In een vorige column beschreef ik mijn ervaringen met het omgaan met kanker. Meer dan twee jaar van fysieke pijn en psychisch lijden daagden me uit om mijn boeddhistische levenshouding nog meer in de praktijk te brengen. De mogelijkheid dat ik vroeger zou doodgaan dan verwacht, maakte me bijzonder alert en strijdvaardig. Maar nu ervaar ik een nieuw fenomeen dat blijkbaar hoort bij het genezingsproces. Mijn aandachtigheid en strijdlust zakken weer naar niveau ‘normaal.’ Ik ervaar nog sterker dan vroeger wat een gemiste kans het is wanneer ik weer routineus leef. Wat een gemiste kans op een helder bewustzijn…
Een paar maand geleden werd ik opnieuw geopereerd voor uitzaaiingen van kanker in longen en lever. Het resultaat van de ingreep was oké, maar ik was uitgeput en het duurt lang voor ik er lichamelijk weer bovenop raak. Maar ook psychisch zit ik vast. Het heeft er zeker te maken dat ik dacht dat ik ‘genezen’ was en nu moet aanvaarden dat ik een chronisch patiënt ben, dat ik altijd kan ‘hervallen.’ Toch helpt mediteren mij stilaan wel om, net zoals tijdens de afgelopen twee jaar, te leven met die onzekerheid en niet te piekeren. Er is iets anders.
Toen ik eerst geconfronteerd werd met kanker, had ik een gevoel van hoogdringendheid. Mijn genezingsproces daagde me uit om tot de bodem te gaan van mijn lichamelijke reserves en geestelijke weerbaarheid. Ik had de indruk dat ook overlevenden van rampen iets gelijkaardigs meemaken: al je levenskracht wordt gemobiliseerd. De natuur heeft ons toegerust met het vermogen om te vechten en vol te houden. Maar nu is mijn strijdlust weg. Ik pieker niet maar alle geuren die in de buurt komen van de weeë, penetrante chemo-producten, bezorgen me ‘geurhallucinaties’ en een vage misselijkheid. Onderhuids ben ik dus toch bang voor nieuwe behandelingen die sluipend elke lichaamscel vergiftigen en mijn gelijkmoedigheid ondermijnen.
Veel chronische patiënten lijden onder anticipatieangst. Door te mediteren kan ik best omgaan met die angst en met het bijhorende piekeren. Maar er is een ander fenomeen waar ik realistisch mee moet omgaan: als fysieke pijn en geestelijk lijden te lang duren, is op een bepaald moment de rek eruit. Ik zit aan de ondergrens van mijn draagvermogen.
Acute pijn is een signaal dat een kwetsuur of een ziekte ons lichaam aantast. Chronische pijn is een fenomeen van een andere orde: het is pijn die blijft voortduren, zelfs als we hersteld zijn van de oorspronkelijke kwetsuur of ziekte. Bijna een op de vier volwassenen lijdt aan chronische pijn, wat meteen de mythe ontkracht dat het ingebeelde pijn zou zijn. Er is ondertussen voldoende wetenschappelijk bewijs dat aantoont dat ontspannen en mediteren helpt om met pijn om te gaan, bijvoorbeeld door bewust te ademen en te bewegen.
Wat minder gemakkelijk wetenschappelijk te bewijzen is, is dat het vooral gaat om hoe we geestelijk omgaan met chronisch lijden. Als ik dieper peil naar mijn moeite met ‘hervallen’, is het ontgoocheling, ik ben bedrogen uitgekomen in mijn stiekeme verwachting dat ik definitief genezen was. Het is de kern van waar het om draait tijdens mediteren of tijdens een psychotherapeutische sessie. Altijd weer die uitdaging om niet langer te ontkennen dat ik mezelf ‘bedrieg’ met mijn verwachtingen. Pas als ik ten volle durf aanvaarden dat ik verdrietig, wanhopig, bang of woedend ben, kan ik de ruimte voelen van de rust die voorbij die emotionele reacties ligt.
Pijn bestaat vaak niet op zich. Actuele pijn triggert oude pijn. En zeker als westerlingen die opgroeien in kerngezinnen waarin onze ouders ons bijzonder sterk beïnvloeden, dragen we heel wat trauma’s mee. Ik ervoer de schaduwzijden van mijn vader die zijn emoties oppotte en zich ‘sterk’ hield, en van mijn moeder die dwangmatig opgewekt deed, ook al voelde ze zich rot. Altijd weer sta ik voor de uitdaging om mijn emoties echt te doorvoelen en om achter de geërfde schaduwen ook de lichtzijde te zien die meekreeg, bijvoorbeeld koppig doorzetten van mijn vader en relativeringsvermogen van mijn moeder. En dan zijn er uiteraard eigenschappen die uniek zijn voor mij, mijn kleine maar onmisbare bijdrage aan het geheel.
Van mijn boeddhistische leraar David Brazier leerde ik dat er in het boeddhisme een Zuivere Landstroming bestaat met als kern het besef dat we kleine en beperkte wezens zijn. In plaats van ons uit te putten in sterk proberen te zijn, kunnen we beter oprecht ervaren hoe machteloos en klein we -soms- zijn. En ons dan richten naar de grote, spirituele dimensie en om genade vragen. Of ik die dimensie nu het Zuivere Land noem of gewoon ‘de natuur’ zoals Spinoza dat deed, mij helpt het. Als het volle maan is, krijg ik soms tranen in mijn ogen van het besef hoe nietig ik ben, zelfs vergeleken met dat vrij kleine hemellichaam daar boven mij. Dit ‘groot verdriet’ helpt me om mijn kleine, aardse ongemakken in perspectief te zien. In de praktijk hoort bij mijn aardse bestaan ook janken, vloeken en zuchten. En vreugde uiteraard, een maandans. Om daarna -op Zenwijze- te beseffen dat ik nog de afwas moet doen.
G.J. Smeets zegt
Beste Ksaf,
erg boeiend stuk doordat het zo duidelijk maakt dat pijn de aanzet is tot fysieke en mentale radeloosheid.
Psychologisch gezien leidt fysieke pijn leidt tot narcisme: onze belangstelling voor en waarneming van de wereld buiten onszelf valt door pijn weg. Freud heeft daar m.i. zeer verstandige dingen over gezegd.
En ja, pijnbestrijding helpt en is nodig. Evenals mentaal tolereren / accepteren van fysieke pijn via psychotherapie of aandachts-technieken.
Ik begrijp niet wat zich “…richten naar de grote, spirituele dimensie en om genade vragen” (jouw woorden) betekent. Is medicinale pijnbestrijding en mentale tolerantie-training klein spiritueel bier? Verwacht je dat er groter bier is?