‘Verander je appetijt! Om je te ontdoen van kritiek, van Cartesiaanisme, om je te bevrijden van de crisis die je achtervolgt en in vrijheid te leven, werp je je via kunst en filosofie volledig op een creatieve geofilosofische verkenning – daar richt ik me op. Laten we aanvaarden dat er geen alternatief is, of wat hetzelfde is, geen Anderzijds om zich van het Cartesianisme te verlossen. Er is alleen geheel-anderzijds. Het is in het immanente in kaart brengen van gelijkheid dat een nieuwe aarde immanent kan verschijnen. Wie de denker wil beoefenen, de kunstenaar wil produceren, moet zoeken naar een geheel-andere manier van kennen en waarnemen. Een geheel-andere verbeelding’ (bladzijde 32).
Alles moet anders
Rick Dolphijn is filosoof en universitair Docent bij de faculteit Media en Cultuurwetenschappen aan de Universiteit van Utrecht en heeft een ere-professoraat literatuurwetenschappen aan de Universiteit van Hongkong. Hij pleit voor een tegendraadse, immanente, naturalistische filosofie die het geloof in de aarde en in het leven heeft bewaard. In 2021 heeft hij daar een boek over geschreven met de titel: The Philosophy of Matter: A Meditation. De Nederlandse vertaling van dit boek is recentelijk verschenen bij Uitgeverij Noordboek.
Dolphijn is ervan overtuigd dat het met de wereld helemaal de verkeerde kant opgaat. Dit komt volgens hem omdat het dagelijkse leven van de mensen wordt beheerst door het modernisme, dit bestaat uit drie foute filosofische stromingen: de filosofie van René Descartes, het kapitalisme en het humanisme. Gelukkig heeft een kleine avant-garde van filosofen, schrijvers en kunstenaars dit inmiddels begrepen en Dolphijn verwijst veelvuldig naar hen en citeert hen vaak. Zijn belangrijkste inspiratiebronnen zijn echter de filosofen Michel Serres, Gilles Deleuze en Spinoza (1632 – 1677). Van de laatste is vooral het boek de Ethica, dat postuum werd gepubliceerd, van groot belang. Het vertegenwoordigt een onderstroom, die de schrijver herkent bij een groot aantal eerdere filosofen waaronder Laozi en de Boeddha. Van deze onderstroom moeten we het blijkbaar hebben.
Dolphijn wil dus de wereld van het cartesianisme bevrijden, het boek is daarom beslist geen meditatie of overpeinzing, maar een preek. Dat moet wel, want volgens hem zit het cartesianisme of het modernisme diep in onze vezels. Als we ons hiervan bevrijden, dan brengen we daarmee het idee in de praktijk, zoals Spinoza schrijft, dat “de volgorde en het verband van ideeën hetzelfde zijn als de volgorde en het verband van de dingen” (bladzijde 23). Dit is overigens precies waar Ludwig Wittgenstein in zijn boek “Tractatus Logico-philosoficus” al vanuit ging, maar wat hij later volledig zou verwerpen.
In elk geval zullen we dan volgens Dolphijn gaan begrijpen dat “[d]e geschiedenis van het leven op aarde de geschiedenis van de interactie tussen levende dingen en hun omgeving is geweest” (Citaat uit het boek Silent Spring van Rachel Carson). Dolphijn verwerpt het humanisme omdat het zegt dat alleen de mens kan denken en een geschiedenis heeft. Dat heeft het volgens Dolphijn helemaal mis: ook stenen en rivieren kunnen het ene en hebben het andere. Overigens is dit “hylozoïsme”, het idee dan de materie bezield is, al heel oud, we vinden het bijvoorbeeld bij Aristoteles al. Dolphijn zegt het niet met zoveel woorden, maar klaarblijkelijk vindt hij dat we dit inzicht nodig hebben om onze problemen op te lossen.
