‘Een postmoderne tijd maakt een postmoderne benadering mogelijk.‘ Derde van acht inleidingen van Niet om door te komen! De Poortloze Poort.
Het kloppende hart van zen
Vragen stellen. Achter de woorden kijken. De twijfel belichamen, dag en nacht.
Het motto zengeest, beginnersgeest indachtig heb ik de Wumenguan helemaal gestript van aangroeisels uit het verleden. De commentaren en versjes van Wumen Huikai – weg ermee. De toevoegingen van diverse oude meesters – weg ermee. De teisho’s van latere interpreten, hoe erudiet ook – weg ermee. Alleen de koans zijn gebleven, anders zou het geen koancollectie meer zijn.
Door aldus met vaste hand het zwaard te hanteren, zeg maar gerust de botte bijl, ontstond er een zee van ruimte die ik helemaal heb opgevuld met mijn eigen dwaalteksten, zo’n vijfhonderd stuks, gemiddeld tien per koan, soms meer, soms minder, net wat er kwam.
Het is niet dat ik het beter kan dan Wumen Huikai en kornuiten, maar wel dat ik een kind van onze tijd ben en niet van de hunne.
Een postmoderne tijd maakt een postmoderne benadering mogelijk. Een radicale deconstructie – een ontmaskering en ontmanteling van iedere neiging tot idolatrie, essentialisme en fundamentalisme.
Niet om eigentijds te zijn, maar omdat scepsis het kloppende hart van zen is. Vragen stellen. Achter de woorden kijken. De twijfel belichamen, dag en nacht. Je niets wijs laten maken, ook niet door je leraar, ook niet door jezelf, ook niet door mij, dit ook niet.
Want de keizer heeft geen kleren en de meester heeft geen rijk. Zen is niets van niemand, maar wel voor elckerlyc.
Een frisse wind
Van origine is chan een rebelse beweging.
Dwaalteksten zijn een soort koans – met die intentie heb ik ze tenminste geschreven – vandaar dat het koangehalte van Niet om door te komen! De Poortloze Poort de honderd procent nadert.
Dwaalteksten zijn natuurlijk geen klassieke koans, maar postmoderne, of eigenlijk postpostmoderne, die geen spaan heel laten van welk gedachtegoed ook, het postmoderne incluis.
Klassiek, modern, postmodern of postpostmodern, na een eeuw braaf hertalen is het de hoogste tijd voor een frisse wind. Een spirituele wind, goddelijk noch ongoddelijk: kamikaze.
Of willen we de Aziaten en hun spirituele nazaten eeuwig blijven napraten? Zengeest, imitatiegeest – ik dacht het niet.*
Van origine is chan een rebelse, een anarchistische, een iconoclastische beweging. Een taoïstische bezem door de Indiase metafysica. De eigen toko leeg houden blijkt heel wat lastiger.
Als er iets in de zentraditie gecultiveerd moet worden (wat ik betwijfel), dan is het wel vrijzinnigheid. En niet alleen als herinnering aan vervlogen tijden toen het kind zich los moest maken van zijn ouders.
Weg met de tenenkrommende teisho’s dus, weg met het boeddhologische gebazel, weg met de metafysische mystificaties, weg met de ellenlange exegesen, weg met de blinde bewondering voor de stamhouders en de zegeldragers en hun westerse klonen en epigonen.
De beuk erin. Katsu!
* Voor mijn hertaling van de achtenveertig koans van de Wumenguan heb ik gebruik gemaakt van 1. Wú Mén Guān, The Barrier That Has No Gate van Paul Lynch en Seung Sahn (zesde editie, 2010), 2. Mumonkan van R.H. Blyth (Zen and Zen Classics Volume four, zesde druk 1974) en 3. De poortloze poort van Yamada Koun (eerste druk, 2010). Helemaal opnieuw beginnen kon ik niet, met vertalen bedoel ik, omdat ik nou eenmaal geen middeleeuws Chinees spreek. Mijn vertaling is een amalgaam van hertaling en herhertaling. Gelukkig maken de koans maar een klein deel uit van ‘Niet om door te komen! De Poortloze Poort’. De bulk bestaat uit dwaalteksten uit eerste hand.
Volgende week de vierde inleiding: De koan als dwaaltekst – de weg terug
Alle inleidende artikelen van de Poortloze Poort.
De Poortloze Poort in het Boeddhistisch Dagblad: alle links