‘Gedachten en gevoelens roeren zich, maar met kleine uitslagen richting angst en hoop, net als de bladeren van de bomen. De kunst is om het lood van mijn ziekte om te zetten in het goud van een dieper inzicht, om in de kikker die zich aan mij heeft opgedrongen, de prins te zien.’ (blz. 134) … ‘Is het niet vreemd’, heb ik aan iemand geschreven, ‘dat het leven, waarvan wij denken, dat op de troon van het universum zit, een kikker blijkt te zijn?’ (blz. 229) Aldus Arjen Sevenster in zijn boek De wind van morgen.
Wiskundige Arjen Sevenster kreeg tijdens zijn studententijd door zijn enthousiasme voor judo belangstelling voor de Japanse cultuur. Tijdens zijn studie wiskunde kwam de wens bij hem op om colleges te volgen in de Japanse taal, als bijvak. Zijn studie in deze taal verliep vlot en na verloop van tijd kreeg hij de kans om in Japan verder te studeren. Het gevolg was dat hij vijf mooie jaren in Japan doorbracht, samen met zijn vrouw, die hem na enige aarzeling besloot te vergezellen. Daar raakte hij bekend met het zenboeddhisme en beoefende er zenmeditatie. Deze tijd in Japan is hem altijd bijgebleven, want veel van de herinneringen die hij in zijn boek ophaalt, stammen juist uit die periode.
Toen het eerste kind onderweg was, besloot het echtpaar zich weer in Nederland te gaan vestigen. Sevenster werd acquisiteur wiskunde bij de uitgeverij Elsevier. Dit werk heeft hij met veel voldoening 25 jaar gedaan, hoewel het hem de laatste jaren steeds meer duidelijk werd welke kwalijke maatschappelijke rol Elsevier speelde doordat de directie het aandeelhouderskapitalisme aanhing. De redacties van een paar wiskundetijdschriften die hij onder zijn hoede had, weigerden zelfs nog voor Elsevier te werken. Sevenster nam daarbij een neutrale en wat afstandelijke positie in.
In 2016 publiceerde hij de dichtbundel ‘Ogenblik’ en in 2019 een tweede bundel ‘Bloemen in de regen’. Op 28 januari 2017 werd bij hem een agressieve vorm van prostaatkanker met uitzaaiingen geconstateerd. Op 2 februari 2019 overleed hij aan de gevolgen daarvan.
De wind van morgen
Het laatste werk van Sevenster is getiteld ‘De wind van morgen’, het is geen dichtbundel, maar een kroniek van het leven, neergeschreven in 233 pagina’s. Het is het verslag van zijn ziekteverloop, vanaf de eerste diagnose tot aan de laatste dagen. De korte hoofdstukken zijn voorzien van datum en genoemd naar de verschillende stadia van de behandeling: eerst Chemo 1 t/m 6 en vervolgens Controle 1 t/m 12. Ze bevatten observaties, herinneringen en overpeinzingen en zijn gelardeerd met gedichten die naar aanleiding daarvan ontstaan. Het is daardoor een soort musical van de vergankelijkheid geworden, een aaneenschakeling van lichtpuntjes, gezellige pleisterplaatsen en de vele hobbelige wegen tijdens een reis door de nacht. De mooiste pleisterplaatsen, zoals vakanties in zijn geliefde Chicago en in zijn nog meer geliefde Japan, worden echter niet meer dan terloops genoemd. Het is alsof het alleen om het verloop van de ziekte gaat en alsof deze emotionele hoogtepunten de aandacht van dit verloop alleen maar zouden afleiden. Wat ook misschien ook een rol heeft gespeeld, is dat Sevenster meestal schrijft als hij alleen is. Over de vakantie in Japan is er niets te vertellen schrijft hij, behalve dan dat hij elke dag vier pillen moest slikken. Toch moet de reis enerverend geweest zijn. Sevenster wil blijkbaar beschrijven en zo min mogelijk tonen.
