Het functioneren van de Boeddhistisch Unie Nederland (BUN) als zendende instantie bij de Dienst Geestelijke Verzorging (DGV) van Justitie, is in de periode van 2009 tot medio 2012 voldoende geweest. Maar de BUN scoorde onvoldoende op het gebied van representativiteit. Wel zijn er binnen deze koepel duidelijk aanzetten om die te verbeteren. De effectiviteit van de BUN voor de boeddhistisch gemeenschap in Nederland is matig. De koepel heeft zich de afgelopen periode vooral gericht op het laten functioneren van de Boeddhistische Omroep Stichting (BOS) en de Boeddhistische Zendende Instantie (BZI). De eigen activiteiten zijn- met name in het laatste jaar nagenoeg beperkt tot het faciliteren van achterban-activiteiten.
Dat concludeert het Kaski, het expertisecentrum voor religie en samenleving van de Radboud Universiteit Nijmegen in een rapport naar aanleiding van het onderzoek dat in opdracht van het ministerie van Veiligheid en Justitie werd uitgevoerd. Het onderzoek van Kaski werd in de zomer van 2012 afgesloten. Daarna werd het BUN-bestuur flink uitgebreid, trad de BUN toe tot de EBU, de Europese koepel van boeddhistische organisaties en zijn er beleidsstukken in de maak. Waardoor de effectiviteit van de BUN lijkt te worden vergroot.
Kaski concludeert in het rapport dat het karakter van de BUN die van een vrijwilligersorganisatie is, met beperkte financiële middelen en geringe betrokkenheid van de leden. Desondanks is in de ogen van een aanzienlijke groep leden en niet-aangesloten partijen de effectiviteit van de BUN voor verbetering vatbaar.
Enkele jaren geleden heeft het ministerie van Justitie de BUN erkend als zogenoemde zendende instanties, die verantwoordelijk is voor de boeddhistische geestelijke verzorging bij de Dienst Geestelijke Verzorging (DGV) van Justitie. Het Kaski is door de DGV gevraagd een evaluatie uit te voeren. Onder meer naar aanleiding daarvan besloot staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie over te gaan tot permanente erkenning van de BUN als zendende instantie. Op basis van het onderzoek en het onvoldoende voldoen aan de criteria voor representativiteit adviseert Kaski om de erkenningsovereenkomst voor een bepaalde periode te verlengen, waarin de breedheid van overkoepeling en de bestuurlijke continuïteit en stabiliteit van de BUN kunnen worden verbeterd. Teeven week af van dit advies. BUN-voorzitter André Kalden wil op dit moment nog geen reactie geven op het Kaski-rapport.
Kwalitatief voldoende
De onderzoekers concluderen dat de boeddhistische geestelijke verzorging aan gedetineerden in kwantitatief en kwalitatief opzicht voldoende is. Er zijn momenteel zes boeddhistische geestelijke verzorgers aan het werk in de inrichtingen. In de toekomst moeten alle bgv’ers universitair geschoold zijn. De universitaire opleiding boeddhisme start in september 2012 aan de VU; voor de ambtsopleiding is subsidie toegezegd door OCW.
Over de representativiteit van de BUN merkt Kaski op dat dat een lastig te meten criterium is, gezien de gefragmenteerdheid van het boeddhisme in Nederland en het karakter van de BUN als een vrijwilligersorganisatie met weinig middelen. Het siert volgens Kaski de BUN dat zij via het interne onderzoek van de Werkgroep Lotusbloem een aantal problemen niet uit de weg gaat en zichzelf met de acceptatie van de aanbevelingen van de Werkgroep een zware agenda heeft opgelegd. Deze aanbevelingen betreffen naast bestuurlijke verbeteringen ook een mogelijke vertegenwoordiging van de individuele boeddhisten. Op basis van het onderzoek doet Kaski additioneel nog de aanbeveling om de ledenwerving onder locale sangha’s en etnische boeddhisten te intensiveren.
De onderzoekers stellen vast dat de BUN in haar achterban slechts een minderheid van de boeddhisten in Nederland verenigd, al is het aantal leden in de afgelopen periode iets gestegen. Westerse boeddhisten die participeren in sangha’s zijn voor ongeveer de helft vertegenwoordigd; individuele boeddhisten ontbreken echter, en dit geldt ook nagenoeg geheel en al voor de etnische boeddhisten. Ondanks de diversiteit en lage organisatiegraad van het boeddhisme in Nederland acht Kaski een bredere vertegenwoordiging zeker haalbaar.
