Ik vind het soms maar raar dat je mediteert terwijl de wereld crepeert. En dat maar blijft doen. In mijn interpretatie zit er een dwingend soort existentiële logica in het boeddhisme, die al begint met het preken van de Boeddha
Bij Jacqueline Stone lees ik dat het boeddhisme in het middeleeuwse Japan een nieuw bevrijdingsparadigma ontwikkelde (Original Enlightenment and the Transformation of Medieval Japanese Buddhism, 1999).
Voor persoonlijke bevrijding was geen ingewikkeld spiritueel transformatieproces meer nodig. De macht van karmische obstructie kon in de nieuwe voorstelling van zaken worden gebroken met één enkele conditie, of dit nu was je toevertrouwen aan Amida Boeddha (Shinran), de mantra reciteren van de Lotus Sutra (Nichiren) of je het inzicht eigen maken in je Ware Aard (Dogen).
Ik vraag me af hoe vaak het boeddhisme in zijn geschiedenis nog meer nieuwe bevrijdingsparadigma’s heeft ontwikkeld. En ik vraag me af in welke ‘bevrijdingsmatrix’, in welke kluwen van voorstellingen over manieren om bevrijding te realiseren, wij ons bevinden in een periode waarin het Westerse boeddhisme blootstaat aan modernistische invloeden.
Mindfulness
Over de vraag hoe vaak het boeddhisme nieuwe bevrijdingsparadigma’s heeft ontwikkeld, kun je een heel boek volschrijven. Duidelijk lijkt mij dat het oorspronkelijke boeddhisme (‘Hinayana’) en Mahayana er verschillende voorstellingen van bevrijding op nahielden. Maar hoeveel precies? Het middeleeuwse Japan laat een doorontwikkeling zien van eerdere voorstellingen uit de voorafgaande geschiedenis van Mahayana.
In onze tegenwoordige bevrijdingsmatrix lijken meditatie en mindfulness in ieder geval een centrale plaats in te nemen. Zo centraal, dat mensen er in een discussie soms moeite mee hebben zich voor te stellen wat er hierbuiten nog meer bij boeddhisme kan komen kijken. Of hoe je bevrijding kunt realiseren zonder dat meditatie eraan te pas komt.
Is bevrijding een particuliere aangelegenheid? En wat doe je met je leven nadat je tot een bevrijdend inzicht bent gekomen?
Gigantische frictie
Ik vind het soms maar raar dat je mediteert terwijl de wereld crepeert. En dat maar blijft doen. In mijn interpretatie zit er een dwingend soort existentiële logica in het boeddhisme, die al begint met het preken van de Boeddha. Gautama leert ons hoe we aan de hand van een pragmatische ethiek invulling kunnen geven aan ons handelen. Zen leert ons (al vanaf vijf eeuwen vóór Dogen) dat beoefening en dagelijks leven één zijn, een goede reden om te zorgen dat je met Zen niet in mystiek blijft hangen.
Met de dagelijkse praktijk heeft het boeddhisme vanaf dag één een gigantische frictie gecreëerd. Dit geldt zeker ook voor de dagelijkse praktijk van onze consumentistische wegwerpsamenleving. Hoe gaat dit verhaal verder?
Samsara is nirvana, ja. Vaak echter is er toch meer samsara dan nirvana. De vraag is dus niet alleen tot welk bevrijdingsparadigma je je als boeddhist gevoelsmatig aangetrokken voelt, maar ook wat dit betekent voor de praktijk van je handelen.
Niet dat ik dit allemaal heb opgelost. Ik ben één derde Dogen, één derde Thich Nhat Hanh en één derde Shinran. Kan dat eigenlijk? Zazen en sociaal engagement onder één dak met een persoonlijk toevertrouwen aan een ‘anderkracht’, in het volle bewustzijn van je onvermogen je op eigen kracht te verheffen uit je samsarische gebondenheid?
Ontrafelen
Als ik Jacqueline Stone lees, dan denk ik: ach, wat zou je over het boeddhisme in onze tijd over een paar eeuwen een mooi boek kunnen schrijven. Ontrafelen van factoren en motieven is stukken makkelijker wanneer alle betrokkenen niet meer in leven zijn.
In het nu is er een complete industrie die dagelijks via de drukpers en de social media een kretologie van mindfulness, compassie en Boeddhacitaten over de mensheid uitstrooit. Er is een gestage stroom van spiritueel toerisme van de ene naar de andere locatie, van boeddhisten en belangstellenden op zoek naar een meditatief moment of een woord van wijsheid uit de mond van een rondreizend lerarenkorps.
Ondertussen slaat het boeddhisme nog geen deuk in een pakje boter in het licht van de vraagstukken waarvoor de wereld zich geplaatst ziet. Mijn vragen zijn vragen in de marge van een spiritueel spektakelstuk waarin op het toneel van de openbaarheid de vrijblijvendheid en de ‘zelf-bevrediging’ vaak niet zijn te onderscheiden van de oprechte inspanning om andere levende wezens te bevrijden. Maar al te vaak worden in het moderne boeddhisme kritische geluiden weggepoetst onder onbegrip of een gemakzuchtige gezapigheid. In het dharmakippenhok liever geen onrust: “Hemeltje, dissonantie; dat is zo onboeddhistisch!”
Naïef lief
In dat opzicht is de spoeling te dun, veel te dun. Naar mijn gevoel gaat boeddhisme te gemakkelijk over ‘mij’ en niet over de ‘ander’. En voor zover het op de ander gericht is, gaat het vaak om een naïef ‘lief zijn voor elkaar’ zonder de slag te maken van woorden naar daden, zonder een ketenverantwoordelijkheid te activeren die verder reikt dan ik-en-mijn-directe-omgeving. In het Mahayana van tegenwoordig komt paradoxaal genoeg gedrag voor dat men historisch gezien aan het Hinayana-kamp toeschreef. Velen schuilen binnen het boeddhisme tegen de boze buitenwereld in plaats van de bevrijding de wereld in te brengen.
Het is ondertussen toch echt onze eigen verantwoordelijkheid om in het heden duidelijk te krijgen hoe precies we ons bevrijding voorstellen, in theorie én praktijk. Duidelijkheid! Het is makkelijk om ons vast te houden aan grote namen uit het verleden en ons in groepsbijeenkomsten te buigen over de bronnen van eeuwenoude tradities. De uitdaging is evenwel om één of meer bevrijdingsparadigma’s te ontwikkelen die de belofte inhouden van een betekenisvol antwoord op de vraag hoe individu, samenleving en bevrijding zich in een eigentijds boeddhistisch perspectief tot elkaar verhouden.
Louis zegt
De Boeddha zegt: wees je eigen licht. Voor mij betekent dat kennis en wijsheid niet te verwarren.