Paul Bloom, een psycholoog, is een boek aan het schrijven over empathie. Hij praat er honderduit over in interviews en op YouTube: hij is er tegen. Hij zegt zeker zinnige dingen maar ik vind het een beetje flauw om zo nodig de aandacht te willen trekken door een woord op een heel andere manier te gebruiken dan het doorgaans gebruikt wordt. Als president Obama het heeft over een ‘empathy deficit’ dan heeft hij het over iets anders.
Maar Bloom is correct in die zin dat het klassieke idee van empathie in het huidige wetenschappelijk onderzoek in drie onderscheiden concepten uiteenvalt: weten wat iemand voelt, zich voelen zoals die persoon zich voelt en voelen voor die persoon. Een andere onderzoeker, Tania Singer, heeft aangetoond dat bij die drie ook verschillende hersencircuits betrokken zijn.
Het eerste hoort bij wat nu ‘Theory of Mind’ genoemd wordt. Het is het vermogen om het perspectief van de ander te zien en te beseffen dat de ander andere gevoelens, gedachten en behoeften heeft dan jij. Sommige mensen met autisme scoren daar heel laag op. Psychopaten daarentegen zijn daar vaak heel goed in. Maar vele communicaties lopen mis op het niet erkennen van het anders zijn van de ander. Een simpel ‘hoe is het voor jou?’ kan wonderen doen.
Het woord empathie wordt in de psychologie voorbehouden voor het tweede. Als proefpersonen een video zien van een hand waar iemand met een naald in prikt, dan voelen ze die prik in hun eigen hand. Het is letterlijk mee-voelen. Om misverstand te vermijden ga ik verder de term mee-voelen gebruiken en niet empathie.
Volgens Paul Bloom zorgt mee-voelen alleen maar voor problemen. We zouden betere mensen zijn als we het niet hadden. We kunnen ons ethisch handelen beter op rationaliteit baseren dan op ons gevoel, stelt hij. Ook dat vind ik een beetje flauw. We hebben nu eenmaal gevoelens. Het is als zeggen dat mensen beter niet verliefd zouden worden en dat ze hun partner op rationele gronden zouden moeten kiezen. Ik denk niet dat je daar een boek over verkocht krijgt, ook al zal niemand ontkennen dat verliefdheid al vaak tot problemen geleid heeft.
Mee-voelen onderscheidt zich van mededogen (in het Engels compassion, in het Nederlands soms ook vertaald als compassie). Niet dat er in mededogen geen mee-voelen zit, maar de focus wordt er verlegd van mee-voelen naar voelen voor.
Mee-voelen leidt niet altijd tot mededogen en grotere betrokkenheid. Integendeel, het is vaak de reden waarom mensen afhaken. Mensen die iets ergs meemaken verliezen tot hun ontzetting vaak een groot deel van hun vriendenkring. ‘In nood ken je je vrienden.’ Het is niet dat de mensen die afhaken gevoelloze psychopaten zijn. Integendeel, het is juist omdat ze mee-voelen dat ze afhaken, omdat ze met hun pijnlijk mee-voelen geen blijf weten. We hebben weinig common-sense in het omgaan met verdriet. We proberen vaak ons eigen verdriet al weg te duwen. Het verdriet van anderen is veel gemakkelijker te vermijden.
Omgekeerd kan mee-voelen ons zelf in de problemen brengen, als we niet met onze eigen pijn kunnen omgaan. De verschrikkelijke beelden van oorlogen en geweld, van vluchtelingenstromen laten ons niet koud. We voelen mee. Ik hoor dat veel mensen daar van wakker liggen.
Een bekende oorzaak van burn-out in de zorg is wat men ‘compassion fatigue’ noemt. Waar blijf je met al dat menselijk leed waar je als zorgverlener dagelijks mee te maken krijgt? En omgekeerd, wat heb je er aan als je therapeut ontroostbaar in tranen uitbarst bij het aanhoren van je verhaal. ‘Compassion fatigue’ is duidelijk het verkeerde woord. Het is niet aan mededogen waar we aan te onder gaan maar aan ons mee-voelen, dat we niet weten te hanteren. Tegenwoordig begint men over ‘empathy fatigue’ te spreken.
Een ander problematisch aspect van mee-voelen is dat het bijzonder selectief is. Als een proefpersoon een video ziet van een hand waar een naald in geprikt wordt, voelt hij mee. Maar hij voelt veel minder mee als de hand zwart is en de proefpersoon blank, of omgekeerd. In een ander onderzoek bleken voetbalsupporters mee te voelen met supporters van hun eigen club, maar veel minder met supporters van de tegenstander.
Confucius zei al dat binnen de vier zeeën alle mensen broeders zijn. Een vrome wens die vijfentwintig eeuwen later nog steeds geen werkelijkheid is geworden. Het is eigen aan mensen om heel anders om te gaan met de leden van de eigen groep dan daarbuiten. Zo zijn heel lieve mensen tot ongelooflijke wreedheid in staat in oorlogstijd. Hoe kan het dat de commandant van een concentratiekamp tegelijkertijd een lieve papa is voor zijn kinderen? Zodra we de ander niet meer als mens zien, houdt ons mee-voelen op.
