Achtste deel van een reeks toespraken over de verzen uit de Gandhavyuha zoals we ze in de Mahakaruna Chan traditie zingen.
Hier is de plaats van hen, die zittend in meditatie zichzelf tot uitdrukking brengen, en wel op alle wegen van het bestaan.
Er is een verschil tussen poëzie en filosofie. Thich Nhat Hanh benadrukt vaak dat we moeten beseffen dat de mensen die de Bijbel of de Mahayana Sutra’s geschreven hebben dichters waren en geen wetenschappers of filosofen. Daarom is het voor sommige teksten misschien maar best ze te zingen. Het poëtische, soms wat geëxalteerde karakter ervan kan je op een dwaalspoor brengen. Maar daardoor nodigen ze ons ook uit om dubbelzinnigheden bloot te leggen en heldere keuzes te maken.
Een zin als ‘zichzelf tot uitdrukking brengen, en wel op alle wegen van het bestaan’ roept gemakkelijk allerlei ideaalbeelden op. Het moet wel iets heel bijzonders zijn, iemand die zichzelf zo totaal tot uitdrukking weet te brengen. Misschien zit daar wel het grootste risico voor onze westerse zenbeoefening.
Begin vorige eeuw ontstonden er in de psychologie ideaalbeelden die een grote impact gehad hebben op hoe wij als mensen naar onszelf zijn gaan kijken. Het ideaal van de geïndividueerde mens, die zijn eigen schaduw omarmd heeft, met een geïntegreerd zelf, waarin alle potenties geactualiseerd worden, een persoon bevrijd van zijn karakterpantser, waarin de energie zowel lichamelijk, psychisch als seksueel vrijelijk stroomt, een autonoom individu, in voelen en denken onafhankelijk van andere mensen en van de omstandigheden.
Mooie beelden, op een manier ontvoogdend en bevrijdend. Deze beelden worden problematisch als ze leiden tot het idee dat je niet volledig mens bent als je er niet kunt aan beantwoorden. Zo verworden ze tot karikaturen zoals de metershoge marmeren beelden in Mussolini’s sportstadium, het Foro Italico, gebouwd vlak voor de oorlog in de jaren ’30. Sterk gespierde naakte mannenfiguren, als Griekse goden, compleet onrealistisch en bij momenten ridicuul, zo met een marmeren voetbal onder de arm.
Op die manier worden ideaalbeelden destructief. Merkwaardig genoeg hebben deze beelden heel weinig impact gehad op de wetenschappelijke psychologie, maar des te meer op de psychologie van alledag. Heel veel mensen leven met het idee niet goed genoeg te zijn. Heel veel mensen leven met het idee dat er wat aan hen scheelt als ze twijfelen of ongelukkig zijn. Het blijft heel actueel. Ook rond mindfulness zien we op dit ogenblik een goedkope geluk cultuur ontstaan. Dat wil zeggen dat wie er niet in slaagt gelukkig te zijn zich mislukt voelt, en eenzaam.
Het is in deze sfeer waarin halverwege vorige eeuw het boeddhisme in het Westen terechtkwam. We projecteerden er meteen een nieuw ideaal in. Dat van de verlichte wijze, zelfloos, zonder schaduw, zonder blinde vlekken, de gerealiseerde meester. We geloven het zo graag. En wie weet, misschien bereiken we het ooit zelf, als we maar genoeg ons best doen. En misschien lukt het ons niet, misschien lukt het een ander wel, iemand die het allemaal beter kan dan ik.
Het is als het sprookje van de nieuwe kleren van de keizer. Hoe veel schandalen moeten we in zen nog meemaken voor we durven zien dat de keizer geen kleren aanheeft? Hoe lang moet het nog duren voor we komaf durven maken met het beeld van de leraar die pretendeert leven in grondeloosheid te belichamen en op grond daarvan meent in staat te zijn om de blinde vlekken van anderen aan te wijzen? Linji (Rinzai) schreeuwde het al uit: ‘See the Buddha, kill the Buddha’.
