Als je de tekstuele traditie van Mahayana tot je neemt, kun je geleidelijk worden opgezogen in een verbeelding die jouw nieuwe werkelijkheid wordt, of die je op zijn minst leert kennen als een geloofwaardig alternatief voor een agnostische westerse levenshouding.
De New Yorkse auteur en zenbeoefenaar Taylor Plimpton beschikt over een dartele pen en een erudiete geest. Wij sterven en worden wedergeboren in iedere seconde van ons leven, schrijft hij in zijn bijdrage aan de serie persoonlijke reflecties op COVID-19 op de website van het Amerikaanse boeddhistenblad Tricycle, terwijl hij hupt van Ovidius naar Dogen en van Dogen naar Zhuang Zi.
Onderweg bewandelt hij in zijn gelaagde verhaal tal van zijwegen. Op een daarvan vertelt hij over een gesprek met zijn zoontje over de dood, een dag nadat deze in een nachtmerrie had gedroomd dat hij zijn beide ouders voor altijd was kwijtgeraakt. “Sommige mensen denken dat je na de dood naar de hemel gaat. Sommige mensen denken dat je terugkomt als een vogel, een vlinder of een tijger. Maar de echte waarheid is dat niemand weet wat er gebeurt nadat we doodgaan. En weet je wat dat betekent? Het betekent dat voor zover wie dan ook weet, dit leven alles is wat er is,” zegt de vader tegen zijn zoon.
“Dit leven is alles wat er is.” Wie dit als zenbeoefenaar werkelijk meent, heeft nog het een en ander te leren over de bodhisattvaweg. Het westerse agnosticisme dat uit dit ene zinnetje spreekt, staat op gespannen voet met heel de ervaringshorizon van vijfentwintig eeuwen boeddhisme. Je hoeft je als zenbeoefenaar niet te buiten te gaan aan speculaties over de wedergeboorte die volgt in de seconde dat je je laatste ademtocht uitblaast. Maar vóór de transmissie van zen naar de westerse wereld heeft iedere beoefenaar in Oost Azië de grote zaak van leven en dood altijd naadloos een onderdeel geweten van een boeddhistische ervaringswerkelijkheid waartoe ook de kringloop van geboorte en dood behoort.
Het bewuste zinnetje van Plimpton doet mij denken aan Stephen Batchelors boek, ‘Boeddhisme zonder geloven’ (Buddhism without Beliefs, 1997). Hierin bepleitte Batchelor een boeddhisme zonder karma en zonder wedergeboorte. Ook dit was een confrontatie tussen een diepgewortelde westerse levenshouding en klassiek boeddhisme. Menig lezer zal misschien niet meteen opvallen welke parallel Plimpton en Batchelor bovendien verbindt: het gemene onderscheid tussen denken en geloven enerzijds en wat ‘is’. Alleen deze dualiteit druist al in tegen alles wat in de boeddhadharma als werkelijkheid samensmelt.
Er is zo’n levensgroot onderscheid tussen het boeddhisme van Thich Nhat Hanh en (wijlen) Sheng-yen, beide als kind aan kloosterscholen toevertrouwd, de een in Vietnam, de ander in het voor-communistische China. Beide zijn grootgebracht in een zentraditie en hebben later als missionaris hun boeddhisme met de nodige aanpassingen naar het Westen gebracht. Als leraren leven en ademen zij een boeddhisme dat is gevoed door een grondige studie van de bronnen. Een groot aantal kernteksten van Mahayana is, vertaald in het Engels, beschikbaar op de website bdkamerica.org, waar zij gratis als pdf-bestand kunnen worden gedownload. Er rust een verantwoordelijkheid op westerse leraren die in staat zijn zulke teksten te doorgronden, deze door te geven in scholingsprogramma’s voor zenstudenten.
Zenbeoefening is meer dan mediteren. Studie van sutra’s en commentaren heeft altijd deel uitgemaakt van het zencurriculum. Wie het historische overzicht kent, weet hoe je Dogen in een kritische context kunt situeren, in plaats van ieder van zijn woorden voor zoete koek te slikken. Als je de tekstuele traditie van Mahayana tot je neemt, kun je ook geleidelijk worden opgezogen in een verbeelding die jouw nieuwe werkelijkheid wordt, of die je op zijn minst leert kennen als een geloofwaardig alternatief voor een agnostische westerse levenshouding.