We moeten dus volgens Dolphijn niet langer de mens centraal stellen, maar de materie en dat is in zijn ogen precies wat Spinoza al drie en een halve eeuw geleden heeft gedaan. Deze materialistische filosofie noemt de schrijver in navolging van Deleuze en Guattari “geofilosofie”. Het motto van een geofilosoof moet zijn “als ik denk, word ik wat ik denk”, daardoor heeft hij een virtueel lichaam dat niets minder dan de gehele aarde omvat (bladzijde 26). Bij alles wat hij denkt wordt hij in zijn verbeelding wedergeboren in wat hij denkt. Er ontstaat dan een nieuwe werkelijkheid en die moet in kaart worden gebracht door de geofilosoof, die dan het werk van een soort landmeter uitvoert. De menselijke werkelijkheid moet dus opnieuw worden ingericht in deze nieuwe werkelijkheid van de materie. Dolphijn verwijst dan naar de roman Vrijdag, van Michel Tournier, waarin deze het bekende verhaal van Robinson Crusoe op een totaal andere manier herschrijft.
In het ideale geval is dit dus waardoor het verlaten eiland zo’n prachtige en unieke plek op aarde kan zijn: uit het verlatene (en ontmenste) kan vorm worden gegeven aan nieuwe leven is een nieuwe gedachten die radicaal verschillen van bestaande gegevens en gedachten. Er is een radicale verkleining van het zelf nodig, van de Mens, voordat men dit “bewustzijn bereikt van de beweging waaruit het eiland is voortgekomen” (bladzijde 42). Het eiland symboliseert dus voor de schrijver het nieuwe bewustzijn van waaruit een betere wereld zal voortkomen.
De wond van Murakami
Deze overgang beschrijft Dolphijn aan de hand van de roman Kafka op het strand, geschreven door de Japanse schrijver Haruki Murakami. Hierin treden twee personages op, waarvan de levens naast elkaar worden beschreven. De ene symboliseert de oude en de andere de nieuwe mens. De oude mens wordt geplaagd door vele innerlijke conflicten, maar slaagt er steeds beter in om deze te overwinnen. Hij blijft echter gevangen in het heden en in de rationaliteit. De nieuwe mens leeft meer volgens zijn intuïtie en zijn verbeelding, Hij heeft geen verleden en geen toekomst. In feite zijn beide personages twee kanten van dezelfde mens waarvan Murakami de wisselwerking en mogelijkheden probeert uit te drukken.
In een andere roman: De kleurloze Tsukuru Tazaki en zijn pelgrimsjaren, concludeert Murakami dat alle vormen van harmonie worden voorafgegaan door een wond. Volgens Dolphijn moeten wonden niet worden beschouwd als tekortkomingen, maar als integraal deel van ons bestaan. Ze vormen de openingen naar buiten. Je zou kunnen zeggen dat we allemaal dezelfde grote wond delen, die de Boeddha saṃsāra heeft genoemd. De wond is volgens Dolphijn echter eeuwig en eindeloos, ze kunnen wel even verdwijnen, maar ze komen altijd terug (bladzijde 85). Dit doet denken aan de uitspraak van de Boeddha dat je het leven in saṃsāra als een wond moet beschouwen, deze wond kan echter wel geheeld worden. In dit boek gaat het echter om een antwoord te vinden op dringende vragen als: “wat moet er gedaan worden? Hoe is het om te leven en te sterven in een tijd van uitroeiingen, uitstervingen en genociden?” (bladzijde 99).
Conclusie
Dolphijn maakt het zijn lezers niet gemakkelijk. Zijn preek staat vol met verwijzingen naar filosofen, schrijvers en andere kunstenaars, zonder dat daar veel uitleg bij staat. Bovendien zijn deze verwijzingen over het algemeen ingebed in een vrij persoonlijke interpretatie. Enerzijds moeten deze verwijzingen dienen als rechtvaardiging voor het betoog, maar anderzijds worden ze ook gebruikt als verduidelijking. Voor wie met de genoemde auteurs en kunstwerken niet bekend is, werkt dit echter alleen maar verwarrend. We hebben het hier met andere woorden over het effect van de omgevallen boekenkast.