Als ik naar mijn eigen weg kijk zie ik hoe deze idealen ook voor mij een valkuil geweest zijn. Jaren geleden ben ik zelf met al deze naïeve verwachtingen en ideaalbeelden met zen begonnen, in de groep van Ton Lathouwers. Na enkele jaren ben ik daar met een gevoel van ontgoocheling weer weggegaan, met het gevoel dat de keizer geen kleren had. Het was toch niet allemaal zo ideaal. Ergens moest het ideaal toch te vinden zijn. Het kostte mij twintig jaar om tot de ontdekking te komen dat Ton, in tegenstelling tot vele anderen, helemaal niet pretendeerde een bijzonder gewaad te dragen. In tegendeel, hij was bereid een soort naaktheid te tonen die anderen hielp om met hun eigen naaktheid in het reine te komen.
Zittend in meditatie jezelf tot uitdrukking brengen op alle wegen van het bestaan is niet iemand anders worden dan je bent. Het is zijn wie je bent, nu in dit ogenblik, zoals je bent. Het is wat Linji noemt: ‘De ware mens zonder rang of stand’. Naakt, van alle franje ontdaan.
Hier is de plaats waar je, zittend in meditatie, welkom bent zoals je bent. Met één been of met twee benen, met één arm of met twee armen. Hier ben je welkom met je blinde vlekken, je hebbelijkheden en onhebbelijkheden, je slimme gedachten en je domme gedachten, je aanvaarde gevoelens en je verboden gevoelens, Hier mag je ongelukkig of angstig zijn, hier mag je een idioot zijn, een grote mislukking, een complete ramp… Wees gerust het moet niet, maar het mag. Hier is de plaats waar je niet iets hoeft te zijn, waar je niets hoog te houden hebt. Waar je niets anders te zijn hebt dan wie je nu in dit ogenblik bent.
Steeds weer komen we uit bij Masao Abe’s ‘you are accepted just as you are.’ Het enige wat nodig is, is de bereidheid om onbevangen en met mateloos mededogen aanwezig te blijven. De bereidheid is genoeg, er is geen lukken of mislukken.
Hier is de plaats. Het is een plaats die je creëert op je kussen. Maar als we samen zitten, of het nu een zengroep of een mindfulnesstraining is, creëren we die plaats samen. De fijnste families zijn die waar je jezelf kan zijn en juist daarin gerespecteerd en vertrouwd wordt. Dan wordt een groep een grote steun. Dan helpt een groep je om te doen wat je ten diepste verlangt en waar je in je eentje thuis misschien niet altijd toe komt.
In een groep zijn er altijd wel mensen waar je je mee verwant voelt, en mensen waar je geen affiniteit mee hebt. Mensen voor wie je er naar toe zou gaan en mensen voor wie je er zou willen wegblijven. Ze zijn er allemaal. Maar, hier is de plaats waar je welkom bent zoals je bent. Ook in de groep. Een groep waar je je niet moet conformeren aan een uitgesproken of onuitgesproken verwachting. Een groep waar je niet eenzaam bent als je misschien niet helemaal bent als de anderen. Een groep waar je niet als toerist beschouwd wordt als je maar af en toe eens komt. Niet om samen een kerkje of sekte te creëren maar om open te zijn, open en mild.
Kunnen we deze ruimte voor elkaar creëren? Stel dat iedereen die dat verlangt vlak bij huis een open ruimte zou kunnen vinden, een ruimte waar je welkom bent als je wil komen zitten en mediteren. Een plek om met milde open aandacht aanwezig te zijn en met mateloos mededogen alles wat zich aandient welkom te heten. Een plek buiten het stof en de drukte van alledag, een plek waarvan je kunt zeggen: hier is de plaats…
(wordt vervolgd)
Dick Verstegen zegt
Ik ben geraakt door je beschouwing Edel!
En ook door het commentaar van Jules Prast.
Wat ook mij zo aanspreekt is je pleidooi voor openheid en naaktheid. Hier, zoals het is, met al je hebbelijkheden en onhebbelijkheden, aanvaard precies zoals je bent. En is dàt overigens nu juist niet wat leven in grondeloosheid is? Geen staat van zijn die een voetstuk-leraar belichaamt, maar een mysterie dat wij allen belichamen. Zo heeft m.i. ook Linji het bedoeld. En als wij elkaar dan zo kunnen herkennen en ontmoeten, zie ook ik de kans die Jules ontwaart: de Dharma klaarmaken voor komende generaties, onderlinge handreiking, met behoud van eigenheid. En wat mij betreft: meer overbrugging, overeenkomst en eenheid vinden dan afwijking en onderscheid.