In het Nederlands Boeddhistisch Archief (NBA) zijn boeiende documenten te vinden over het Tulpenboeddhisme, zoals De Lotusvijver (1995-2009). Hieronder een bewerking door de auteur van ‘Zelfs een luis is een boeddhist’ uit 2003. Het artikel opent met de gedachte dat de geschiedenis lijkt op een strijd van geloofsovertuigingen. Ook boeddhisten waren daarbij betrokken. De misdaadroman ‘de klokken van Kao-yang’ van Robert van Gulik, was in 2003 een aanleiding voor dit artikel. Van daar gaan we naar de kerstening van Japan in de zestiende eeuw naar de eenentwintigste eeuw.
In het oude China heerste in de samenleving en aan het keizerlijke hof eeuwenlang een religieuze strijd om de macht tussen met name confucianisten, taoïsten en boeddhisten. De rechter Tie misdaadromans van Van Gulik (1910-1967) zijn fictie, maar gebaseerd op zevende eeuwse overleveringen. Het volgende citaat uit Klokken van Kao-yang geeft de bedenkingen van Tie over boeddhisten. ‘Ik ben volkomen tevreden met de wijze gedachten van onze onvergetelijke Confucius en zijn discipelen. Ik heb geen behoefte aan een leer, die door zwartgeklede vreemdelingen uit Indië wordt verkondigd. Maar ons Keizerlijk Hof, in Zijn hoge wijsheid, is van oordeel dat het boeddhistische geloof nuttig is, in zoverre dat het de zeden van het gewone volk verbetert…’
In de loop van de misdaadroman blijkt dat gewetenloze schurken en afvallige boeddhistische monniken misbruik maken van de goede naam van ‘kinderschenkster’ Kwan Yin. Aan haar is de Tempel der Grenzeloze Genade gewijd. De kinderloze vrouwen die er in de hoop op haar genade overnachten, blijken tot hun schande én de woede van de rechter slachtoffer van ontucht en afpersing. Zelfs met overtuigend bewijs vreest Tie dat de ‘boeddhistische kliek’ aan het hof alles in het werk zou stellen om de zaak te seponeren en hem oneervol te doen ontslaan. Gelukkig beslist de ‘Hoge Regering’ anders. Het gehele eigendom van de tempel wordt verbeurd verklaart. ‘Met uitzondering van de grote hal met het beeld der Godin Kwan Yin, en één zijhal, zal het gehele gebouwencomplex met de grond worden gelijk gemaakt…’ De oude abt wordt bevrijd van de criminelen en mag samen met monniken de godin dienen. De zwangerschap van de vrouwen die in de tempel verbleven is een bewijs van de genade van Kwan Yin.
Arrogante prins
In de periode van de T’ang dynastie (618-907) waarin de rechter Tie romans plaatsvinden bestond er grote rivaliteit tussen taoïsten en boeddhisten. Het hoogtepunt daarvan waren zevende eeuwse geschriften, waarin werd beweerd dat de mysterieuze stichter van het taoïsme, Lau-tse (Laozi) naar het Westen was getrokken en in India een filosofische school had gesticht. Daar onderwees hij een jonge, nogal arrogante prins, die hem verliet voordat hij de leringen begreep. Deze jonge prins was Siddartha Gautama en dit was volgens de taoïsten dé reden dat het boeddhisme een slappe imitatie van hun religie is.
In 845 hadden de taoïsten zoveel macht vergaard aan het keizerlijk hof dat zij erin slaagden alle boeddhistische heiligdommen te laten vernietigen. Alle boeddhistische monniken en nonnen werden gedwongen hun gelofte op te geven en terug te keren de lekenstaat. Boeddhisten lieten zich overigens ook niet onbetuigd met het beschimpen en belachelijk maken van hun tegenstrevers.
Geloofsstrijd in Japan
Van de geloofsstrijd tijdens de T’ang dynastie tussen taoïsten en boeddhisten naar de zestiende eeuw en de vijandigheid tussen christenen en boeddhisten in Japan. Nico Tydeman herinnert ons in zijn Vormen van oneindige leegte aan de eerste en nogal ongelukkige contacten tussen christendom (jezuïeten) en boeddhisme in Japan. Tydeman beschrijft in zijn boek zijn bezoek aan de ‘tuin met het kruis’ van Zuihon. Deze is gewijd aan een christelijk feodaal heerser Sorin Ohtomo (1530-1589).
