Zeven mijlslaarzen naar Mijl op Zeven.
1
Leerling: Ben ik verlicht?
Meester: Wat denk je zelf?
Leerling: Ik denk van niet.
Meester: Dat had je nu niet moeten zeggen.
2
Leerling: Ben ik verlicht?
Meester: Wat denk je zelf?
Leerling: Ik denk van wel.
Meester: Dat had je nu niet moeten zeggen.
3
Leerling: Ben ik verlicht?
Meester: Wat denk je zelf?
Leerling: Ik vertrouw mijn eigen gedachten niet.
Meester: Zeker weten?
Leerling: Honderd procent.
Meester: Dat had je nu niet moeten zeggen.
4
Leerling: Ben ik verlicht?
Meester: Wat denk je zelf?
Leerling: Ik vertrouw mijn eigen gedachten niet.
Meester: Zeker weten?
Leerling: Natuurlijk niet.
Meester: Waarom niet?
Leerling: Dat is ook maar een gedachte.
Meester: Vertrouw je mijn gedachten wel?
Leerling: Anders zou ik het niet vragen.
Meester: Dat had je nu niet moeten zeggen.
5
Leerling: Ben ik verlicht?
Meester: Wat denk je zelf?
Leerling: Ik vertrouw mijn eigen gedachten niet.
Meester: Zeker weten?
Leerling: Natuurlijk niet.
Meester: Waarom niet?
Leerling: Dat is ook maar een gedachte.
Meester: Vertrouw je mijn gedachten wel?
Leerling: Natuurlijk niet.
Meester: Waarom vraag je het dan aan mij?
Leerling: Ik moet het toch aan iemand vragen.
Meester: Dat had je nu niet moeten zeggen.
6
Leerling: Ben ik verlicht?
Meester: Wat denk je zelf?
Leerling: Ik vertrouw mijn eigen gedachten niet.
Meester: Zeker weten?
Leerling: Natuurlijk niet.
Meester: Waarom niet?
Leerling: Dat is ook maar een gedachte.
Meester: Vertrouw je mijn gedachten wel?
Leerling: Natuurlijk niet.
Meester: Waarom vraag je het dan aan mij?
Leerling: Deed ik dat?
Meester: Het leek er wel op.
Leerling: Dat zegt niets.
Meester: Dan mag ik je feliciteren.
Leerling: Waarmee?
Meester: Met je verlichting.
Leerling: Dank u.
Meester: Dat had je nu niet moeten zeggen.
7
Leerling: Ben ik verlicht?
Meester: Wat denk je zelf?
Leerling: Ik vertrouw mijn eigen gedachten niet.
Meester: Zeker weten?
Leerling: Natuurlijk niet.
Meester: Waarom niet?
Leerling: Dat is ook maar een gedachte.
Meester: Vertrouw je mijn gedachten wel?
Leerling: Natuurlijk niet.
Meester: Waarom vraag je het dan aan mij?
Leerling: Deed ik dat?
Meester: Het leek er wel op.
Leerling: Dat zegt niets.
Meester: Dan mag ik je feliciteren.
Leerling: Waarmee?
Meester: Met je verlichting.
Leerling: Je kunt me nog meer vertellen.
Meester: Ik denk het niet.