstrijd vooral hevig in het sterk gebrahmaniseerde Noordwesten van het toenmalige India.
Mededogen
Wie goed leest, merkt echter dat juist in de Prajñapāramītāsutra’s het bodhisattva-ideaal op zijn minst sterk wordt gerelativeerd. In het eerste hoofdstuk van de Prajñapāramītāsoetra in 8000 verzen staat al te lezen dat “And for this reason [i.e. as one does not pride oneself on any thought of enlightenment] is a Bodhisattva considered as incapable of turning away from full enlightenment, and as one who never ceases from taking perfect wisdom to heart.” Je kunt dus alleen maar een echte bodhisattva zijn door te vergeten dat je het bent. In de Diamant Soetra wordt ervoor gewaarschuwd dat de Boeddha geen persoon is, maar een belichaming van de leer. Je kunt dus geen boeddha worden, want een boeddha is niet iemand, dus geen persoon. Bovendien valt op dat in de Diamant Soetra niet eens over mededogen wordt gerept, wel overigens in de Prajñapāramītāsutra in 8000 verzen.
Het mahāyāna is uiteindelijk succesvol geweest, maar dit is zijn ondergang geworden. Er zijn zoveel verschillende opvattingen die onder het label “mahāyāna” vallen, dat er van een centrale leer geen sprake meer is. De een identificeert zich met een hindoegodheid en de ander herhaalt eindeloos een paar Sanskrietwoorden in Japanse tongval, allemaal voor het welzijn van alle levende wezens, die er geen steek mee opschieten. Het enige waar het mahāyāna zich op kan beroepen, is dat het geen hīnayāna is. Dat is niet moeilijk, want het hīnayāna waar ze naar verwijzen heeft nooit bestaan.
De praktijk
De praktijk van deze standaardvisie is bovendien weinig overtuigend. Om te beginnen moet je volgens de meeste mahāyāna-stromingen duizenden levens ploeteren om het einddoel te bereiken. Het is dus geen snellere weg naar de bevrijding, zoals wordt gezegd. Bovendien laat het een “karma-kapitalisme” ontstaan dat verre van altruïstisch is. Degenen die braaf al hun verdienste overmaken naar een “fonds” voor alle levende wezens, krijgen te horen dat dit een uitstekende investering is waar ze zelf veel “dividend” van zullen ontvangen. De bodhisattva is zo druk bezig met boeddha worden dat hij er niet aan toe komt boeddha te zijn. Dat geploeter verklaart overigens waarom er op deze wereld maar zelden een boeddha wordt geboren, ondanks de enorme aanhang van het mahāyāna.
Verder valt het op dat leraren uit elke stroming zo ongeveer even goed zijn in het plegen van seksueel misbruik en het verduisteren en verspillen van grote sommen geld. Hoewel de aanhangers van de mahāyāna altijd zeer trots zijn op hun mededogen, ken ik er maar weinig lama’s of sensei’s die inderdaad lid zijn van Greenpeace, Amnesty of actief het Rode Kruis of Artsen zonder Grenzen steunen. Vooral de Tibetaanse lama’s zijn heel goed in het mededogend glimlachen en vriendelijke dingen zeggen, maar verder komt er weinig uit hun handen.
Het mahāyāna-boeddhisme is dus aan revisie toe. Het is uitgehold, onsamenhangend, hypocriet en het verschuilt zich achter een oerwoud van holle frasen. Misschien moeten we er nog eens over nadenken.