Net zoals zijn gedichten is het verslag van de lichamelijke aftakeling bijna zakelijk, met een soort verstilde gevoeligheid. De lezer wordt uitgenodigd het ziekteproces van nabij met hem te volgen als een goede vriend. Er wordt niet gehuild en niet gelachen, er zijn geen krachttermen of uitbundige metaforen. Alles is zoals het is (de titel is gebaseerd op een Japans spreekwoord met deze betekenis). Achter de horizon staat een gedachte die hij eens van een zenmeester heeft gehoord ‘Jinsei taimu, Human life, big dream. Wake up.’ Het is er niet van gekomen, ondanks de vele herinneringen uit Japan. Naarmate de ziekte vordert, komen de verwijzingen naar de boeddhistische leer steeds minder voor. Sevenster verwijst ook enkele malen naar ‘A Course in Miracles’, een soort christelijke theosofie, waarvan hij een aanhanger schijnt te zijn geweest.
Boeddha
de boeddha heeft zijn intrek
in ons huis genomen: een houten beeld,
de boeddha zelf. Hij zit op het dressoir
en zwijgt; hij eet niet mee, maar leeft
van wat wij hem aan aandacht geven.
Als wij vertrokken zijn, maakt hij
de kamer van illusies vrij,
van woorden die wij in de haast vergaten.
Hij lijkt niet te bewegen, maar dat
is schijn: vannacht heb ik hem nog
met andere boeddha’s horen praten
en ik vermoed, dat hij als wij
naar school of werk vertrokken zijn,
zijn benen strekt en ademhaalt.
Sevenster overpeinst af en toe boeddhistische waarheden of zen-anekdotes, maar gaat niet in op de blijde boodschap van de Course in Miracles. Alles heeft een plaatsje in zijn huis, het is er gewoon. Zijn meeste gedachten gaan uit naar zijn familie en naasten, waarvan hij steeds duidelijker beseft afscheid te moeten nemen. Dit alles wordt gedragen door de doorgaande baslijn van de invloed van de ziekte op zijn lichaam en de vele behandelingen die hij moet ondergaan. Het is daarmee een kroniek geworden van het leven. Wat net zoals koffie krijgt het leven een sterkere smaak als het onder druk door een filter wordt geperst.
Sevenster rapporteert alle behandelingen die hij ondergaat met technische details, waarschijnlijk vanwege zijn exacte achtergrond. Hij wil precies vertellen wat er gebeurt, maar ze zijn niet altijd even relevant voor zijn gemoedstoestand. Ze geven wel aan hoe zijn laatste jaren een aaneenschakeling waren van hoop, teleurstelling en berusting. Gelukkig heeft hij daarbij veel steun ondervonden van zijn vrouw en kinderen en van vele vrienden en kennissen. Hij is ook erg dankbaar voor de zorg die hij heeft gehad. ‘Er blijkt naast de wereld der wiskunde een wereld te zijn van zorg en dienstbaarheid’, zegt hij enkele weken voor zij dood in zijn interview voor het blad voor wiskundigen ‘Nieuw Archief voor Wiskunde’.
Lichaam en ziel
de ziel, als uit een dwangbuis
eindelijk bevrijd, ziet om
daar waar het lichaam ligt:
een fiets tegen een boom gezet,
nu overbodig, een hoopje
kleren op de grond, niet langer
nodig en elk verdriet
en alle pijn als droombeelden
vervlogen. Herenigd nu
met al wat was, met al wat is, met al
wat ooit zal zijn, weet zij, de droom
voorbij, zich van geluk geen raad.
Het testament dat hij hierbij in de vorm van dit boek achterlaat is een bron van inspiratie, een laatste groet aan een vriend van de lezer: wat er ook gebeurt, alles is zoals het is.
Arjen Sevenster: De wind van morgen, In de Knipscheer, Haarlem 2020, paperback 233 blz. ISBN 978-90-6265-764-3