Je moet een hokjesgeest hebben om erin te geloven.
Gisteren heb je kennis kunnen maken met de grijpgeest en zijn tegenpool, de vrijgeest.
Andere woorden voor vrijgeest zijn pleingeest en weetnietgeest.
Andere woorden voor grijpgeest zijn schotjesgeest en hokjesgeest.
Een hokjesgeest is iemand die zich alleen op zijn gemak voelt als alles een eigen plekje heeft. Dit hoort hier, dat hoort daar. Alles hoort hier of daar. Niets hoort hier en daar. Niets hoort hier noch daar.
De hokjes in de geest van de hokjesgeest zijn in zijn beleving een afspiegeling van de hokjes in de werkelijkheid. Hij heeft ze niet bedacht, ze bestaan, en wat doe je eraan.
Natuurlijk is hokjesgeest ook maar een hokje. Je moet een hokjesgeest hebben om erin te geloven, en wie heeft dat nu niet. Hokjesgeesten bestaan, en wat doe je eraan.
Hokjesgeesten zijn net planten: je hebt nulhokkigen, eenhokkigen, tweehokkigen, niet-tweehokkigen en meerhokkigen.
Een nulhokkige hokjesgeest heet een nihilist, een eenhokkige een monist, een tweehokkige een dualist, een niet-tweehokkige een non-dualist en een meerhokkige een pluralist.
Geenhokkige hokjesgeesten hebben geen hokjes en geen geest, laat staan een hokjesgeest, daarom noem ik ze weleens vrijgeest of geestvrij.
Dit waren zes hokjes, die nu bestaan, en wat doe je eraan.