Wat betreft de stromingen binnen het boeddhisme is de achterban van de BUN redelijk conform de verdeling in het veld. De onderzoekers concluderen dat de BUN op dit moment nog onvoldoende de diverse groeperingen binnen het boeddhisme in Nederland vertegenwoordigt.
De toegang tot de BUN is procedureel goed beschreven en functioneert ook goed. Er is geen toegang voor individuele boeddhisten, maar dit punt is binnen de BUN momenteel in discussie. Gezien de nog te beperkte vertegenwoordiging van locale sangha’s en het ontbreken van de meeste etnische boeddhisten acht Kaski een betere werving op zijn plaats.
Wat betreft de bestuurlijke en financiële stabiliteit en continuïteit van de BUN blijkt op de eerste plaats voldoende steun vanuit de achterban. In bestuurlijke zin is er een groot aantal wisselingen van bestuursleden geweest en was er medio 2011 sprake van een bestuurlijke crisis. Door een interne werkgroep is het beleid en het bestuurlijk handelen van de BUN in relatie tot BOS en BZI, maar ook breder, nader onderzocht. Deze Werkgroep Lotusbloem signaleert een aantal belangrijke tekortkomingen in het bestuurlijk functioneren van de BUN; de aanbevelingen van de commissie zijn overgenomen door de ALV. De onderzoekers concluderen dat er sprake is van een stabiele financiële situatie waarbij de middelen beperkt zijn. Wel is er onzekerheid over de claim plus boete van het Commissariaat voor de Media. Samengevat is volgens Kaski de bestuurlijke stabiliteit en continuïteit van de BUN in de afgelopen periode onvoldoende geweest.
Kwaliteit geestelijke verzorging
Wat betreft de kwantiteit kan worden geconcludeerd dat de invulling van de formatie voor boeddhistische geestelijke verzorging volgens Kaski op orde is. Er zijn geen formele klachten van ingeslotenen over te weinig boeddhistische geestelijke verzorging. Wel blijkt men niet helemaal te kunnen voldoen aan de vraag naar meditatie vanuit een bredere groep ingeslotenen. Aan de typische efficiëntieproblemen van kleine denominaties wordt gewerkt.
Wat betreft de kwaliteit is in de eerste plaats de samenstelling van het huidige team boeddhistische geestelijke verzorgers voldoende adequaat met het oog op de diversiteit onder de ingeslotenen. De oververtegenwoordiging van de zentraditie levert gezien de vraag naar meditatie van de ingeslotenen en de bijscholing van de betreffende geestelijke verzorgers volgens Kaski in de praktijk geen grote problemen op.
Drie van de zes boeddhistische geestelijke verzorgers voldoen aan de vereiste universitaire opleiding van boeddhistische geestelijke verzorging. De andere drie volgen momenteel een aanvullende universitaire opleiding. Daarnaast zijn er trainingen gevolgd en voldoen volgens Kaski allen aan de in de zendingsbrieven vereiste kwalificaties voor boeddhistische geestelijke verzorging. Gedetineerden zijn tevreden over het werk van de bgv’ers. Meditatie blijkt volgens diverse betrokken partijen in een duidelijke behoefte te voorzien. Kaski concludeert dat kwantiteit en kwaliteit van de boeddhistische geestelijke verzorging voldoende zijn.
Aansturing
De aansturing van de hoofdgeestelijke en de geestelijke verzorging door de BZI is weinig geformaliseerd. De BZI is door de BUN gedelegeerd wat betreft de geestelijke verzorging. De bestuurlijke verhoudingen en de communicatie tussen BZI en BUN zijn volgens Kaski in de afgelopen periode niet optimaal geweest. De conclusie is dat de inhoudelijke aansturing van de boeddhistische geestelijke verzorging voldoende is, maar nog sterk in ontwikkeling en voor verbetering vatbaar.
In lijn met de managementplannen van DGV is er sprake van een omvangrijk kwaliteitsbeleid en een duidelijke kwaliteitsbewaking. De geestelijke verzorgers zijn zeer tevreden over het kwaliteitsbeleid en de deskundigheidsbevordering. De BZI, vertegenwoordigd door de hoofdgeestelijke, werkt goed samen met de andere denominaties binnen DGV. Ook in de inrichtingen zelf is sprake van een goede samenwerking. De conclusie van Kaski is dat het functioneren van BUN/BZI als zendende instantie binnen DGV voldoende is.