Mee-voelen is een emotie waar we vaak heel bewust mee gemanipuleerd worden. De entertainment-waarde van de foto van een kind dat dood aanspoelt is gigantisch. Naar al die andere dode kinderen kraait geen haan. Organisaties die aan fondsenwerving doen weten heel goed ons mee-voelen te bespelen. Ook politiek worden we gemanipuleerd. We kunnen er onmogelijk achter komen welke informatie ons selectief voorgeschoteld wordt en wat wordt achtergehouden. Zo worden we onmerkbaar gemanipuleerd om met de ene groep mee te voelen en de anderen niet als mensen te zien.
Mag ik dan mijn TV afzetten of moet ik blijven kijken? Waarom blijven plakken voor die vreselijke beelden? Wie is er geholpen door jouw wakker liggen? Paul Bloom pleit voor een ‘effectief altruïsme’ dat zich niet baseert op mee-voelen maar op correcte informatie en rationeel denken.
Vaak voelen mensen zich heel schuldig als ze wegkijken. Of moreel verontwaardigd als iemand zegt dat dat oké is om de TV uit te zetten. Het is ook daarop dat de media genadeloos inspelen, op dat schuldgevoel dat geworteld zit in een diep wantrouwen in onszelf en in de notie van een ego dat van nature immoreel is. Deze visie op ego heeft niets met het boeddhisme te maken. Ze is het boeddhisme binnengeslopen toen het het christelijke Westen binnenkwam. Wat mij betreft is deze visie ook niet inherent christelijk, maar ze is er wel heel erg mee geassocieerd geraakt. Als je meedogenloos met jezelf omgaat, wordt het ‘bemin uw naaste als uzelf’ een oproep tot geweld.
Dat is waarschijnlijk ook de reden waarom onze taal een goed woord voor mededogen mist. De Dalai Lama was heel verrast toen, na een complete spraakverwarring, bleek dat het Engelse woord compassion alleen betrekking had op de ander en niet op jezelf.
In het boeddhisme wordt de term karuna gebruikt. Karuna staat niet op zich maar is een van de vier brahmavihara’s. Toen brahmanen aan de Boeddha vroegen wat de weg was naar vereniging met de goden (brahma) raadde hij hen aan, pragmatisch als hij was, om het niet te ver te zoeken en dat nu meteen te realiseren door te verblijven (vihara) in liefde, mededogen, vreugde en onbevangenheid (metta, karuna, mudita, upekkha).
Ons wantrouwen in onszelf ten spijt, metta en karuna horen bij onze meest natuurlijke gevoelens. Metta is iemand het goede toewensen. Het is het verlangen dat het goed gaat, dat iemand gelukkig is. Karuna is ons begaan zijn met lijden. Het is het verlangen dat lijden ophoudt. Anders dan bij louter mee-voelen is er in metta en karuna een duidelijke intentie. Mudita betekent dat we het mooie en het goede in de wereld blijven zien en appreciëren. Het behoedt ons voor de verzuring en verbittering die we kunnen opdoen, geconfronteerd met zoveel leed.
Maar hoe doen we dat, midden in de wereld staan met goodwill, met mededogen, zonder het mooie uit het oog te verliezen, zonder af te haken, zonder er aan ten onder te gaan? Of Paul Bloom het nu goed vindt of niet, we voelen mee. Hoe gaan we met dat mee-voelen om?
Upekkha is het vermogen om aanwezig te blijven zonder weg te kijken en zonder ons er in te verliezen. Het is de middenweg tussen negeren en meegesleept worden. Het is wat we oefenen in de meditatie: stil worden, onze geest en ons hart openen en aanwezig blijven. Daarom begint mededogen bij onszelf. Ons meditatiekussen is de plek bij uitstek. Kun je zitten met jouw verdriet, je geest en je hart openen en aanwezig blijven? Voor ik mediteerde was dat voor mij ondenkbaar. Ik heb het zittend op mijn kussen moeten leren.
Het is pas dan dat het begon te dagen wat het betekent om er te zijn voor het verdriet van de ander. Mededogen is niet vrijblijvend. Het roept op tot aanwezigheid en tot actie. Anders dan een passief mee-voelen is mededogen een actief tegemoet treden. Misschien is Paul Bloom’s ‘effectief altruïsme’ toch zo gek nog niet.
LEVEN IN DE MAALSTROOM blog
Sjoerd Windemuller zegt
” Deze visie op ego heeft niets met het boeddhisme te maken. Ze is het boeddhisme binnengeslopen toen het het christelijke Westen binnenkwam. Wat mij betreft is deze visie ook niet inherent christelijk, maar ze is er wel heel erg mee geassocieerd geraakt.”
Is dit niet vooral de 19de eeuwse invloed van het psychoanalytische model, wat onze westerse blik op de mens en haar ontwikkeling zo heeft veranderd?
In de discussies in het BD lopen de verschillende betekenisvelden rond de begrip van het zelf en ego vaak verwarrend door elkaar.
Het boeddhisme stamt uit een tijd en cultuur met een meer stamgebonden collectieve opvatting van de persoon, terwijl wij in het westen sinds het begin van de industriële revolutie een steeds individueler en eenzamer opvatting over de persoon koesteren.
Dit is bovendien vaak nog steeds gebaseerd op het psychoanalytische mechanische stoommachinemodel uit de 19de eeuw, met zijn krachten, aandrijvingen en remmingen.
Bovendien is dit beeld vervuilt met de 17de eeuwse reformatorische christelijke opvatting, dat een zondig, ongeremd geil en agressief woest beest in ons schuil gaat, waarvoor de duurzame verlossing vrijwel ontoegankelijk lijkt.
Een onderwerp voor een volgend artikel, om dat eens te verhelderen?