Niet weten is net een polder. Volkomen vlak en volkomen open. Een groene zee, een woestijn van gras. De grootste hoogte is de grootste diepte. Geen kop komt boven het maaiveld uit.
Rondom niets dan meer van hetzelfde, schijnbaar ingesloten door een onbereikbare einder. Hoe lang je er ook naartoe loopt, hij komt niet dichterbij. Hoe lang je er ook vandaan loopt, hij gaat niet verder weg.
In de polder zijn geen bergen en geen rivieren. Geen bergen die geen bergen meer zijn, geen rivieren die geen rivieren meer zijn. Geen bergen die weer bergen zijn, geen rivieren die weer rivieren zijn.
In de polder is niets om je voor te verbergen en niets om je achter te verbergen. Geen herkenningspunt om je plaats te bepalen, geen richtpunt om je route te bepalen.
De polder biedt maat noch houvast. Wat je ziet dat weet je niet. In de polder zijn is blind zijn voor de polder.
Niet-weten is polderspiritualiteit.