In 1549 begon de jezuïet Franciscus Xaverius (1506-1552) zijn aanvankelijk succesvolle evangelisatie van Japan. De Japanse elite waardeerde de handelsgeest van de Portugezen en zagen het christendom als een soort boeddhisme. Ervoeren de Japanse machthebbers het christendom eerst als ondersteuning van de nationale identiteit, later zagen zij het als bron van tweedracht, broederstrijd en vijandige inmenging in binnenlandse aangelegenheden. Jezuïeten en bekeerlingen werden bloedig vervolgd, gefolterd en vermoord. De bekeerling van de jezuïeten Ohtomo organiseerde succesvolle kruistochten, waarbij veel boeddhisten vermoord en talrijke tempels platgebrand werden. Hijzelf stierf na een gevecht met een rivaal. Tydeman vermeldt in zijn boek dat nog steeds voor zijn zielenheil soetra’s gereciteerd worden.
Ontluisterend
In Awakening of the West schetst Stephan Batchelor een nogal ontluisterend beeld van de ontmoetingen tussen het christendom (jezuïeten) en het boeddhisme. De jezuïeten bestudeerden en gebruikten het confucianisme als breekijzer om China te evangeliseren, hetzelfde deden zij met zen in Japan. De houding van christelijke kerkleiders van allerlei pluimage veranderde sindsdien naar de mening van Batchelor niet.
Het boeddhisme is volgens deze kerkleiders weliswaar al lang geen uitvinding van satan meer, maar boeddhisten zijn nihilistisch en missen de genade Gods. Volgens priester, missionaris, westerse zenpionier en roshi Hugo Enomiya-Lasalle (1898-1990) dient kensho (verlichting) slechts één doel: het leidt tot God. Naar zijn mening doen Japanners er goed aan zich te bekeren, niet alleen vanwege hun zielenheil, maar vooral ook om de schatten van zen niet verloren te laten gaan en om er een nieuwe inhoud aan te geven (Batchelor bladzijde 214). Als zen echter uitsluitend een techniek is om tot zelfinzicht te komen, los van de boeddhistische oorsprong, dan is het volgens Batchelor niet verwonderlijk dat anderen zen annexeren voor hun doeleinden.
Lichtpuntjes
In het Katholiek Nieuwsblad van 15 juni 2001 acht Pater Jean-David boeddhisme gevaarlijk: ‘Het is heel belangrijk zich ervan bewust te zijn dat dit soort meditatie (yoga, boeddhisme, reiki, tantrisme, zen red.) niet zonder meer kan worden beoefend door christenen.’
Toch zijn er ook lichtpuntjes, vele zelfs. Ondanks oprispingen van religieuze intolerantie was China in de T’ang periode een religieuze smeltkroes en kon zen ontstaan. Het bodhisattva-ideaal van mededogen kreeg een menselijke figuur van Kwan Yin, Kanzeon.
Wellicht inspireert juist dit ideaal mensen van diverse levens- en geloofsovertuigingen om in contact te komen met de Boeddha, op een kussentje in een zendo. Suzuki roshi geeft een bijzondere wending aan deze gedachte met het volgende plaagstootje: ‘Als je geen boeddhist bent, denk je dat er boeddhisten en niet-boeddhisten zijn. Maar als je boeddhist bent, begrijp je dat iedereen boeddhist is, zelfs een luis.’
Bronnen
Van Gulik, R. Klokken van Kao-yang. Den Haag. W. Van Hoeve, 1958
Palmer, J, Jay Ramsay, Man-Ho Kwok. Kuan Yin. London/San Francisco, Thorson, 1995
Storm, R. Encyclopedie van de oosterse mythologie. Lisse. Zuid Boekproducties, 2000
Tydeman N. Vormen van oneindige leegte. Amsterdam. Karnak 1990.