Erik Hoogcarspel studeerde filosofie en Indische talen aan de rijksuniversiteiten in Groningen en Leiden. Hij ontmoette in 1975 de 16e Karmapa, het hoofd van de Karma Kagyü School, één van de vier kloosterscholen van het Tibetaans boeddhisme en was penningmeester van de Nederlandse stichting van deze school. In 1978 richtte hij samen met Jildi Mohamad Sjah het Boeddhistisch Meditatiecentrum te Groningen op. Hij was columnist in verschillende bladen en publiceerde ‘Koken met Filosofie’ en een vertaling van de belangrijkste tekst van Nagarjuna ‘Grondregels van de filosofie van het midden’ (Olive Press, Amsterdam 2005, alsmede een Engelse versie). Hij doceerde aan de Radboud Universiteit Nijmegen, de Goudse Scholengemeenschap Leo Vroman en is verbonden aan het Internationale School voor Wijsbegeerte in Leusden. Dit is tevens de uitgever van zijn boek ‘Het Boeddha-fenomeen’ (2016), de Engelse versie draagt de titel ‘Phenomenal Emptyness’ en is verkrijgbaar bij Amazon.
ad zegt
Beste Eric, omdat het mahayana me ter harte gaat begon ik je artikel te lezen. Naar aanleiding van je opening waarin je het begrip ‘mahayana’ verklaart, wil ik graag even reageren. In mijn ervaring binnen deze oefentraditie ben ik namelijks nauwelijks jouw uitleg tegengekomen. Het kan wellicht een wat moderner interpretatie zijn, maar dat is toch niet de stem van mahayanageschriften of -beoefenaars naar mijn beleving.
De traditionele uitleg is dat het begrip maha (groot) de bodhisattva-intentie weerspiegelt, d.w.z. de gelofte om alle wezens te ondersteunen richting bewustwording. Het lijkt me niet onmogelijk dat deze weg vanwege dit mededogend aspect van oudher wordt gezien en ervaren als een grenzeloos pad.
Hartelijke groet,
ad
G.J. Smeets zegt
Ad, je zegt
“…de gelofte om alle wezens te ondersteunen richting bewustwording. Het lijkt me niet onmogelijk dat deze weg vanwege dit mededogend aspect van oudher wordt gezien en ervaren als een grenzeloos pad.”
Dat is een voorbeeld van holle frasen waar het stuk van Eric mee afrekent. Bovendien en met alle respect maar hoe permitteert iemand zich andere wezens tot zijn eigen soort bewustwording te ondersteunen. Gevalletje van ‘De wereld heeft recht op mijn bewustzijn.’ Het is wat het is: vroom narcisme.
ad zegt
Sorry G., als ik misverstand wek.
Wil slechts melden dat er in de mahayana-traditie van oorsprong – met andere woorden, vanaf Boeddha’s onderricht waar mededogen toch aardig centraal staat – een andere bedoeling wordt gekoppeld aan het begrip ‘groot’ (maha). Dit ter voorkoming van misverstand ;-)
G.J. Smeets zegt
Ad
Je hebt het over “mahayana-traditie van oorsprong”. Het stuk van Erik maakt net duidelijk dat er geen oorsprong in de mahayana-traditie is. Bovendien, de zogenaamde mahayana-traditie (jouw woorden) is een ratjetoe van zeer uiteenlopende meningen.
Elsbeth zegt
Vorm is leegte en leegte is vorm, zo is het ook met voelen en mey denken etcetera….
G.J. Smeets zegt
Erik Hoogcarspel
Dank voor deze ontmythologisering en ook voor de link naar de conferentie over de ‘nul’ waarnaar je linkt. Je eindigt dit stuk met
“Het mahāyāna-boeddhisme is dus aan revisie toe. Het is uitgehold, onsamenhangend, hypocriet en het verschuilt zich achter een oerwoud van holle frasen. Misschien moeten we er nog eens over nadenken.”
Nog meer nadenken daarover? Ik heb er het wel mee gehad. Het enige dat wat mij betreft overeind blijft in de boeddhistische traditie is het advies dat je een voertuig laat voor wat het is nadat het dienst heeft gedaan.
Reviseren van een afgedankt voertuig lijkt me iets voor verzamelaars van old timers. Mooi en prachtig maar anno 2021 heb je er qua vervoer niets aan.