De centrale boodschap is echter wel duidelijk: sinds het ontstaan van het modernisme in de 17e eeuw is alles bergafwaarts gegaan. We zijn nu in een crisis beland en alles moet anders. Op de vraag hoe het dan anders moet, geeft de schrijver echter nogal vage en abstracte antwoorden. Hier en daar spreekt hij zichzelf zelfs tegen. Hij ziet bijvoorbeeld in de filosoof Quentin Meillassoux een belangrijke medestander. In Après la finitude (2006) stelt deze dat de filosofie na Kant gedomineerd wordt “correlationisme”, dat de idee beschrijft dat de mens niet zonder de wereld kan bestaan en de wereld niet zonder de mens (zie Wikipedia). Dolphijn is echter ook enthousiast over het nomadische denken van de Deleuze en Guattari waarin “de nomaden de woestijn evengoed scheppen als erdoor geschapen worden” (bladzijde 41). Verder doet Dolphijn allerhande wilde suggesties die hij niet verder praktisch uitwerkt. Zo wil hij het gezin afschaffen, want dat is de basis van het kapitalisme. Hij wil ook een wiskunde zonder getallen, maar ziet in de kwantummechanica een belangrijke inspiratiebron voor zijn nieuwe maatschappij. Enerzijds benadrukt hij dat het leven vol breuken zit, die we moeten leren accepteren, maar anderzijds lijkt hij te hopen op een nieuwe wereld die levendiger warmer en vriendelijker is.
Nogmaals, hoe dit allemaal zou moeten gebeuren blijft onduidelijk. Het doet me sterk denken aan de situatie van de Frankfurter Schule, of de maatschappijkritische theorie. De belangrijkste auteurs van deze filosofische stroming, Theodore Adorno en Max Horkheimer, hoopten erop dat ze de vrije intellectuelen in beweging zouden kunnen zetten en daardoor maatschappelijke verandering zouden kunnen teweegbrengen. Hier is niets van terecht gekomen. Blijkbaar richt Dolphijn zijn preken ook naar een betrekkelijk kleine avant-garde van filosofen en kunstenaars. En juist deze groep doet weinig anders dan boeken schrijven en kunstwerken voortbrengen, die uiteindelijk hoofdzakelijk dienstdoen als amusement voor de bourgeoisie. Daardoor wordt deze avant-garde gesubsidieerd door het dividend van bijvoorbeeld Koninklijke Olie, met andere woorden door het door hen zo verfoeide kapitalisme. Bovendien is de gedachte dat de kunstenaar het genie is, de Jezus in burger, die de redding is van de aarde een typisch modernistische gedachte die al door Kant werd verkondigd.
Daarnaast suggereert de schrijver dat René Descartes de grote boosdoener is van dit alles en dan vooral doordat hij het dualisme heeft geïntroduceerd. Door zijn radicale verwerping van het modernisme schept Dolphijn echter een nieuw dualisme, dat nog minder overbrugbaar is. Hieruit spreekt de typisch modernistische gedachte van de maakbaarheid. Alsof je de geschiedenis maar even kunt afschaffen en helemaal opnieuw kunt beginnen. Het is ook een naïeve filosofie, in die zin dat Dolphijn zich niet bezint op zijn eigen positie en de wortels van zijn eigen kritiek. Zijn anti-modernisme staat met andere worden met beide voeten in het duivelse modernisme. Hij doet echter alsof hij vanuit een andere planeet op deze wereld is geland en de zaken wel even zal rechtzetten. Dit maakt zijn aansporingen zinloos. Een keer meedoen aan een demonstratie van Extinction Rebellion is waarschijnlijk een betere en meer betekenisvolle bijdrage aan een betere wereld dan het lezen en zelfs schrijven van dit boek. Je kunt echter ook beide doen, uiteindelijk geeft het boek wel een interessante inkijk in een actuele discussie.