Het boeddhistische Birma heeft zijn verplichtingen in het kader van het VN-verdrag inzake de rechten van het kind geschonden door de Rohingya moslim minderheid in dat land te hardhandig aan te pakken. Kinderen maken ongeveer de helft uit van de meer dan 700.000 Rohingya die sinds augustus 2017 naar Bangladesh zijn gevlucht om te ontsnappen aan moord, verkrachting, martelingen en brandstichting door het Birmese leger en boeddhistische bendes.
Dat blijkt uit een onderzoek van juristen in opdracht van Save the Children Noorwegen. De VN heeft de militaire operaties in Birma een schoolvoorbeeld van etnische zuivering genoemd. De Birmese regering noemt het geweld een legale operatie nadat moslimmilitanten politie- en grensposten aanvielen.
Birma is in 1991 toegetreden tot het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van het kind en is daaraan wettelijk gebonden. Tot de schendingen die in het verslag aan de orde komen, behoren het niet beschermen van kinderen tegen geweld, misbruik, verwaarlozing, seksuele en andere uitbuiting, onmenselijke behandeling en detentie. In het verslag wordt onder meer melding gemaakt van het lukraak doden van Rohingya-kinderen, en folteringen, mishandelingen en gendergerelateerd geweld’.