“Mediteer jij nog wel eens?”, vroeg iemand me pas op een belangstellende toon.
Ik moest een beetje grinniken en opende de deur naar de achtertuin. “Kijk, mijn kinhinpad,” zei ik, “wil je samen een paar rondjes loopmeditatie doen?”
Vragen naar mediteren kan onder boeddhisten een binnenkomer zijn die een zekere onwennigheid verraadt. Alsof je iemand een tijdje kent van de bijbelstudiekring en je bij het gezellig samenzijn na afloop onder het genot van een kopje thee terloops informeert bij je gesprekspartner of deze nog wel eens bidt.
Nee, lieve mensen, heel mijn leven is meditatief geraakt. De nembutsu kun je zeggen waar en wanneer je wilt, je kunt bij gelegenheid buigen voor een beeld, je leert in je waarneming van wat dan ook je aandacht te zuiveren, dat en alles meer wat erbij komt kijken.
Ja, ik heb jaren aan zitmeditatie gedaan, maar het wonder van meditatie is dat het zich niet bepaalt tot één vorm. Ik zit nog wel eens in meditatie, maar er is gradueel iets veranderd in mijn ervaring.
“Dharmakaya,” beschreef ik een paar weken geleden deze ervaring aan mijn zenleraar, tijdens een telefonische verbinding met de daisankamer, waarin wij elkaar normaal gesproken onder vier ogen zouden ontmoeten voor beraadslaging over de voortgang in mijn zentraining. Maar als het niet kan zoals het moet, dan moet het maar zoals het kan. Dat krijg je ook met leerlingen die, noodgedwongen weliswaar, de vrije studierichting volgen.
“Het is alsof ik leef temidden van levende dharma die, als je goed kijkt, soms ook een zekere textuur aan je blootlegt. Er is een extra licht dat alles doorschijnt, mensen, vogels, bomen; ze zijn wat ze zijn en ze zijn ook anders.” Een beetje in een dergelijke trant kwam ik hakkelend en stamelend terzake; met een vragende toon ook, want ik twijfel wel eens aan mijn waarnemingen en stel mij open voor mogelijke kritiek dat ik door veelvuldig medicijngebruik ten prooi kan zijn gevallen aan hallucinatie en zinsbegoocheling.
“En boeddhanabijheid; ik voel een intense boeddhanabijheid, niet wanneer ik zijn naam aanhef om mijn toevertrouwen te belijden, maar nee, altíjd eigenlijk tegenwoordig, al trekt er wel eens een wolk voor de zon en is dat boeddha-achtige een tijdje weg. Het gaat in mijn ervaring niet om ‘de Boeddha’ die zijn aanwezigheid zou doen voelen, neen, dat ‘boeddha’ is eerder ‘iets’, dan ‘iemand’,” zei ik.
Ik beperk me in mijn weergave van ons gesprek tot mijn persoonlijke inbreng om recht te doen aan de vertrouwelijke aard ervan. Al wil ik wel verklappen dat mijn zenleraar mij in zulke gesprekken vaak veel vertrouwen schenkt.
Maar zo ervaar ik het dus. Zo leg ik het ook wel eens uit aan goede vrienden, soms hulpeloos leunend op beeldspraak uit een andere traditie, alsof dharmakaya de Schepping is en Gods mystieke lichaam. Al haast ik me hieraan toe te voegen dat deze vergelijking mank gaat aan verschillen die ik niet voor mijn rekening wil nemen.
Heel mijn weg sinds ik in 2007 begon met zenlessen, heeft me altijd verbaasd. Ik zit natuurlijk vaak te neuzen in oude teksten. De weg mag formeel Zen heten, maar de bus heet Mahayana, en het is niet onverstandig je te verdiepen in beschrijvingen van hetgeen je op reis zou kunnen tegenkomen. Maar de veruitwendiging van intellectueel begrip in reële ervaring komt telkens weer zonder aankondiging, onverhoeds.
Er is meer onder hemel en aarde dan de werkelijkheid van een rationele wereldorde. Het spirituele web is daar omheen en doorheen geweven. De bubbel in is zo’n verwonderlijke gewaarwording. Werelden in werelden, zoals in het Chinese boeddhisme van Tiantai en later…
Namu Amida Butsu,
Taigu
Marja Timmer zegt
In één woord : prachtig…dank voor deze uiteenzetting
Carla zegt
Beste Jules,
Ik lees je graag, maar nu….is er ontroering. Dank je voor het delen.
Rob Muylaert zegt
Deze busrit mag eindeloos duren. Bedankt medereiziger.