Aarzelen over het een of het ander is een natuurlijk proces van twijfel dat je ingaat. “Hoe talloos de dharma’s ook zijn, ik beloof ze alle te verstaan,” luidt een van de vier bodhisattvageloftes. Al blijft de vrucht van de studie de achtergrond waartegen de zenbeoefening plaatsvindt, de betekenis en de diepgang van de beoefening hangen mede af van een doorleefd begrip van die achtergrond, die niets anders is dan de boeddhadharma zelf.
Namu Amida Butsu,
G.J. Smeets zegt
Taigu,
de tekstuele traditie van Mahayana (jouw woorden) staat bol van agnose. Hoe kom je erbij om zen af te zetten tegen ‘een agnostische westerse levenshouding’ (jouw woorden).
Zie jij verschil tussen het gezwatel van Linji Lu en de liedjes drs. P.?
Je stukje is wat mij betreft een omvallende boekenkast. Vooral aan de laatste alinea kan ik geen touw vastknopen:
“Al blijft de vrucht van de studie de achtergrond waartegen de zenbeoefening plaatsvindt, de betekenis en de diepgang van de beoefening hangen mede af van een doorleefd begrip van die achtergrond, die niets anders is dan de boeddhadharma zelf.”
Dat was een mooi item geweest voor Drs. P. En Linji Lu had er ook wel weg mee geweten. Toch?
Taigu zegt
Zen benadrukt niet-weten en transcendentie van geboorte, dood en andere lege begrippen. Idealiter kan een mens zich zo bevrijden van samsara, zo heet het.
In de praktijk echter hebben menig roshi en zeker hun leerlingen, ondanks de ‘officiële’ retoriek, eigen ideeën en soms angsten over hun bestemming na de dood.
De boeddhaweg tot het einde gaan is boddhisattvaschap cultiveren door verschillende levens heen. Alle levende wezens bevrijden idem dito.
Ultieme bevrijding is door interpenetratie bovendien pas mogelijk als alles en allen gelijktijdig bevrijd worden.
De context waarin Zen m.a.w. functioneert is die van Mahayana’s kringloop van wedergeboortes.
In de westerse missiegebieden is het niet-weten een mooie inhaker voor zenaspiranten; zonder de historische kringloop van Magayana oprecht voor waar aan te nemen beweegt de beoefening zich echter in het luchtledige en mist zij alle innerlijke logica van de boeddhadharma.
G.J. Smeets zegt
“Zen benadrukt niet-weten en transcendentie van geboorte, dood en andere lege begrippen. Idealiter kan een mens zich zo bevrijden van samsara, zo heet het.”
Nee hoor, agnosten als Linji laten zich niet uit over bevrijding of over samsara, laat staan over ‘bevrijding van samsara.’ Dat maak jij er nu van als westerse bekeerling die kennelijk gelooft in zoiets als “logica van de boeddhadharma” (jouw woorden)en waar geen touw aan vast te knopen is. Je zegt “Ultieme bevrijding is door interpenetratie bovendien pas mogelijk als alles en allen gelijktijdig bevrijd worden.” Tja, dat lijkt me hét recept voor mislukking als het je om bevrijding te doen is. Tenzij je nog een paar miljard jaar de tijd hebt om de ultieme ondergang van de zon mee te maken.
Taigu zegt
Je toon is arrogant en jouw zen is een karikatuur van wat het in de levende praktijk van Mahayana is. Linji, tweehonderd jaar na dato door volgelingen getekend, is een hersenschim. Ik sympathiseer met de beoefenaars die geen bevrijding konden vinden. Zo je wilt, dat zegt ook wat over mij.
G.J. Smeets zegt
Taigu,
Ik bén de levende praktijk in levende lijve en bepaald niet de enige. Jouw woorden in het stukje uit een dode praktijk doen daar niets aan af of bij. Overigens: dat je over mijn ‘toon’ begint is verzetten van de doelpalen. Elkaars ’toon’ is niet ter zake zolang we ons aan de spelregels van BD houden.
Joop Ha Hoek zegt
Voor alle reageerders geldt:
Juist spreken bestaat uit:
Onthouding van het vertellen van leugens
Onthouding van het spreken van lasterende taal
Onthouding van het spreken van harde woorden
Onthouding van onzinnig gepraat
Piet Nusteleijn zegt
Taigu,..en ik me maar afvragen wat je met dit artikel ons wilt zeggen.
Je hebt het erboven gezet!: Dit leven is niet alles wat er is.
Ja, en toen?
Er is nu eenmaal niemand die kan vertellen wat “alles” is.
Het heeft geen zin daarover te redetwisten.
Wel boeiend!
Taigu zegt
Zie reactie aan G.J. Smeets hierboven.