De ongegronde vervolging van een Tibetaanse taalrechtenactivist door de Chinese autoriteiten toont de minachting van de regering voor de rechten van minderheidsvolken aan, stelt de mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch (HRW) vandaag. Op 22 mei 2018 veroordeelde een rechtbank in de regio Yushu, in de provincie Qinghai, de Tibetaan Tashi Wangchuk (31) tot 5 jaar gevangenisstraf wegens het ‘aanzetten tot separatisme’.
Regeringen, mensenrechtendeskundigen van de Verenigde Naties en internationale organisaties hebben herhaaldelijk opgeroepen tot de vrijlating van Tashi Wangchuk.
‘Tashi Wangchuk’s enige ‘misdaad’ was het vreedzaam oproepen tot het recht van minderheidsvolken om hun eigen taal te gebruiken – een daad die beschermd wordt door China’s grondwet en internationale mensenrechtenwetgeving’, zegt Sophie Richardson, directeur van HRW China. ‘Zijn veroordeling op basis van valse beschuldigingen van separatisme toont aan dat critici van het minderhedenbeleid van de regering geen wettelijke bescherming genieten.’
Tashi Wangchuk werd op 27 januari 2016 gearresteerd nadat een video van hem werd besproken in de New York Times, waarin hij pleitte voor het recht van Tibetanen om in hun moedertaal te leren en daarin te studeren. Hoewel hij de krant expliciet vertelde dat hij niet oproept tot Tibetaanse onafhankelijkheid, werd hij in maart 2016 beschuldigd van het ‘aanzetten tot separatisme’, een misdrijf dat een gevangenisstraf van 15 jaar kan opleveren.
De stopzetting van het Tibetaans middelbaar onderwijs op openbare scholen in de Tibetaanse gebieden Qinghai en Gansu, sinds 2012, en de gedwongen sluiting van Tibetaanse middelbare particuliere scholen hebben in deze gebieden geleid tot een golf van protest onder de bevolking en is een punt van grote zorg geworden in de Tibetaanse gemeenschap. Tashi Wangchuk reisde in mei 2015 naar Peking om te onderzoeken of het mogelijk was een formele klacht in te dienen tegen ambtenaren in zijn thuisgebied wegens het niet steunen van het Tibetaans taalonderwijs. Tijdens dat bezoek had hij een ontmoeting met journalisten van de New York Times en ‘drong hij aan op interviews ter plekke’, aldus de krant. In september 2015 reisden de journalisten van de Times naar Yushu om hem te ontmoeten en in november 2015 publiceerde de krant artikelen over zijn inspanningen in het Engels en het Chinees, samen met een video van negen minuten in beide talen. Hoewel dit initiatief geen enkele Chinese wet overtrad, lijken de autoriteiten het als ongewoon gevoelig te hebben behandeld gezien de betrokkenheid van buitenlandse media.
De grondwet van China stelt dat ‘alle nationaliteiten de vrijheid hebben om hun eigen gesproken en geschreven talen te gebruiken en te ontwikkelen’.
De vervolging van Tashi Wangchuk is in strijd met het Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie, dat China in 1981 heeft geratificeerd. Volgens het verdrag is China verplicht ervoor te zorgen dat etnische minderheden gelijke rechten genieten, waaronder vrijheid van meningsuiting en ‘het recht op gelijke deelname aan culturele activiteiten’. De VN-mensenrechtencommissie heeft in een algemene opmerking gesteld dat ‘personen die tot een … minderheid behoren, niet het recht mag worden ontzegd om, samen met leden van hun groep, van hun eigen cultuur te genieten, hun godsdienst te belijden en hun taal te spreken’.
De vervolging van Tashi Wangchuk voldeed bij lange na niet aan de internationale normen voor een eerlijke rechtsgang, stelt HRW. Nadat hij in januari 2016 in hechtenis was genomen, werd hij in het geheim vastgehouden in een detentiecentrum in Yushu, terwijl zijn zaak door de politie werd onderzocht.
Hoewel de Chinese wet voorschrijft dat de familie van een gedetineerde binnen 24 uur in kennis moet worden gesteld van een detentie, kan van deze eis worden afgezien in gevallen van ‘nationale veiligheid’ en ‘terrorisme’ en wanneer de politie van mening is dat een dergelijke kennisgeving ‘het onderzoek kan belemmeren’. Zijn familie werd hiervan pas op 24 maart op de hoogte gesteld. Op dat moment, meldde de politie aan zijn familie dat zij van plan waren om hem het aanzetten tot separatisme ten laste te leggen. Hij werd bijna twee jaar vastgehouden voordat hij voor de rechter werd gebracht en had in die tijd beperkte toegang tot zijn familie en de advocaten van zijn keuze.
‘Wat werkelijk ter discussie staat is de geloofwaardigheid van China in het handhaven van zijn eigen wetten en het eerbiedigen van vreedzame kritiek,’ zegt Richardson. ‘Het is jammerlijk mislukt, maar het zijn Tashi Wangchuk en Tibetanen die in hun eigen taal willen studeren.’